Direct naar artikelinhoud
Interview

Tot op de hoes van Leonard Cohen zie je het werk van Brugs collage artist Sammy Slabbinck

Surrealistisch werk gaat de wereld rond dankzij sociale media

Twee zaken vallen op: zijn grote bescheidenheid, en zijn geweldige gevoel voor esthetiek. Het parcours van kunstenaar Sammy Slabbinck is bijzonder. Wereldwijd heeft hij succes met surrealistische collages, en hij ontwierp de hoes van Leonard Cohens laatste album. Hoe het zo ver is gekomen? Door Instagram.

Het is twee uur in de namiddag en het is grijs buiten als we de trap opgaan die naar zijn ­atelier leidt. “Dit is hoe ik werk”, zegt Sammy (40). Hij wijst naar de stapels tijdschriften uit de jaren 60 en 70 die je overal ziet. (Overal betekent op de tafels, op de grond, op de kasten, in de kasten.) “Ik blader, ik knip, en dan beginnen de associaties.”

Dat klinkt eenvoudig. Hij houdt van eenvoud. “Ik ben niet de man van de heel complexe collages. Ik wil slechts enkele lagen in mijn werken, waardoor je rechtstreeks naar de essentie kunt gaan en het beeld voor de toeschouwer heel transparant is.” Het resultaat van hoe hij werkt is niettemin erg ingenieus. Zijn collages zijn slim, grappig, actueel. Bovenal onthullen ze zijn groot gevoel voor evenwicht en esthetiek.

Vlaanderens bekendste kunstenaar is Sammy Slabbinck niet. Misschien omdat hij zich met verschillende kunstvormen bezighoudt. “Mensen die mij kennen van mijn collages weten vaak niet dat ik video’s maak en vice versa.” Misschien omdat hij niet in Antwerpen maar in Brugge woont. “Ach, die clichés over deze stad, ik word daar wat moe van. Mijn werk is internationaal verspreid, Brugge of Antwerpen of België doen er eigenlijk niet toe.” 

Misschien omdat hij zichzelf nauwelijks een kunstenaar durft te noemen. “Als mensen me vragen wat ik doe, antwoord ik meestal ‘grafisch vormgever’. ‘Kunstenaar’ klinkt zo blasé. Ik weet niet of het bij mij past. Mensen die veel zeggen en weinig doen, ik heb er een hekel aan. Ik zal ook nooit staan zwaaien met dure naamkaartjes waar in grote letters ‘artist’ op gedrukt staat. Als het nodig is, schrijf ik mijn contactgegevens wel op een bierkaartje of een servet. Liever zo dan een dure website hebben maar triestig werk maken. De inhoud is belangrijker dan de verpakking. Ben ik een kunstenaar? Ik veronderstel van wel. Toch gebruik ik liever de termen ‘collage artist’ en ‘re-animator’. Het animeren en re-animeren van oude foto’s, die omschrijving past perfect bij wat ik doe.”

‘Als mensen me vragen wat ik doe, antwoord ik meestal ‘grafisch vormgever’. ‘Kunstenaar’ klinkt zo blasé’

Pas sinds Slabbinck de hoes van Leonard Cohens laatste album You Want It Darker maakte, heeft België hem nog wat meer ontdekt. Zo gaat dat dan. Ineens stonden de kranten vol berichten over hem. Belde uitgeverij Lannoo om een boek over zijn werk te maken. En ondertussen hebben drie Belgische bands hem ook gevraagd om hun album te ontwerpen. Wie die bands zijn, mag hij nog niet zeggen.

Mixtapes

Een artistieke opleiding heeft hij niet gehad. Ooit studeerde hij kunstwetenschappen, maar dat was veel te theoretisch naar zijn zin. “Urenlang werd het werk van Van Gogh geanalyseerd, nooit ging het over de mens achter de kunst, met zijn verslavingen en zijn talenten, terwijl dat me net interesseerde.”

