© LD

Tom Boonen: “Vrouwen zeggen me alles wat een man wil horen”

Op 4 oktober komt de derde film van de Truiense cineast Michael Roskam (44) uit. Le Fidèle, met Matthias Schoenaerts en Adèle Exarchopoulos in de hoofdrollen, speelt zich af tegen het decor van de autosport. En da’s geen toeval, want Roskam is een racefanaat en verschijnt vandaag aan de start van de 24 Uur van Zolder, met Tom Boonen als een van zijn tegenstanders. Al is dat laatste woord misschien wat ongelukkig gekozen. “Want”, zeggen ze, “we gunnen mekaar de overwinning.”

Jo Smeets

We spreken af waar racers graag afspreken als ze in Zolder zijn: in Foodcafé Spork. Meteen wordt duidelijk dat er aan de gesprekstafel geen sprake is van rivaliteit. Van Boonen is bekend dat hij het Kempens verkiest boven het Algemeen Nederlands, wat Roskam zo op zijn gemak stelt dat hij regelmatig overschakelt op Sint-Truidens. Dat zijn auto een nieuwe boite gekregen heeft, zegt hij. En dat daardoor alles anders is, waardoor hij zijn slechtste proefrit ooit gereden heeft. “Toen ik uit mijn auto kwam, zag ik scheel, zo intens was het geweest.” “Het is allemaal een kwestie van vertrouwen”, zegt Boonen. “Ook in ons team is het vertrouwen soms zoek. Dan moet je meteen terug achter dat stuur, zodat twijfels geen vrij spel krijgen.”

Tom rijdt in Belcar 1, Michael in Belcar 3. Worden daar grapjes over gemaakt?

Tom: “Daar is geen reden toe, want ik had met ons team ook graag in een lagere klasse gereden. Omdat de andere auto’s in ons klassement allemaal fabriekswagens zijn: Porsches die je gewoon moet uitpakken, en ermee vertrekken. Maar onze Mustang is home fabricated. We moeten ons dus geen illusies maken, want we zullen straks zeker níet op dat podium belanden.”

Kon jij ook niet voor Porsche gaan rijden?

Tom: “Zwijg al maar. (lacht) Dat is een moeilijk onderwerp. Als je met een Porsche rijdt, heb je 95 procent kans dat je de finish haalt, en bij ons is dat natuurlijk iets meer zoeken. Het kost ons bloed, zweet en tranen, maar dat is ook net het mooie eraan. Een maand geleden zag ik het niet meer zitten omdat het allemaal zo moeizaam ging, maar sindsdien heeft het hele team bergen verzet, en dat is zó schoon om te zien. Ik denk dat, als wij straks de finish halen, dat minstens even goed zal aanvoelen als een podiumplaats in het wielrennen.”

Behoort dat tot de mogelijkheden?

Tom: “Het zal moeilijk worden om alles op tijd klaar te krijgen, maar de laatste dagen heeft de auto het wel zeer goed gedaan, dus ik heb goede hoop. Ik heb trouwens de indruk dat de autosport weer leeft, de jongste jaren. De mensen komen weer kijken, en daar draait het uiteindelijk toch om.”

Ligt dat aan het feit dat er steeds meer vedetten aan de start verschijnen?

Michael: “Dat zal wel een beetje meespelen.”

Tom: “Maar je moet dat nu ook weer niet overschatten. Ik denk niet dat er duizend man extra komt kijken omdat ik toevallig meedoe.”

Hoeveel volk zou er komen om Michael Roskam te zien racen?

Michael:(lacht) “Ik weet dat mijn ma komt.”

Tom: “Os ma komt zeker niet. Vroeger kwam ze nooit naar de koers, en nu dus ook niet. Ze vindt dat allemaal veel te spannend en te stresserend.”

© Luc Daelemans

Michael: “Die van mij is vooral bezorgd: Zijt voorzichtig, en rij niet te rap.(lacht) Jamaar ma, ’t is wel de bedóeling dat ik rap rij!”

