© Joren De Weerdt

Op zoek naar de Little Five van de Kempen

De buffel, de leeuw, het luipaard, de neushoorn en de olifant. Deze Big Five duiken niet frequent op in de Kempen. En dus concentreren wij ons op de Little Five. Vijf ­bijzondere diertjes die zich ­schuilhouden in ­onze ­regio. Spoor­zoeker tijdens ­deze ­verrassende safari door de plaatselijke brousse is professor­-bioloog Hans Van Dyck (46) uit ­Herentals. Een ­wetenschapper met een visie, en met een net.

Stefan Laenen

Professor gedragsecologie aan de universiteit van Louvain-la-Neuve. Grote broer van acteur Tom Van Dyck. Huisbioloog bij Van Gils & Gasten. Wereldautoriteit in de vlinderkunde. Voormalig notoir fuifbeest in het Herentalse nachtleven. Gediplomeerd natuurgids. Columnist, opiniemaker en vader. Deze opsomming is slechts een bloemlezing van de ­verschillende facetten waartussen Hans Van Dyck fladdert. Bijgevolg is deze enthousiaste verteller ­onze geknipte gids om de grote weetjes van de ­kleine beestjes te verklappen.

“En niet te vergeten: hoofdredacteur van het toonaangevende tijdschrift Stichting ­Natuurweelde”, vult Van Dyck met een knipoog aan. “Het was een blaadje over fauna en flora dat ik als tiener uitgaf ­samen met mijn broer Tom en vriend Christophe Lambrecht (presentator bij Studio Brussel, red.) We kregen echter het - achteraf gezien dwaze - idee om een deel in ­codetaal te schrijven. Tot we na verloop van tijd onze eigen codes niet meer konden kraken (lacht). De redactie van Stichting Natuurweelde is ontbonden, mijn verwondering voor de natuur is gebleven en er is veel wetenschap bijgekomen. De passie voor natuur deel ik nog steeds met Tom. Hij woont in hartje Antwerpen, maar sms’t geregeld: ‘Hans, een sperwer valt een merel aan in mijn hof!’ (glimlacht)”

© Joren De Weerdt

Kleine watersalamander

Sherlock Holmes zijn vergrootglas, Indiana Jones zijn zweep en Hans Van Dyck zijn net. Een knappe kop verlaat nooit het huis zonder geschikte uitrusting. Hans graait in de vijver van De Brink in Herentals, op zoek naar de kleine watersalamander. “Het tofste pretpark ter wereld past in een bokaal”, benadrukt hij. “De verjaardag van een van mijn kinderen vierden we rond deze vijver. Vriendjes en vriendinnetjes vingen salamanders en insecten. Tegen dat partijtje kon geen binnenspeeltuin tegenop. Ik wil kinderen weer de natuur injagen. Zelf trok ik als kind urenlang op ontdekkingstocht. In bomen ­klimmen om vogels te spotten. Dikkopjes vangen om vervolgens in de sloot te tuimelen.”

“Tot frustratie van grote broer ­Peter, die altijd wilde voetballen. Ik pleit er vurig voor dat de meester en de juffrouw met hun klassen weer de natuur in trekken. Daags tevoren wel een briefje meegeven voor de ouders: ‘Mijnheer/mevrouw, uw kind gaat vuil worden.’ (lacht). In De Brink vergaderen maandelijks de natuurgidsen. Ik ben gids sinds 1986, al heb ik er nu nog nauwelijks tijd voor. Soms leidde ik stadsmusjes - jonge leerlingen uit de grootstad - rond. Als ik vroeg welke vogel ze hoorden, gokten ze erop los. Een kanarie? Een parkiet? Een papegaai? Onze inheemse soorten ­bleken vreemden. Maar als je vertelt hoe een salamander een soort kleine draak is, hangen ze aan je lippen. Natuur­beleving moet meer prominent in het leerplan!”

© Joren De Weerdt

Hans koos de kleine watersalamander als ambassadeur voor de amfibieën. “Een dierengroep die het helaas niet goed doet. Het zijn sowieso gevoelige rakkers. Zoals hun naam verklapt, hebben deze beestjes geschikt water en geschikt land nodig. Zo heeft elk diertje behoefte aan een cocktail van ­gunstige factoren. De kwaliteit van het leefgebied is ­belangrijk. Als invasieve brulkikkers, schimmels of giffen het aantal insecten doet dalen, heeft dat een nefaste weerslag op de populatie amfibieën.”

“De ­natuur is een samenhangend systeem. Net daarom is natuureducatie, maar ook natuurbeleving, zo ­belangrijk. Er circuleert een veelzeggende anekdote over Charles Darwin. Als jonge kerel verzamelde hij kevers om die thuis te bestuderen. Hij hield een ­kevertje gevangen in de ene hand, een tweede in de andere hand. Toen zag de jonge ­Darwin een derde interessante kever. Om het beestje toch mee te ­nemen, propte hij het in zijn mond. Een onsmakelijke keuze, zo bleek. U merkt, waar het hart van vol is loopt de mond van over.”