In 2006, hij was toen 29, begon hij een galerie in Brugge. Hij stelde jonge kunstenaars tentoon, schilders, beeldhouwers, streetart. Creëren deed hij toen nog niet. “Ik maakte wel mixtapes, die ik uitwisselde met vrienden. We maakten er een sport van om bij die cd-compilaties ook een originele hoes te ontwerpen. Mijn hoezen werden steeds meer collages. En mijn hang naar vintagebeelden was er toen al. Maar met echt creëren ben ik pas begonnen nadat ik in 2009 met de galerie gestopt was. Toen had ik tijd.”

Het was een deur die hij openzette in zijn hoofd, zegt hij. De ideeën rolden er gewoon uit. Twee, drie werken per dag maakte hij soms. “Een verslaving. Dat is het nog. Ik besloot mijn werken naar buiten te duwen. Als je iets maakt, wil je het ook tonen.”

'Rappel' uit 2017.

Hij begon met Flickr, een website waarop je foto’s en video’s kunt delen. Met Instagram was hij aanvankelijk niet bezig. Hij lacht. “Mijn eerste Instagram-foto’s waren van mijn twee katten en van een natuurwandeling in de Ardennen.” Toen hij zijn werk toch meer en meer op Instagram begon te posten, merkte hij dat hij geleidelijk werd opgepikt. 

“Het was geen masterplan. Het is gewoon hoe internet werkt. Sites die content nodig hadden, kwamen bij mij terecht, zodat ik een groter publiek kreeg dat dan weer zijn weg vond naar mijn website. Beetje bij beetje zag ik het groeien. En ineens kreeg ik ook commerciële opdrachten. Dat had ik nooit verwacht. Ik weet nog goed toen Humo belde om voor hen iets te maken. Ik viel van mijn stoel.”

'Ik weet nog goed toen 'Humo' belde om voor hen iets te maken. Ik viel van mijn stoel'

De sociale media vormen een ongelooflijk platform voor creatieve mensen, zegt Slabbinck. “Het is heel democratisch. Of je nu in Timboektoe of Brugge woont, iedereen kan erop posten en opgepikt worden.”

Dan moet je er wel uitspringen. Er zijn massa’s mensen die op sociale media hun creatieve werk tonen. Hij vindt het moeilijk om dat van zichzelf te zeggen. “Het moet zijn dat ik ergens een snaar raak, ja. Je hebt geen controle over wat er gebeurt als je je werk hebt getoond. Ik heb wel heel hard gewerkt. Het zullen ondertussen rond de 450 collages en 300 video’s zijn. Eén iets maken en dan een week wachten tot er respons op komt, zo werkt het niet.”

Het moet erg veel voldoening geven om je werk zo te zien groeien. Dat is waar, zegt hij. En soms staat hij er zelf nog verstomd van. “Iemand die creëert, is meestal heel kritisch voor zichzelf, en heeft niet altijd veel zelfvertrouwen.”

Wanneer beslist hij of een werk klaar is om getoond te worden? Al heel vroeg heeft hij voor zichzelf een regel opgesteld, zegt hij. Als hij het goed vindt, stopt hij met eraan te werken. Anders kun je het kapotmaken. “Maar stop zeggen, is voor iedereen die creëert het moeilijkste. Op ‘send’ klikken blijft nog dikwijls een gevecht.” (glimlacht)

Van Brugge naar Soho

De broer van zijn grootvader was een kunstenaar, zijn vader is er een, zijn broer ook. Hij heeft altijd veel ontzag gehad voor mensen die creëren. Het hield hem tegen om hetzelfde te doen. “Mijn broer is een geniale tekenaar. Ik voelde me altijd een loser tegenover hem. Creatief zijn is niks voor mij, dacht ik altijd.”