“Als ik in die racewagen zit, word ik gedwongen om alleen met dat racen bezig te zijn, da’s wel eens aangenaam voor de verandering.”

Tom: “Ik ben een heel gedreven persoon, en kan me doorgaans moeilijk ontspannen, maar als ik in die auto zit, kan ik echt rustig zijn. Wat in mijn geval zeer zeldzaam is.”

Michael: “Doorgaans ben ik voortdurend aan het piekeren, dat brengt mijn job nu eenmaal met zich mee. Dag en nacht. Maar in de auto valt dat allemaal weg: zorgen aan de kapstok, niet nadenken, racen...”

In een vorig leven was je autosportjournalist. Is achter het stuur zitten fijner?

Michael: (snel) “Ja. Ik wist toen al dat ik niet voor eeuwig sportjournalist zou blijven, maar ik was pas afgestudeerd, had dringend werk nodig. Wat niet evident is als je van de kunstschool komt en schilderkunst heb gevolgd. Ik herinner me dat ik een vakantiejob had in de Monroe in Sint-Truiden. Met mijn maten wat aan de band gaan staan en de hele dag kletsen, tot er iemand riep: Wie is hier die schilder? Ik stak triomfantelijk mijn hand omhoog, maar dat had ik beter niet gedaan, want vervolgens mocht ik in mijn eentje een maand lang buizen gaan schilderen. Daarna ging ik aan de slag als koerier, en toen kwam die job van sportjournalist op mijn pad.”

Hoe zit het op de openbare weg? Durven jullie daar ook wel eens te racen.

Michael: “Ik heb nog steeds mijn tweedehands Volvo V70, en daar ben ik content mee. Dus nee, racen zit er niet in, maar dat is de bedoeling ook niet.”

Tom, je arriveerde hier net met je Porsche 911 en je hebt nog een Lamborghini, Ferrari en andere snelheidsbakken in je garage staan. Rij jij nog wel eens met een gewone auto?

Tom: “Zeker, ik rij meestal met mijn BMW 5. En wat die sportwagens betreft: alleen mijn oude Porsche is ingeschreven. Bovendien heb ik mijn Ferrari verkocht, en de rest ook grotendeels: ik heb bijna geen moderne sportwagens meer.”

Michael: “Ik heb nog een kleine Caterham, om mee te rijden als het goed weer is.”

Tom: “Da’s als motorrijden, maar dan met vier wielen. Dezelfde ervaring heb ik met mijn Donkervoort. Zeer basic, maar fijn.”

Michael, op 4 oktober komt ‘Le Fidèle’ in de zalen. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van het racemilieu. Waarom?

Michael: “Ik ben een Formule 1-fanaat sinds mijn vierde. In 1979 heb ik Mario Andretti nog zien racen in Zolder, dat was de max. Wat was er meer rock-’n-roll dan Formule 1 in de jaren zeventig? James Hunt, Niki Lauda, Riccardo Patrese...”

Tom: “Toen mocht je nog een playboy zijn.” (lacht)

Michael: “Wees maar zeker, met de champagne in de ene hand en de sigaret in de andere.”

Tom: “Als je vandaag als sportman één tiende zou doen van wat ze vroeger deden, steken ze je in den bak. Maar toen kickte het publiek daar op, omdat die sportmannen gewoon konden zijn wie ze waren. Tegenwoordig krijg je overal van die voorgekauwde pr-shit: Als ze dit vragen, moet je dat zeggen. Jongens, waar gaat het op den duur nog over? Zien we nog wel echte mensen aan het werk?”

Dat klinkt alsof je maar al te goed weet wat mediatraining is.

Tom: “Nee, ik ben altijd mijn eigen geweest.”

Nooit voorgekauwde pr-shit verkondigd?

Tom: “Dat werd niet gedaan bij ons in de ploeg, ze lieten ons gewoon doen.”

Michael: “Ik denk dat dat voor Tom wel geen probleem geweest zal zijn, met zo’n prestaties.”

