Luister naar

Geloven uit liefde, niet uit angst

Nieuws
‘Verzoening door voldoening’ is de kern van het geloof, schrijft Martin Visser (ND 18 mei). Zonder schuldbesef verliest het evangelie zijn kracht. Voor mij is het evangelie zónder drukkend schuldbesef juist relevanter dan ooit.
Annemieke Bosman een inloophuiskamer in Haastrecht
dinsdag 23 mei 2017 om 03:00
Een Vader die werkelijk van me houdt, zonder mitsen of maren. Gewoon, omdat ik zijn kind ben, samen met al die andere mensen.
Een Vader die werkelijk van me houdt, zonder mitsen of maren. Gewoon, omdat ik zijn kind ben, samen met al die andere mensen. istock

Het woord ‘genade’ heb ik pas leren kennen na mijn 21e. Ik ben niet opgevoed met een orthodox godsbeeld. Op mijn 21e nam ik Jezus als Heer en Verlosser aan, in een pinkstergemeente in de Verenigde Staten. Ik leerde daar dat ik zondig was. Dat ik Jezus nodig had om me te redden en dat ik nu voor eeuwig gered was. Amazing Grace – genade, zo oneindig groot …

God hield van me en dat zou nooit meer veranderen. Een heerlijk idee, al snapte ik niet precies waarom Hij me dan nu pas kon vergeven. Waarom kon Hij daarvóór al niet van me houden?

Ik leerde dat Hij een liefdevolle Vader was, die eerst het offer van zijn Zoon nodig had om daadwerkelijk liefdevol over me te kunnen denken.

bekeerd of niet

In de tijd dat ik godsdienst-pastoraal-werk studeerde aan de Christelijke Hogeschool Ede, maakte ik kennis met de reformatorische variant. Ik leerde opnieuw over mijn zondigheid. Maar hier was de teneur niet zo vrolijk. De straf op de zonde is de dood. Maar als je bekeerd bent, is er hoop. Als je bekeerd bent. Maar hoe zeker kon je daarover zijn?

Ik leerde over de uitverkiezing, zelfs over een dubbele uitverkiezing. Het duizelde me af en toe. Gered of niet gered? Hemel en hel? Wel of niet geliefd door God?

Daarna maakte ik door mijn ziekte kennis met de charismatische bevrijdingspastoraat-variant. God hield altijd al van me en zou altijd van me houden. Als ik Jezus aannam, was ik voor altijd gered en had ik mijn plaatsbewijs voor de hemel. Tof. Alleen die ziekte van me.

Dat was Gods bedoeling niet. God is een liefdevolle Vader en wil me niet ziek. Dus moest er iets zijn. Demonen? Zonden uit mijn verleden? Zonden uit het verleden van mijn voorouders?

Ik leerde nu een liefdevolle Vader kennen die kon zegenen en vervloeken. Maar hoe zat dat dan met de genade? Door Jezus waren toch al mijn zonden vergeven? Was die genade dan niet groot genoeg?

Misschien was het Gods plan nog niet dat ik nu werd genezen, werd me verteld. God zou dan zeker een plan met mijn ziekte hebben. Nu raakte ik helemaal de draad kwijt: dus God is een liefdevolle Vader, maar laat me nog een tijdje pijn lijden omdat dat beter is? Welke Vader laat zijn kind pijn lijden als hij ervoor kan zorgen dat zijn kind geen pijn meer hoeft te hebben?

koers kwijt

Ik raakte in de genadezee behoorlijk mijn koers kwijt. Als God zo veel van mensen houdt, waarom dan alleen van christenen? Waarom verdienen we dan in Gods ogen eerst de doodstraf? Waarom kan Hij pas echt van ons houden als we Jezus aangenomen hebben? Waarom zouden er dan nog vloeken zijn – zelfst tot in het tiende geslacht?

Het was vooral mijn ziekte die me op een andere weg bracht. Ik ging zien wat een vreemde logica er in genade zat: voor-wat-hoort-wat. Om ‘gebruik te maken’ van Gods oneindige liefde, moesten we wel het offer van Jezus aannemen. En God moest, om ons oneindig te kunnen liefhebben, wel eerst zijn Zoon opofferen.

Ik besloot dat er twee opties waren: óf Gods genade was toch niet zo groot (of mijn begrip van God te klein). Of Gods genade en goedheid waren veel groter dan wij mensen aankunnen, en daarom beperkten we het.