Nachtzwaluw

Voor het volgende diertje trekt de tocht naar de ­Gemeentehei in Herentals. “Zoals de benaming van dit domein enigszins aangeeft, is deze hei eigendom van de gemeente. Hier is aan actief en zinvol ­natuurherstel gedaan”, vindt Hans. “Sommige ­bomen zijn gekapt en het heidelandschap is hersteld. Leken begrijpen niet altijd waarom natuur­beschermers bomen kappen. Het lijkt tegenstrijdig. In dit geval zijn daar heel wat redenen voor, maar één zichtbare - en vooral hoorbare - vliegt hier bij valavond voorbij. De nachtzwaluw is bezig aan een ­comeback in Herentals. Vanuit solitaire bomen jaagt deze bizarre vogel in duikvlucht op insecten die boven de heide zoemen.”

© RR

Eind juni is het ideale moment om deze trekvogel hier te spotten. “Maar de kans dat we hem bij daglicht zien, is klein”, weet Hans. “Het beestje camoufleert zich ­zodanig dat hij lijkt op een stukje boomschors. ’s Avonds laat hij zich wel zien en vooral horen. Hij klapt met zijn vleugels en produceert een vreemd snorrend geluid. Vroeger lokten wij hem met een fietsbel. Als daar dan meerdere nachtzwaluwen op afkwamen, ­begonnen ze een robbertje te vechten, want onze nachtraaf is erg territoriaal. Met zijn snorharen is hij ook een heel rare vogel. Voor mij toont hij aan dat doordacht natuurherstel werkt.”

Bont zandoogje

“De toestand van onze biodiversiteit is een verhaal van winnaars en veel verliezers”, zegt Hans. Het bont zandoogje, dat we gaan zoeken in het Peertsbos in Herentals, is wel degelijk een winnaar. “Dit dappere ­vlindertje ontpopte zich van een schuwe bossoort tot een soort die het ook goed doet buiten het bos. Evolutie in actie”, zegt Hans. “Als wetenschappers willen we weten waarom een soort het goed of slecht doet. Veel labo’s werken met witte muizen, het bont zandoogje is onze witte muis. Mijn labo lijkt op een sportschool voor vlinders, compleet met windtunnels en vliegmolentjes voor onze proefdieren. We werken dus niet alleen op het terrein.”

© RR

Van vlinders kunnen we volgens Hans veel leren. “Begin jaren negentig werd een van de eerste ­indicaties van klimaatopwarming bij vlinders vastgesteld. Hun verspreiding en vliegperiode reageren snel op het klimaat. Het zijn erg gevoelige, vliegende zonnekloppers. Een leerrijke barometer voor de toestand van de natuur.”

Het bont zandoogje speelde al een hoofdrol in het doctoraat van Hans. “Ik bestudeerde een populatie op een privédomein in Noorderwijk. Uit beleefdheid meldde ik me steeds aan bij de eigenaar, boer Gust. Als zijn vrouw opendeed en mij met m’n netje zag staan, riep ze steevast: ‘Guuuuust, de vlinderjongen is er!’ (lacht). Die mensen waren oprecht nieuwsgierig naar mijn onderzoek. Als bioloog ben ik geïnteresseerd in veel levensvormen, maar vlinders hadden een streepje voor.”

“De job van bioloog-onderzoeker is niet iedereen gegeven. Je zit vaak uren of dagen alleen in een desolaat gebied. Ik zie soms ­studenten tijdens eenzame observaties mentaal ­afhaken. Ooit was ik met een groep medewerkers aan de slag op een militair domein. We bestudeerden onder meer mieren, terwijl op enkele meters van ons para’s landden met hun parachute. ‘Rare ­jongens’, dachten die soldaten. En wij dachten net hetzelfde over hen (lacht). Gelukkig zijn er ook in het mensenrijk zeer diverse varianten.”

Gentiaanblauwtje

Hans gidst ons richting het exotische Oud-Turnhout. In het uitgestrekte natuurreservaat De Liereman houden we een eerbiedwaardige minuut stilte voor een verdwenen vlinder, het gentiaanblauwtje. “Een groeiend aantal soorten belandt op de afdeling intensieve zorgen. Het gentiaanblauwtje is in veel gebieden uitgestorven, onder meer hier in De Liereman. Hoewel de natte heide hier een ideale biotoop was voor dit hoogst merkwaardige insect.”

© René Van Echelpoel

De vlinder floreerde hier ooit. Hans telde in De Liereman duizenden vlindereitjes. “Het gentiaanblauwtje legt zijn eitjes op bloemknoppen van de klokjesgentiaan. Na een dag of tien knaagt de larve zich naar binnen in de bloem. Weer tien dagen later laat de rups zich op de grond tuimelen. Erg ongebruikelijk onder vlinders. Daar wacht ze geduldig op de knoopmier. De rups scheidt een stof af die ruikt naar mierenlarven. Dus de mier sleurt de rups mee naar het mierennest en voedert ze daar. Het gentiaanblauwtje is een Trojaans paard en hangt aan elkaar van lepe trucjes. Uitermate fascinerend bedrog.”