Tom: “Ik heb altijd een vrije goede verstandhouding gehad met de pers. En ik heb nooit fotografen in mijn haag gevonden. (lacht) In Nederland zou het anders geweest zijn, denk ik. Gelukkig is dit maar Vlaanderen. Maar hadden we het niet over de nieuwe film van de Michael?”

Michael: “Ik wilde dus een liefdesverhaal vertellen en daarnaast twee, door adrenaline gedreven milieus met mekaar in contact brengen: het misdaadmilieu en de racesport. Ik zie Le Fidèle als het tweede deel van mijn misdaadtrilogie: in het eerste deel, Rundskop, speelde de hormonenmaffia een rol en voor Le Fidèle heb ik me laten inspireren door gangsters uit de jaren negentig, figuren als Patrick Haemers en Murat Kaplan. Die gangsters hun vrouwen waren vaak even bekend als zij, dus daar zitten mooie liefdesverhalen in. Bovendien is de vrouw van Kaplan ooit nog Belgisch kampioen rallyrijden geweest. Zie je, al dat soort gegevens heb ik door mekaar gegooid en gefictionaliseerd tot een melodramatisch liefdesverhaal.”

Matthias Schoenaerts vertolkt de rol van Gigi Vanoirbeek, die soms inderdaad aan Patrick Haemers doet denken. Eén ding hebben ze gemeen: Vanoirbeek is tot gruwelijke dingen in staat, maar je gaat wel sympathie voor hem voelen, net zoals Haemers destijds sympathiek werd bevonden. Als regisseur heb je je vast afgevraagd hoe je de juiste toon moest vinden.

Michael: “Ik heb daar inderdaad mee geworsteld. Martin Scorsese is wat dat betreft mijn grote voorbeeld. Hij heeft me geleerd dat je met een misdadig personage alle facetten van de mens in beeld kunt brengen. Niet alleen de slechte, maar dus ook de goede. Ik vind het belangrijk om de kijker te tonen dat er niet zoiets bestaat als zwart en wit. Je hebt enerzijds Gigi: een duister figuur maar supersympathiek, en aan de andere kant zijn vriendin die de onschuld zelve is. Wat ik wil meegeven is dat je altijd het verhaal achter een persoon moet kennen, dat je niet te snel moet zijn met je oordeel. In mijn volgende film zal ik daar nog dieper op ingaan: waar begint wraak, wanneer is het rechtvaardig? Met Le Fidèle probeer ik ook aan te kaarten dat ons gevangeniswezen zich nog niet ontwikkeld heeft sinds de Franse revolutie. De enige vooruitgang die er geboekt werd, is dat ze psychiatrische gevallen hebben gescheiden van de misdadigers. Maar verder? Het is een onwaarschijnlijk achterhaald systeem van straffen. Blijkbaar zijn er mensen die geloven dat we veiliger zijn als we mensen die iets fouts hebben gedaan, straffen. Ik ga er vanuit dat we genoeg gezond verstand hebben om te evolueren naar een maatschappij waarin logisch wordt nagedacht. Als mijn zoon iets fouts heeft gedaan, ga ik hem niet zó hard aanpakken dat het erna alleen maar erger wordt. Nee, ik ga hem iets proberen bij te brengen. Straffen om te straffen is volgens mij geen optie, daarom steun ik vzw De Huizen, dat streeft naar een penitentiair systeem waarin een persoonlijke aanpak van gedetineerden mogelijk is. Trouwens, we gaan een première van Le Fidèle organiseren in een gevangenis. Ik wil dat die mannen ook eens als eerste iets te zien krijgen, dat moet niet altijd voorbehouden zijn voor de jetset van België. Versta me niet verkeerd: ik wil niet zeggen dat ik sympathie heb voor misdadigers...”

© Luc Daelemans

Tom: “Ik begrijp volledig wat je wil zeggen. In Scandinavië wordt er met succes geëxperimenteerd met een alternatief penitentiair systeem.”

Michael: “Daar moeten wij ook naar toe, naar kleinere gevangenishuizen. Ik wil gewoon dat we een veilige maatschappij creëren voor onze kinderen.”