De klik is er gekomen vanaf het moment dat hij kon denken: “Soit, ik ga geen rekening meer houden met wat mensen ervan zullen vinden.” Dat heeft hem aangezet tot maken. “Ik probeer die onbezonnenheid nog altijd te hebben. En soms maak ik domme dingen. Maar ik lach er dan mee als ik het gepost heb. Die speelsheid moet je behouden. Anders ga je ideeën beginnen te filteren en af te bakenen, en dat wil ik niet. Alles moet mogelijk en toegelaten zijn in mijn werk. Net door mijn parcours – door tijdens mijn galeriejaren eerst jarenlang te kijken en te analyseren en dan pas zelf te beginnen – heb ik mijn frisheid kunnen houden, denk ik.”

Zijn werk hangt nu in de Michael Hoppen Gallery, een galerie in de Londense buurt Soho. In België heeft enkel Nationale 8 Gallery, die net geopend is in Dilbeek, zijn werk gekocht. “Typisch. Pas als kunstenaars in het buitenland een grote naam hebben gemaakt, krijgen de Belgische galerieën interesse.”

Voor zo’n 1.000 euro heb je een originele Slabbinck-collage. Dat zijn geen Tuymans- of Borremans-prijzen. In dat circuit zal hij ook nooit terechtkomen, denkt Slabbinck. Het hoeft ook niet. “Ik heb er al kunstenaars door zien veranderen. Ineens mogen ze nog maar een beperkt aantal werken per jaar maken, want de prijzen moeten hoog blijven. Als Tuymans één streep verf op een doek zet, is dat al 20.000 euro waard. Wat een verantwoordelijkheid. Hij zal nooit ineens roze puppy’s mogen schilderen als hij dat wil, want dan kelderen zijn prijzen en raken al zijn kopers hun investering kwijt.”

'Als Tuymans één streep verf op een doek zet, is dat al 20.000 euro waard. Wat een verantwoordelijkheid'

Hij zou er wel meer kunnen uithalen, zegt Slabbinck. Hij laat een recent werk zien waarbij twee kussende koppels uit de jaren 70 zo nauwkeurig verknipt en geplakt zijn dat je een prachtig trompe l’oeileffect verkrijgt. Double trouble heet het, en je kunt ernaar blijven kijken, zeg ik. “Ja, ik ben er zelf ook wel fan van. Ik zou er zo twintig kunnen maken, en dan een expo organiseren met als titel De kus. Of De dubbele kus. Commercieel gezien zou dat geen slechte zet zijn. Maar zo zit ik niet in elkaar. Dit heb ik nu gedaan, op naar het volgende. Ik wil elke keer iets nieuws maken.”

'Double Trouble' uit 2017.

Toch twijfelt hij soms. Van de 400 werken die hij heeft gemaakt, zijn er al heel wat originelen verkocht, maar mensen willen vaak ook een digitale print kopen. In principe kan van elk werk een print gemaakt worden, maar dat is tot nu toe slechts bij twaalf à dertien werken ook gebeurd. Prints maken, kost tijd. Tijd die hij niet aan creëren kan besteden.

Meer geld verdienen of trouw blijven aan jezelf, hij lijkt er wat tussen te schipperen. Het is niet gemakkelijk, zegt hij. Een zakenpartner heeft hij niet. Elke beslissing neemt hij alleen. “Ik geef het ook niet graag uit handen, daar moet ik eerlijk in zijn. En ik wil het ook niet uitpersen. Je moet integer blijven voor je klant. Als ik nu 1.000 euro vraag voor een origineel, dan moet dat binnen enkele jaren nog altijd 1.000 euro waard zijn.”

Vader en zoon

Zijn telefoon rinkelt. Hij werpt een snelle blik op het scherm. “’t Is mijn pa. Ik bel hem straks wel terug.” We praten over de kunstenaarsfamilie waarin hij is opgegroeid. De broer van zijn grootvader, Rik Slabbinck, was al schilder. “Ik heb hier een werk van hem staan. Een uit de jaren 50. Wacht, ik laat het je zien.” Hij staat op en tilt een schilderij van de grond dat achter twee grote cactussen verscholen stond. Je ziet een mysterieus stilleven van vazen en sobere bloemen, in tinten donkerblauw. Op een of andere manier ademt het schilderij een duistere sfeer. “Hij speelde met het abstraheren van vormen, een beetje in de stijl van Permeke. In zijn tijd was hij vooruitstrevend. Landschappen schilderde hij ook. Hij heeft veel succes gekend. Vaak tentoonstellingen gehad, goed verkocht ook.”

