Op kamp in de gietende regen - Louis Van Dievel

Louis van Dievel, schrijver en journalist, kijkt elke woensdag met zijn eigenzinnige blik naar mens en maatschappij. Vandaag is hij bezorgd over natte chiromeisjes.

Ik zat op het terras van een lokale brasserie toen daar een omvangrijke groep chiromeisjes uit een Limburgs dorp arriveerde. Ze geraakten niet verder dan de deur want ze werden door de baas van de drankgelegenheid vakkundig naar een uithoek van het terras gedreven, waar hun aanwezigheid geen kwaad kon. Hun wat smoezelige uniformen, hun muggenbeten en schrammen en blauwe plekken pasten niet bij het middenstandsinterieur.

Honger dat die chiromeisjes hadden! Ik wilde nog waarschuwen dat er geen croques monsieur meer te krijgen waren, maar ja, waar bemoeide ik mij mee.

"Wij kookten vroeger zelf op kamp," zei de mevrouw aan het tafeltje naast ons die het tafereel ook had gadegeslagen half lachend. Het was inderdaad een vreemd gezicht, een jeugdbeweging op kamp die uit eten gaat.

Maar kookten wij vroeger zelf, in onze tijd bij de jeugdbeweging? Nee hoor, dat deden de kampmoeders, voor wie het voederen van zestig jonge wolven in uniform toch nog ontspanning was. Goed tien dagen weg uit de sleur van hun eigen huishouden. Wij wasten hooguit af, in koud, grijs water waarop op den duur een vetlaagje dreef.

Hygiëne was toen niet zo belangrijk, is mijn stellige indruk. Ik spreek over de jaren zestig van de vorige eeuw. We deden elke ochtend een kattenwasje en dat was dat. We deden onze behoefte op een hudo: een stoel met een uitgezaagde zitting boven een gegraven put.

We maakten ongestoord grote kampvuren, we zwommen in iedere plas water die we konden vinden, we speelden ontvoeringen na zonder dat de politie ons spel met zwaailichten en strenge vermaningen kwam stilleggen. We beslopen elkaar in bos en struikgewas. Teken? Nooit van gehoord.

Het kwam niet in ons hoofd op om naar huis te bellen. Om wat te zeggen? Dat we ons rot amuseerden? Er moest al iemand flink koorts hebben of ferm hoesten voor de aspirine werd bovengehaald. En daags voor de traditionele "bezoekdag" stond er altijd stoofvlees met frieten op het menu.

Want dat was het eerste wat onze moeders zouden vragen: wat we gisteren gegeten hadden. Ze controleerden onze rugzak die nog al het propere ondergoed bleek te bevatten terwijl onze vaders de leiding verveelden met heroïsche verhalen over hun kamptijd.

Ja ja, vroeger was alles beter.

Het weer, bijvoorbeeld.

Tijdens onze kampen scheen altijd de zon, van 's morgens tot 's avonds. Dat hoorde zo te zijn, we gingen daar gewoon van uit. En als het eens heel even regende, dan 's nachts, als we er geen last van hadden. Malse zomerregen.

Daar moest ik aan denken toen ik zondagochtend, op weg naar de bakker, aan de chirolokalen van Heide passeerde. Daar bivakkeren in de zomer andere chirogroepen of KSA'ers. Zo gaat dat in de wereld van de jeugdbeweging. Groepen die zelf gastvrij zijn, kunnen ook elders terecht.

Het had de hele nacht gegoten, en de vorige nacht ook al. De kampeerders waren al uit hun tenten gekropen die bijna dreven op de zompige bodem. Ze stonden met opgetrokken schouders te koukleumen in hun sweaters met hoodie, ze wachtten huiverend op de delegatie die de megabestelling bij de bakker was gaan ophalen: koffiekoeken en pistolets.

Er stonden grote plassen op het terrein. Ik vroeg me af of de handdoeken die her en der op de tentzeilen lagen of slap aan draden bungelden, ooit zouden droog worden.

Ik had compassie.

's Avonds, na een onweer en tropische regenbuien, passeerde ik er opnieuw. De groep had haar toevlucht gezocht in de chirolokalen, er klonk muziek, er werd gespeeld. Gekleurde lampions creëerden een bedrieglijk vrolijke sfeer. Het terrein was in een gigantische en diepe plas veranderd. Een leider stond te hozen omdat het waterpeil tot aan de dorpel reikte. Vroeg of laat zouden ze toch weer in die vochtige tent moeten kruipen. Of ernaartoe zwemmen. Ik had grote compassie.

's Nachts werd ik wakker van donderslagen en van de gietende regen. De dakgoot stroomde over. Arme stakkers in hun tenten, dacht ik. Zo is er toch geen lol meer aan. Morgen breken ze hun kamp op, mijn gedacht. Murw geregend, de watjes.

Ik draaide mij nog eens om.

Maandagmiddag ging ik als een volleerde ramptoerist andermaal een kijkje nemen. Na elven was de hemel opgeklaard en scheen volop de zon, voor even toch. Maar ziet. Daar zaten ze buiten te eten, de dappere kampeerders, onder de meegebrachte partytenten. De sfeer was opgewekt. Twee kleine jongetjes schepten modder in een emmer. Wat is er plezanter dan dat? Van Dievel, sprak ik streng tot mijzelf, gij zult niet lichtvaardig oordelen.

Het watje zijt gij.

VRT Nieuws wil op deredactie.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Meest gelezen