Nog even terug naar de film. Van Matthias Schoenaerts is bekend dat hij telkens diep gaat voor zijn rol. Was dat ook hier het geval?

Michael: “Ja, maar deze keer om andere redenen. Zijn mama is overleden tijdens de opnames en dat was heftig. Ik had er rekening mee gehouden dat we de opnames een week moesten onderbreken, maar dat wilde Dominique (Wiche, de moeder van Matthias, red.) absoluut niet. Een geweldige vrouw, en uit respect voor haar en Matthias dragen we de film aan haar op. En dan besef ik hoeveel chance ik heb dat mijn mama nog in zeer goeie gezondheid is en ik haar in levende lijve op de première naast me heb staan.”

En dan speelde het onderwerp van de dood ook nog eens rol in ‘Le Fidèle’.

Michael: “Er zit een feestscène in de film die we hebben opgenomen op de ochtend nadat Dominique is overleden. Ik dacht dat Matthias daar niet toe in staat zou zijn, maar hij zei: Laat de camera maar draaien, mama heeft gezegd dat we door moeten gaan. Hij vond dat blijkbaar beter dan thuis te zitten piekeren, wat ik volledig begrijp. Die scène is trouwens zeer goed geworden. Wellicht door de ultieme inspiratie die Dominique ons - met haar wens om door te gaan - heeft geschonken. Op die manier krijgt het voor ons allemaal extra veel betekenis. Maar wees er maar zeker van dat we het soms moeilijk hebben gehad op de set.”

Het begrip voor gedetineerden dat je tentoonspreidt, zit ook in de aanpak van de gevangenisdirecteur in ‘Le Fidèle’.

Michael: “Dat soort mannen bestaat, maar ze moeten roeien met de riemen die ze hebben. Ze werken in een systeem dat onmenselijk is en proberen daar wat menselijkheid in te brengen. Doorgaans zijn cipiers en gevangenisdirecteurs in films de grootste klootzakken, maar in Le Fidèle zijn dat allemaal goeie mensen. Omdat ik niet wil meedoen aan dat soort diabolisering.”

Tom: “En het strookt met de realiteit. Een kameraad van mij is cipier, en die gaat haast vriendschappelijk om met de gevangenen. Lore heeft in het Sint-Ferdinandinstituut in Lummen gewerkt, en daar heeft ze geleerd dat kansarmoede overgaat van generatie tot generatie. Dat zit vaak in de familie, en de betrokkenen geraken simpelweg niet uit die vicieuze cirkel. Die kinderen komen op hun dertiende terecht in die school, en stapelen de accidenten vervolgens op.”

Werkt Lore al opnieuw?

Tom: “Nog niet, misschien als de kinderen in september naar school gaan, dat moeten we nog bekijken. Wat Lore in zich draagt, dat sociale, dat heb je of dat heb je niet. Het is iets wat je simpelweg niet kan leren. Nu, met zo’n job verdien je natuurlijk niets, da’s de keerzijde van de medaille. Het zijn allemaal doorgoede mensen die dat werk willen doen, maar ze worden er nauwelijks voor gehonoreerd. In ons geval is dat niet erg, want wij hebben het financieel goed, maar ik kan me voorstellen dat de sector veel goede werkkrachten misloopt door dit systeem. Nu, ik weet niet of Lore nog terug zal gaan. We hebben die kinderen nu, hé. Dat heeft alles veranderd.”

Michael: “Dat zal wel. Jullie hebben dan ook nog een tweeling.”

Tom: “Die klein mannen hebben heel mijn kijk op de wereld veranderd. En ook die van Lore. Vroeger konden we onze zorgen op het werk laten, maar nu projecteer je alles wat je meemaakt op je gezin. Ik ben nooit een killer geweest, maar het was nu ook weer niet zo dat de emoties van me afdropen. Maar dan moet je me nú eens zien! Ik hoef nog maar beelden van vluchtelingen te zien en ik word al zot. Echt, ik ben zo een softie geworden.”