Sammy Slabbincks grootvader ging een andere kant uit dan zijn broer. Hij zette de traditie van zijn vader voort, die een fabriek had waar religieuze gewaden gemaakt werden. “Die bestaat nog altijd, trouwens. Er wordt nog altijd voor de kerk geproduceerd, maar mijn nicht heeft de zaak uitgebreid met bedlinnen.” Ook Sammy Slabbincks vader heeft de kans gekregen om in de familiezaak te stappen, maar hij heeft het niet gedaan. Ook hij koos voor de kunst, net zoals zijn oom.

Vader en zoon

Frank Slabbinck maakt surrealistisch werk, een stroming waar ook zijn zoon Sammy aan gelinkt wordt. Misschien is het dus niet verwonderlijk dat ze eind deze maand samen zullen exposeren in een Luikse galerie. Maar toch. Zijn ze geen concurrenten? “Als we samen een tentoonstelling doen, kun je niet van concurrentie spreken. Ik denk dat hij nooit verwacht had dat ik zou gaan creëren, maar dat het hem wel veel plezier doet, en dat hij trots is. Zeker op de dag dat hij hoorde dat ik de hoes van You Want It Darker zou ontwerpen. Ik belde hem en zei: ‘Zorg dat je neerzit, papa, ik moet je iets ­vertellen.’ Hij is een heel grote Cohen-fan.”

'Ik vind wel niet dat mijn vader de erkenning heeft gekregen die hij heeft verdiend. Maar zelf interesseerde dat hem niet'

Of ze elkaars werk becommentariëren dan? “Nee, we laten elkaar daarin gerust.” Of hij werk heeft hangen van zijn vader? “Ja.” En zijn vader van hem? “Nee. Ik heb hem nog nooit een werk van mij gegeven.” Hij lacht. “Misschien moet ik dat wel eens doen.” Zullen vader en zoon in dialoog gaan met elkaar op de tentoonstelling in Luik? “We gaan één gezamenlijk werk maken. Ik doe de collage, daarover gaat hij schilderen. Niet eenvoudig, hoor. Het is een zoektocht.”

Eigenlijk had de galerie aan hem gevraagd om te exposeren, vertelt hij, maar omdat het de galerie is van zijn vader, wilde hij het enkel met z’n tweeën doen. “Fantastisch toch, één tentoonstelling met vader en zoon, die allebei surrealistisch maar toch heel verschillend werk maken. Ik werk met wat ik vind, terwijl mijn vader zijn eigen vormentaal heeft gecreëerd.”

Een freudiaanse gedachte: is het niet intrigerend dat de zoon de achtergrond verzorgt, en de vader op de voorgrond treedt? Moet het niet eerder omgekeerd? Hij fronst zijn wenkbrauwen. “De achtergrond is bepalend voor de voorgrond, toch? Bovendien werkt mijn vader niet met achtergronden. Zijn figuren staan vooraan, ik ben degene die bezig is met sfeerschepping.”

Nog een vervelende vraag: is Sammy Slabbinck niet succesvoller op zijn leeftijd dan zijn vader? “Puur commercieel gezien niet. Mijn vader heeft in de loop der jaren grote expo’s gehad die zo goed als helemaal waren uitverkocht. Internationaal gezien ben ik wel bekender, maar dat heeft met internet te maken. Ik vind wel niet dat mijn vader de erkenning heeft gekregen die hij heeft verdiend. Maar zelf interesseerde dat hem niet. In het circuit geraken van Jan Hoet, daar hield hij zich niet mee bezig. Wat dat betreft, ­lijken we hard op elkaar. Het grote verschil is de tijd waarin we werken. Ik ga ook niet naar recepties om te netwerken, maar dankzij sociale media hoef ik dat ook niet.”