Wij mensen willen ons altijd meten aan anderen. We willen weten of we het goed doen. We hebben een voor-wat-hoort-wat-mentaliteit. Niets is gratis. We moeten het verdienen. Voor wie niet op de goede manier in God gelooft, is er geen genade.

Zo was het al bij de uittocht. Voor de Egyptenaren was er geen genade. Het was zo met de Farizeeërs en schriftgeleerden, die ervan overtuigd waren dat alleen zij recht hadden op Gods genade. En het is nog steeds zo. Nog steeds vertellen we mensen over verloren zijn en de hel. En dat God van je houdt als je de goede gebeden bidt, het juiste geloof kiest en daarbinnen nog de juiste versie.

Een jaar geleden nam ik de proef op de som. Ik besloot werkelijk te gaan geloven in Gods oneindige goedheid. In onvoorwaardelijke liefde. In een God die altijd van me hield en zou houden, en die er geen voor-wat-hoort-wat-economie op nahield. Een God die van ieder mens houdt en zich niet laat beperken tot kerkmuren, landsgrenzen en godsbeelden.

geen angst

Ik besloot dat ik geen geloof meer wilde dat op angst gebaseerd was. De angst er niet bij te horen, angst voor de dood, voor het onbekende, angst om het fout te doen.

Ik besloot alleen nog te gaan voor het grote gebod: God liefhebben door je naaste lief te hebben als jezelf. Ik wilde onvoorwaardelijk leren liefhebben en zo op Jezus gaan lijken en groeien op zijn weg van liefde. Ik probeerde in ieder mens iets van God te gaan zien. In vrienden, familie, maar ook in elk mens op straat. Ik probeerde geen gedachten te vormen over hun achtergrond, godsdienst, geaardheid of sociale status. En ik begon te ervaren hoe immens moeilijk dat was en hoeveel vooroordelen er in me leefden.

Ik ontdekte dat mijn geloof helemaal niet gebaseerd was op onvoorwaardelijke liefde. Ik stelde allerlei eisen aan mensen die op zoek waren naar Gods liefde. Ze moesten wel zus of zo geloven, het zondaarsgebed bidden, een Alphacursus doorlopen, gedoopt worden. Ze moesten naar de kerk komen en ingebed worden in het systeem. Kortom, ze moesten zich conformeren aan mijn idee van God. Hmm, dat had ik eerder gehoord in de Bijbel en het had te maken met Farizeeërs en schriftgeleerden. Blind, noemde Jezus hen.

Ik wilde anderen niet meten en beoordelen, maar onvoorwaardelijk liefhebben. Daarvoor moest ik ook mezelf niet meer meten en mezelf onvoorwaardelijk geliefd weten door God. Niet op grond van mijn geloof, of wat ik als christen ‘presteerde’, maar als iets wat ik al gekregen had en slechts hoefde te ontvangen. Inderdaad, om niet. Ik kon er niets aan veranderen. Het was er al en zou er altijd zijn.

Ik begon te begrijpen dat Jezus niet was gekomen om Gods beeld van mij te veranderen – Hij hield immers al van me – maar om mijn beeld van God, van oneindige, onvoorwaardelijke liefde te veranderen.

Ik ontdekte daardoor dat onvoorwaardelijk liefhebben heel moeilijk is. Voor-wat-hoort-wat is zo in de mens geprent, dat we (bijna) opstandig worden als we geconfronteerd worden met onvoorwaardelijke liefde. Het kan niet. Zo kan God niet zijn. Zo makkelijk komen we er niet vanaf.

De ontvangers van mijn erbarmelijke poging onvoorwaardelijk lief te hebben, waren soms argwanend. Waarom zou een christen willen helpen? Er moest een dubbele agenda zijn. Wil ze ons bekeren? Wil ze geld? Wat wil ze van ons?