Michael: “Kinderen hebben, het is onwaarschijnlijk wat dat met je doet. Volgens mij brengt het een chemisch proces teweeg in mijn lichaam. Als ik, zoals in The Matrix, in slow motion een kogel uit de loop van een pistool zie vertrekken richting mijn zoon, zou ik die zonder nadenken voor hem opvangen. Allez, zonder nadenken uw leven geven voor iemand anders, hoe raar is dat? Maar je doet dat gewoon. Wel, dát gevoel, ik word daar week van.”

Zijn jullie betere mensen geworden door het vaderschap?

Tom: “Ik denk dat wel, ja. Niet dat ik een slechte mens was, maar nu heeft mijn persoonlijkheid toch iets extra gekregen. En kinderen hebben is natuurlijk ook gewoon heel fijn. De dinges die ze vertellen, de kinderlijke logica die ze hanteren... Daardoor denk ik vaak: Maken wij volwassen het ons niet allemaal wat te moeilijk?”

Michael: “Ik probeer mijn zoon - waarschijnlijk tot vervelens toe - duidelijk te maken dat de deur altijd openstaat voor hem, wat hij ook doet. Zelfs als hij de grootste stommiteit heeft begaan.”

Tom: “Da’s de enige manier.”

Michael: “En dan voeg ik eraan toe: Soms zal ik je wel eens de les lezen, en jij zal dat misschien interpreteren als gezaag, maar dat is mijn taak.”

Na de opnames van ‘The Drop’, die plaatsvonden in de VS, zei je dat je nooit meer zo lang van je gezin weg wilde zijn.

Michael: “Da’s meteen waarom ik nu meer de focus leg op projecten die ik hier kan uitwerken. En dankzij The Drop heb ik een reputatie die mij toestaat om van thuis uit te werken voor de Amerikaanse markt. Naast het derde luik van mijn misdaadtrilogie - waarin waarschijnlijk witteboordencriminaliteit aan bod zal komen - werk ik ook nog aan een Amerikaans verhaal. Het is fijn dat ik daarvoor niet voortdurend naar Hollywood moet.”

Ben je vertrouwd met het werk van Michael, Tom?

Tom: “Zeker, ik ben fan.”

Michael: “Ik ben ook fan van u, Tom. (lacht) Hoe vaak heb ik niet naar de tv staan brullen tijdens een massasprint.”

© Luc Daelemans

Het succes dat jullie hebben is misschien niet te vergelijken, maar vertel eens hoe jullie er normaal onder blijven?

Tom: “Ik heb niet veel moeite om normaal te blijven, en dan zal je zien dat de mensen ook normaal op je reageren. Ik denk dat je aantrekt wat je uitstraalt. Als ik nu met brede schouders over straat zou lopen met een houding van: Iedereen opzij, jullie moeten allemaal naar mij luisteren, dan zal ik ook dat soort mensen aantrekken.”

“Ik ben ook altijd met plezier op de foto gegaan met mensen. Collega’s hebben zich wel eens afgevraagd hoe ik dat volhield, maar ik had er geen moeite mee. Als een groepje van vijf mensen me vraagt om een foto, is dat zo gepiept als ik meewerk. Maar als je dan begint te discussiëren over het feit dat je dat niet wil, ben je een uur kwijt. En dan vinden de mensen je op het einde nog een lul en een eikel ook. Dus is er maar één optie: normaal blijven doen.”

Zeggen de mensen dan nooit rare dingen, Tom?

Tom:(snel) “Dat wel.”

Geef eens één voorbeeld.

Tom: “Van de mannen of de vrouwen?

De vrouwen.

Tom: “Tja, waar zal ik beginnen? (lacht) Laten we het erop houden dat vrouwen me zo ongeveer alles zeggen wat een man wil horen.”

Michael: “Da’s zoals met Matthias Schoenaerts. Als ik met hem op stap ga, lijkt het wel of ik een onzichtbaarheidscape draag. Ik zweer het je: ik kan een café binnenstappen in mijne blote met een cravatte rond mijn kop. Als Matthias naast me staat, zal niemand me zien.”

