De beklaagden hadden een verantwoordelijke functie binnen de Gianfrero Group International, een groothandel in juwelen, horloges, diamanten en andere edelstenen met maatschappelijke zetel in Antwerpen. De firma werd op 20 april 2004 failliet verklaard door de rechtbank van koophandel.

De aangestelde curator lichtte het parket in dat er mogelijk onregelmatigheden waren gebeurd en voegde ter staving een verslag van een deskundige bij. Zo zou de voorraad ondergewaardeerd zijn in de boekhouding, werden er waardeverminderingen opgenomen zonder verantwoording en zou er voor 1,3 miljoen euro aan stock en verschillende geldbedragen aan de vennootschap onttrokken zijn.

Er volgde een gerechtelijk onderzoek waarbij dezelfde deskundige door de onderzoeksrechter werd aangesteld om de boekhouding onder de loep te nemen. Hij verleende de politie ook bijstand bij de verhoren van de beklaagden, waarbij de speurders gebruik maakten van een vragenlijst die hij had opgesteld.

Net zoals de verdediging vond ook de rechtbank het problematisch dat een deskundige eerst in opdracht van de curator - de burgerlijke partij - een onderzoek had gevoerd en betalingen had ontvangen om dan vervolgens nog eens in opdracht van de onderzoeksrechter gelijkaardige werkzaamheden te verrichten.

Aangezien het strafdossier - dat tien kaften telt - doordrongen is van de werkzaamheden van de deskundige, oordeelde de rechtbank dat het recht van de beklaagden op een eerlijk proces op onherstelbare wijze geschaad werd.