Jongeren ervaren stotteren als taboe, leerkracht zegt liever niets

© An Nelissen

Leerkrachten willen er geen probleem van maken en zeggen er dan maar niets over. Jongeren ervaren hun gestotter daarom als taboe. Hun klasgenoten gaan er wél ontspannen mee om.

Maxie Eckert

Een jongen die weleens stottert, moet voor de klas een spreekoefening doen. Achteraf blijkt dat de leerkracht punten heeft afgetrokken op de ‘vlotheid’ van de presentatie. Hij heeft het er moeilijk mee, want hij weet niet of zijn gestotter hem parten speelde. Kreeg hij minder punten omdat hij minder vloeiend spreekt dan zijn klasgenoten? Of kwam hij gewoonweg niet spontaan over? Het is een typische situatie waarin stotterende jongeren belanden. Iedereen hoort dat hij of zij stottert, maar er wordt in de klas niet over gesproken. Tot het tot een conflict of misverstand komt, zoals bij een spreekoefening.

‘Als het stotteren het verloop van de les niet hindert, is er volgens de leerkrachten geen probleem. Met de beste bedoelingen zeggen ze er niets over, want ze willen de jongere geen label opplakken’, vertelt Stefanie Adriaensens. Recentelijk verdedigde ze aan de Universiteit Antwerpen haar doctoraat over adolescenten die stotteren. Ze volgde tientallen jongeren gedurende twee jaar, vergeleek hun zelfbeeld met dat van niet-stotterende leeftijdsgenoten en ze analyseerde diepte-interviews met leerkrachten van stotteraars. Daaruit blijkt dat de omgang van scholen met stotteraars voor verbetering vatbaar is.

‘Voor de jongeren zelf is er in elk geval iets aan de hand. Want het stotteren kan een invloed hebben op hun zelfbeeld en hoe ze zich voelen: kom ik slim over, kan ik even goed presteren als mijn klasgenoten, hebben anderen mij wel graag, kan ik mezelf zijn? Hoe hoog het zelfbeeld is, bepaalt wederom mee hoe ernstig de jongeren het stotteren bij zichzelf ervaren. Er schuilen veel onzichtbare processen achter het stotteren. Doen alsof er niets aan de hand is, is voor een deel miskennen wat het met een jongere doet. Dan wordt het een olifant in de klas.’

Positieve opmerking

Stefanie Adriaensens weet waarover ze spreekt en niet alleen door haar onderzoek. Zo’n 1 procent van de schoolgaande jeugd stottert en zij behoorde tot die groep. Intussen is ze de dertig gepasseerd, stottert ze minder en kan ze het goed relativeren. Maar Adriaensens herinnert zich tot vandaag een les Engels in het vijfde middelbaar. ‘Als huiswerk moesten we tongbrekers oefenen: Engelse versies van “de kat krabt de krullen van de trap”. Ik had er hard op geoefend, juist omdat ik stotter. In de klas zei de leerkracht plots dat ik de oefening niet hoefde te doen. Ik voelde me en plein public uit de groep gezet. Zeker als puber is dat lastig.’

De onderzoekster pleit er niet voor om in het andere uiterste te vervallen en bijvoorbeeld groepsgesprekken in de klas op te leggen over het stotteren. ‘De leerkrachten zouden in het begin van het schooljaar wel kort kunnen zeggen dat ze ervan weten en dat ze ermee rekening houden hoe de jongere ermee wenst om te gaan, bijvoorbeeld bij spreekoefeningen. Ook een kleine, positieve opmerking tussendoor kan veel betekenen. Bijvoorbeeld “goed dat je toch je hand opsteekt, ook al is het niet altijd gemakkelijk om te spreken”.’

Klasgenoten

Stotteren zou volgens de onderzoekster in de lerarenopleiding aan bod moeten komen, net zoals dyslexie of ADHD. Dat kan vooral belangrijk zijn voor de jongeren bij wie de ernst van het stotteren schommelt. De meerderheid van de jongeren die Adriaensens heeft gevolgd, was tijdens een periode van twee jaar redelijk stabiel met een ‘lage’ of ‘middelmatige’ stotterernst maar een andere groep ondervond pieken en dalen. Dat ging hand in hand met grote veranderingen van het zelfbeeld op sociaal en academisch vlak. Net die jongeren lopen waarschijnlijk het risico dat ze zich terugtrekken en minder het woord nemen in de klas.

Klasgenoten gaan trouwens doorgaans wel ontspannen om met stotteren. Uit netwerkanalyses van klassen (wie duidt wie aan als vriend in de klas?) blijkt dat de stotteraars niet vaker aan de rand van de groep staan dan andere jongeren. Adriaensens: ‘Het valt wel op dat de stotteraars voorzichtiger zijn als ze hun vrienden aanduiden. Hun klasgenoten beschouwen hen vaker als vriend dan omgekeerd. Wat nog maar eens aantoont dat het stotteren een grote invloed heeft op hoe jongeren zichzelf zien.’