Direct naar artikelinhoud
Postuum

Geluidstovenaar van de jazzgoden

Niemand kon Miles Davis zo funky laten klinken als hij. Ook andere sterren van het fameuze Blue Note-label namen het liefst op in Van Gelders studio. Zijn geheim heeft hij nooit willen prijsgeven.

Rudy Van Gelder, hier in zijn studio, kon opnamen laten klinken alsof de muzikanten bij je thuis in de woonkamer speelden.Beeld RV

Niemand was in de jaren vijftig en zestig bij zo veel legendarisch geworden jazzplaten betrokken als Rudy Van Gelder. De donderdag thuis in New Jersey op 91-jarige leeftijd overleden geluidstechnicus heeft zo ongeveer alle jazzgrootheden voor zijn microfoons gehad. Miles Davis, Thelonious Monk, John Coltrane, Wayne Shorter, Herbie Hancock en Sonny Rollins - allemaal namen ze platen op in de studio van Rudy Van Gelder. Van 1953 tot 1959 in het huis van zijn ouders in Hackensack, New Jersey, en van 1959 tot aan zijn dood in zijn zelfgebouwde studio in Englewood Cliffs, New Jersey.

Opticien gaat muziek maken

Hoewel hij al vroeg werd gegrepen door jazzmuziek leek het Van Gelder (zijn vader kwam uit Arnhem, zijn moeder was Amerikaanse) verstandiger een 'echt' vak te leren, dat van opticien. Maar de ruimte die hij voor zijn hobby in het huis beschikbaar had gemaakt als opnamestudio, werd steeds vaker gefrequenteerd door bevriende muzikanten. Toen een van hen, saxofonist Gil Mellé, hem in 1953 introduceerde aan de producent Alfred Lion van het Blue Note-label bleek deze zo geïmponeerd dat hij zijn artiesten bij voorkeur in Hackensack liet opnemen.

Niet alleen Blue Note maar ook Prestige en later Impulse! vonden de weg naar New Jersey. Van Gelder kon de vraag nauwelijks aan. Overdag werkte hij aanvankelijk nog als opticien; opnemen kon alleen 's avonds en in het weekend. Om hun zoon niet in de weg te lopen bouwden zijn ouders een nieuwe ingang naar hun slaapkamer.

Bescheiden

Miles Davis was onder de indruk van het harde funky bandgeluid dat Van Gelder in april 1954 aan zijn plaat Walkin' had gegeven. Thelonious Monk vernoemde in datzelfde jaar een compositie naar de plaats waar zijn geliefde studio zich bevond, Hackensack.

Zelf bleef Van Gelder bescheiden over zijn rol. Hij was slechts de technicus, of de probleemoplosser, zoals hij in 2006 tegen de Volkskrant zei. 'Je moet me niet verwarren met de producer; die huurde de musici, bepaalde het repertoire en wat er uiteindelijk op de plaat kwam.'

Over wat hem dan zo bijzonder maakte en waarom niet alleen de labels als Blue Note en Prestige maar ook de artiesten zelf zo met hem wegliepen, heeft hij zich nooit uitgelaten. In 1999 begon hij met het remasteren van zo'n 250 albums uit de Blue Note-catalogus. Het resultaat was vaak adembenemend, alsof de muzikanten bij je in de woonkamer staan te spelen. Maar wat nu zijn geheim was? 'Ik ga het niemand vertellen', zei hij in dat interview uit 2006, en tot aan zijn dood heeft hij woord gehouden.

Tien topplaten die Rudy van Gelder opnam

Miles Davis All Stars: Walkin' (Prestige, 1954) Horace Silver and The Jazz Messengers: idem (Blue Note, 1955) Sonny Rollins: Saxophone Colossus (Prestige, 1956) John Coltrane: Blue Train (Blue Note, 1957) Cannonball Adderley: Somethin' Else (Blue Note, 1958) Hank Mobley: Soul Station (Blue Note, 1960) The Gil Evans Orchestra: Out of the Cool (Impulse!, 1960) Eric Dolphy: Out to Lunch! (Blue Note, 1964) John Coltrane: A Love Supreme (Impulse!, 1965) Herbie Hancock: Maiden Voyage (Blue Note, 1966)