Geen gentiaanblauwtje meer te zien in De Liereman. Verderop in het Turnhouts Vennengebied komt de zeldzame vlinder nog wel voor. “Het gentiaanblauwtje is echt een Kempense vlindersoort, maar in veel gebieden is ze verdwenen. In het Turnhouts Vennengebied werd de soort al in 1998 teruggebracht door plaatselijke herintroductie”, weet Hans. Al vraagt het veel geduld om er eentje te ­spotten. ­Natuurfotograaf René Van Echelpoel uit Oud-Turnhout slaagde er na vijf (!) jaar in om een zeldzame foto te nemen van een gentiaanblauwtje dat eitjes legt op een bloem.

© Joren De Weerdt

© Joren De Weerdt

“Sommige vlindersoorten - zoals het gentiaanblauwtje - moeten aan het spreekwoordelijke infuus”, zegt Hans. “Een soort beschermingsplan op maat is dan aangewezen. Ik ben van nature hoopvol en positief ingesteld, al zie ik veel redenen tot grote bezorgdheid. Met verschillende experten en natuurbeschermers denken we nu na over herintroductie. Dat vergt onderzoek en voorbereidingswerk. Als wetenschapper gaan we niet over één nacht ijs, al tikt de klok wel voor tal van bedreigde soorten.”

Al de hele tocht draagt Hans een opmerkelijke hoed. Helpt die bij het dieren spotten? “Wanneer ik veldwerk verricht, draag ik vaak mijn Indiana Jones-hoed. Niet om hopeloos stoer te lijken, maar uit praktische overwegingen. Ik kocht hem bijna twintig jaar geleden bij het graf van Buffalo Bill na een vlindercongres in de Rocky Mountains in Amerika. Het hoofddeksel beschermt me tegen zon en regen en werpt bij fel licht een nuttige schaduw op mijn studieobjecten.”

Oranjetipje

Roest rust niet. Het krioelt van kleine inwoners op De Roest in Herentals. “Deze strook natuur is in ­feite een groene vinger van de Netevallei die tot in het centrum reikt”, zegt Hans. “Het gebied ont­wikkelde zich op de gedempte vaart en de oude spoorwegbedding. Het beantwoordt niet aan het klassieke beeld van een natuurdomein. De Roest vertrekt vlak achter het station en er slingert hier een wandelpad van 5 kilometer. Ik vind dit een heel mooi project van Natuurpunt en de stad omdat het de ­natuur weer onze leefomgeving binnenbrengt. Het oranjetipje heb ik hier als uithangbord gekozen.” Een oranjetipje vangen, lukt vandaag niet. Een klein koolwitje krijgt Hans wel in zijn net. “Een neefje van de oranjetip”, weet hij. Het is lang geleden dat hij hier nog op vlinderjacht is gekomen. “De jongste ­jaren doe ik veel onderzoek naar natuur in de stad. Als m’n medewerkers in hartje Brussel achter sprinkhanen zitten, leidt dat wel eens tot verrassende blikken bij passanten (lacht).”

© RR

Ondanks de ietwat frivole perceptie is professor Van Dyck een noeste werker die zich dagelijks wijdt aan ernstige materie. Daarom is hij ook de wetenschappelijke beschermheer van een nieuw provinciaal project. “Dat neemt de invloed van ­natuur op onze fysieke en mentale gezondheid ­onder de loep. Het is een samenwerking tussen biologen, artsen en sociologen van de universiteit van Antwerpen. Enkele voorbeelden: een patiënt die vanuit zijn ­ziekenhuiskamer uitkijkt op een ­natuurlijk decor ondervindt daarvan vaak heilzame gevolgen. Avontuurlijke speelplaatsen waar ­bomen staan en vogels fluiten, blijken de concentratie en gezondheid van leerlingen te verbeteren. Misschien krijgen we ­binnenkort een portie natuur op doktersvoorschrift”, stelt Hans.

De relatie tussen natuur en ons welzijn verdient volgens Hans meer aandacht. “Zowel in het beleid als in de wetenschap zijn we te ver gegaan in het hokjesdenken. Biodiversiteit, gezondheid, economie enzovoort zijn meer met elkaar verweven dan we onszelf lang hebben wijsgemaakt. Moeder ­Natuur is een taaie tante, maar we hebben er als mensen alle belang bij om met meer wijsheid en zorg om te springen met dat veelvormige leven dichtbij en ver weg. Want hoe je het ook draait of keert, we zijn allemaal beestjes. Al zie je het misschien bij de ene wat beter dan bij de andere.”

Dit artikel komt uit CittA
LEES DIT WEEKEND MEER IN CITTA