'Fancy a Ride' uit 2015.

Drol van een neushoorn

Opgroeien in een kunstenaarsfamilie, het moet bijzonder zijn. Zelf besef je het niet, zegt Slabbinck, omdat je er middenin zit. Maar natuurlijk heeft het zijn blik op de wereld bepaald. “Mijn vader had een groot atelier bij ons thuis. In tegenstelling tot de meeste vaders die buitenshuis gaan werken en om vier uur ’s namiddags uitgeblust terugkeren, ging hij na het ontbijt gewoon naar beneden. Toen ik zes, zeven jaar was, zat ik hele dagen in zijn atelier.”

Ook Slabbincks moeder zit in de schone kunsten. Ze was een kunstlerares en maakte zeefdrukken. “Ik ben opgegroeid met kijken en met de geur van verf. Mijn vader nam me ook mee naar galeries en kunstbeurzen. En toch had ik als adolescent nooit het plan om zelf te gaan creëren. Ik weet nog altijd niet hoe het komt.”

Dit herinnert hij zich wel. Samen met zijn vier jaar oudere broer Stan – die nu een bekende schilder en graffitikunstenaar is – zit hij in het atelier van zijn vader. Allebei hebben ze een blok klei gekregen. “We gingen een neushoorn maken. Mijn broer maakte inderdaad een mooie neushoorn. Bij mij werd het een soort van drol. (lacht) Die twee staan nog altijd naast elkaar op de vensterbank in mijn vaders atelier. Ik heb het altijd gezien als de verpersoonlijking van ons talent.” Hij lacht opnieuw.

‘Mijn broer is een geniale tekenaar. Ik voelde me altijd een loser in vergelijking met hem. Creatief zijn is niks voor mij, dacht ik altijd’

Schoonheid is er altijd geweest in zijn leven. “Mijn vader heeft een enorm gevoel voor kleur. Dat heb ik van hem meegekregen. En mijn oog voor compositie is er ook niet zomaar gekomen. In de woonkamer van mijn ouders stonden Afrikaanse en moderne kunst op een interessante manier naast elkaar. Ook in mijn eigen woonkamer verander ik de dingen constant van plaats. Ik ben heel graag bezig met compositie. Niet alleen in mijn eigen werk. Zo heeft een vriend van mij een winkel in modern design in Knokke, en soms stel ik zijn etalage samen.”

Of hij nooit zin heeft om toch verf en penseel te nemen, en een andere stijlrichting dan het surrealisme te exploreren? “Ik heb al wel eens geschilderd. Maar de onderwerpen sloten toch weer heel erg aan bij wat ik nu doe. Ik denk dat het in mij zit. In mijn denken. In mijn humor ook. Ik hou heel erg van absurde humor. Een schilderij maken van mooie bloemen zal ik nooit doen, denk ik. Er moet dan op zijn minst iets raars uit die bloemen komen.” (lacht)

'Voor 'O', het magazine van Oprah Winfrey, mocht ik zes illustraties maken. Maar ze wilden dat ik er de kantjes en de humor afvijlde. Dat begrijp ik niet'

En dan is er nog zijn videowerk. Zijn Vines (webvideo’s van zes seconden die gedeeld konden worden op het platform Vine) zijn een groot deel van zijn werk, vroeger nog veel meer dan nu. Vine bestaat niet meer intussen, maar Slabbinck blijft stop-motion-animaties maken. Voor Hermès, bijvoorbeeld, of voor Ford en Disney.