Tom, wat ga je allemaal doen nu je geen wielrenner meer bent?

Tom: “Al mijn vrije tijd gaat naar de autosport. Verder heb ik me voorgenomen om ook in september nog vakantie te nemen, en daarna zullen we wel zien. Ik ben bezig met iets in het wielrennen, maar dat is nog niet concreet. Voor de rest? Ik denk dat ik niet meer te veel ga doen.”

Da’s gek, toen je afzwaaide zei je dat je per se bezig wilde blijven.

Tom: “Wel, ik heb m’n eigen bedacht. Echt waar. Ik had eerst een heilige schrik om me te vervelen, maar toen die stress van de koers wegviel, beviel me dat wel. Ik heb zelfs afspraken uitgesteld omdat ik hou van die lege agenda. Een halfjaar per jaar zo wat actief bezig zijn, dat wil ik nog wel, maar voor de rest ben ik het liefst thuis. Nu, het kan dat ik over twee jaar van gedacht verander, maar nu de kinderen nog klein zijn vind ik het geweldig om thuis te zijn. Want de tijd die ik van huis ben, krijg ik nooit meer terug.”

“Weet je, ik wist al een jaar dat ik zou stoppen met koersen, daarom is de overgang voor mij niet te abrupt geweest. Ik heb geen aanpassingsmoeilijkheden gehad, en ik heb de koers nog geen seconde gemist.”

Je hebt blijkbaar geen talent voor melancholie?

Tom: “Dat klopt. Ik kan daar niet zo goed mee om. Als me iets te doen staat, zal ik dat zo goed mogelijk doen. Maar iets dat stopt... Nee, daar heb ik niet zo veel moeite mee. Da’s toch een zekerheid waarmee elke sportman vroeg of laat te maken krijgt: dat het stopt. Ik heb er het maximum uitgehaald.”

Michael: “Ik denk dat dat wel helpt.”

Tom: “Sterker: ik heb méér gepresteerd dan ik me ooit heb vooropgesteld. En wielrennen is zo’n zware sport dat je op een bepaald moment gewoon blij bent dat het voorbij is. Da’s geen sport voor watjes, hé. Ik heb een paar uurtjes naar de Eneco Tour gekeken - een wedstrijd waarin ik toch altijd redelijk goed was - en ik dacht: Ze meugen ’t hemme.”

Michael: (lacht)

Tom: “Het is gewoon zo, ik heb het allemaal gehad. Het enige wat ik mis, zijn die zeldzame momenten in een koers waarin alles op zijn plaats valt, waarin alle zorgen in je hoofd zich als vanzelf lijken te ordenen. Maar da’s the magic, en die momenten zijn bijzonder schaars. Ik weet met zekerheid dat ik dat soort euforie nooit meer zal ervaren, in geen enkele uitdaging die ik nog zal aangaan.”

Vind je dat vooruitzicht niet triest?

Michael: “Waarom zou dat triest zijn? Ik vind het veel triester voor de mensen die zoiets nóóit hebben meegemaakt.”

© Luc Daelemans

Tom: “En da’s zo ongeveer 99,9 procent van de wereldbevolking. (lacht)Weet je wat ik wél nog eens zou willen? Op de top van Mount Everest staan.”

Niet helemaal onmogelijk voor jou, denk ik.

Tom: “Klopt, maar ga dat thuis maar eens uitleggen.” (lacht)

“Ik heb gewoon het geluk gehad dat ik op jonge leeftijd mijn talent heb ontdekt, en daar heb ik het allerhoogste mee bereikt. Wat denk je? Dat ik nu ga zeggen: Moh, kijk eens hier, hier ligt nóg een talent. Het zou mooi zijn mocht ik ooit eens een Belcar-wedstrijd kunnen winnen, maar verwacht niet dat ik daar dezelfde voldoening ga uithalen als uit een solo van zestig kilometer afronden in de schoonste koers van de wereld.”