Ik oefende het in de inloophuiskamer, die ik opende voor iedereen in het dorp. En ik begon te zien hoe liefde werkt. Liefde opent mensen. Ze brengt vrede als mensen die willen ontvangen. Het maakt zelfs de – in mijn ogen – moeilijkste mensen mooi, als liefde hen raakt in hun hart. En het beeld dat ze van God in zich dragen, begint zichtbaar te worden.

vrijheid

En terwijl ik me oefende in deze onvoorwaardelijke liefde en het doorgeven ervan, begon mijn beeld van God af te brokkelen. Het maakte plaats voor het besef dat ik God op allerlei manieren door mijn menselijk denken had beperkt. Hij werd groter, ruimer en het begrip ‘onvoorwaardelijke liefde’ riep blijdschap bij me op en vrijheid. De druk van het ‘moeten’ verdween: moeten Bijbellezen, bidden, vasten …

En hoe meer mijn blijdschap groeide en mijn liefde voor mensen en voor God toenam, hoe meer tegenstand ik ondervond, en ik zelfs onbegrip en woede uitlokte bij sommigen. Bij medechristenen die vinden dat de onvoorwaardelijke liefde van God alleen is voor wie de juiste regels en juiste leer volgt.

Het voelt raar. Waar ik het gevoel heb dichter bij God en mensen te komen, maken anderen me uit voor slechte christen of ketter of zelfs ‘volgeling van de duivel’.

Toch kan ik niet terug. Mijn experiment heeft me veranderd. Het heeft me rust gebracht, vrede, liefde, blijdschap en nieuwe passie voor het verkondigen van het evangelie. Voor de weg van Jezus: God liefhebben en je naaste liefhebben als jezelf. Zelfs je vijanden liefhebben.

En bovenal heeft het me een nieuw beeld van God gegeven. Genade zo oneindig groot … Een Vader die werkelijk van me houdt, zonder mitsen of maren. Gewoon, omdat ik zijn kind ben, samen met al die andere mensen.

Of je het nu wilt of niet. Veranderen kun je het niet, maar erin en ernaar gaan leven wel. <

Mail de redactie
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.
Bij christelijke organisaties lopen geloof en werk soms op een ongezonde manier door elkaar.

Werken bij christelijke organisatie valt soms tegen: zalvende woorden maar onrecht blijft bestaan

Het Nederlands Dagblad besteedde aandacht aan manipulatie, machtsmisbruik in de evangelische wereld. Maar het probleem speelt ook bij andere christelijke organisaties, schrijft Ineke Evink van vakorganisatie CGMV.

Mark Rutte, Geert Wilders en Sigrid Kaag. We hebben deze drie soorten politici nodig. Sterker, we zijn zélf van dit soort types en gedragen ons er naar.

We zijn saai, moralist en boos. En zo zijn ook onze politici. Daarom kunnen ze lastig samenwerken

Wij Nederlanders lijken op Rutte, Kaag en Wilders. Frank van den Heuvel laat zien hoe het karakter van iedere Nederlander bij een van deze drie politici past.

Stel dat ‘doe dit, tot Mijn gedachtenis’ al begint op het land? Dat is dus niet: onderwerp de grond aan een regime van uitputting, tot Mijn gedachtenis.

Avondmaal en eucharistie beginnen in de grond, waar het krioelt van torren en wormen

Jezus zegt niet: spuit gif op de vrucht en het blad en dood in het voorbijgaan alles er omheen, tot Mijn gedachtenis. Theoloog en boer in opleiding Elsa Eikema stelt prikkelende vragen bij ons avondmaal.

Afbeelding

Hoe het lijntje tussen de Nederlandse Gereformeerde Kerken en Israël hersteld kan worden

De Nederlandse Gereformeerde Kerken knipten het 'officiële lijntje' met Israël door, maar zoeken tegelijkertijd naar een manier om toch verbondenheid te tonen. Lieddichter Ria Borkent doet een voorstel.

Behandeling in de gesloten jeugdzorg heeft geen enkele kans van slagen zolang het aan echte nabijheid van hulpverleners ontbreekt.

Staatssecretaris Van Ooijen en Kamerleden, zet jullie boosheid over gesloten jeugdzorg om in actie

Hoe kan het dat staatssecretaris Van Ooijen (VWS) zegt dat de gesloten jeugdzorg misschien maar wat langer open moet blijven? Maak liever meer vaart om goede alternatieven te vinden, betoogt Margot Ende-van den Broek.

De Duitse bondskanselier Scholz staat onder druk: welke wapens gaat hij Oekraïne leveren?

Bondskanselier Scholtz kan een andere keus maken en zo een moreel belangrijke daad verrichten

Komende paasdagen vinden in Duitse steden vredesdemonstraties plaats. De leuze is: ‘Nooit weer oorlog is nú’. Want nú wordt besloten welke wapens Duitsland aan Oekraïne levert. Hans Ester legt uit hoe gevoelig dat ligt.