Samengevat: Sammy Slabbinck maakt collages, illustraties, videoclips, animatiefilmpjes, en hij heeft eigenlijk ook nog een bedrijfje in postkaarten. Kan hij het nog bijhouden, alle opdrachten die hij krijgt aangeboden? “Het wordt moeilijk. Vorige maand heb ik er twee geweigerd. Voor de eerste keer. Het was te veel. Eén opdracht heb ik ook afgeblazen. Dat hoop ik nooit meer te moeten doen. Voor O, het magazine van Oprah Winfrey, mocht ik zes illustraties maken. Maar na mijn eerste ontwerpen probeerden ze me in een richting te duwen die de mijne niet was. Ze wilden dat ik er de kantjes en de humor afvijlde. Dat begrijp ik niet. Waarom kom je dan bij mij terecht? Ik heb een heel groot verantwoordelijkheidsgevoel als ik een opdracht aanneem, maar als blijkt dat mijn integriteit in gevaar is, haak ik af. Zoiets vreet aan je. Het zou een heel goed betaalde opdracht zijn geweest, maar het bedrag moet wel stroken met hoe je je erbij voelt.”

Even zat hij er bijna door, vertelt hij. Van januari tot begin mei had hij non-stop gewerkt, ook in de weekends. “Het is niet omdat je een dag zit te werken dat je per definitie een goed resultaat krijgt. Er zijn dagen waarop het niet lukt, waardoor je veel langer werkt aan een opdracht dan je oorspronkelijk had voorzien. En als er dan nog tien andere opdrachten wachten waar je je hart en ziel in wil leggen, dan wordt het wel eens te veel. Ik moet dus stilaan beginnen met scherpere keuzes te maken. Wat strenger zijn in wat ik aanvaard. En wat meer op mijn strepen staan, wellicht.”

'It's Time' uit 2015.

Heeft hij nog een leven? Of is dat een foute vraag, en is dit werk zijn leven? “Voor een groot stuk wel, ja. Ik ben ook niet de man die op zaterdag op zijn terras gaat zitten om te ‘relaxen’. Als ik daar tien minuten zit, word ik nerveus en ga ik weer naar mijn atelier. Zo’n videootje maken, eigenlijk is dat pure vrijetijdsbeleving, ik haal er veel plezier uit.”

Bovendien is dit luxewerk, vindt hij. Als vakantiejob heeft hij nog in een visfabriek gewerkt, een vleesfabriek, met de vuilniskar gereden. “Het is een cliché, maar dan weet je wat écht werken is.

Videoclip van Cohen

Dit nog. Wat misschien minder mensen weten, is dat Slabbinck ook de videoclip gemaakt heeft van het prachtige nummer ‘Trave­ling Light’ uit Cohens laatste album. Zalig werk was het, ­vertelt hij. “Het is een hommage geworden. Samen met zijn zoon Adam heb ik beelden uit Leonard Cohens leven gezocht, en die gemonteerd. Ik wou dat het stijlvol werd. Zoals hij zelf was. Kom, ik laat hem nog even zien.”

Videoclip van Cohen

Video’s en clips, daar wil hij zich nog meer op toeleggen, vertelt hij enkele minuten later. “Binnenkort gaat er trouwens nog een clip van mij uitkomen.”

Het is vijf uur als je weer buitenstaat. Het regent ondertussen. In de auto op weg naar huis zit het nummer van Cohen nog in je hoofd. Het is file. Natuurlijk is het file. “I'm not alone, I’ve met a few, traveling light like we used to do.

Thuis scroll je nog even door zijn Instagram-account. Mei 2012: de eerste foto. Inderdaad, het is een kat. (Negen likes.) Niet veel later volgt de tweede kat. (Acht likes.) De collages verschijnen vanaf het najaar. Samen met de hashtag #art.

Op 2 juni opent een expo met werk van Sammy en Frank Slabbinck in de Luikse Galerie Liehrmann. (Sur)Reality Check, het eerste overzichtswerk van Sammy Slabbinck, verschijnt op 13 juni bij Lannoo. Eind dit jaar volgt ook nog een expo in de Londense Michael Hoppen Gallery.