Het K-woord
Miljoenen voor onderzoek, vooral naar types kanker die ‘commercieel’ minder interessant zijn. Geld voor kinderkankercentra, die de omkadering en levenskwaliteit van jonge kankerpatiënten drastisch opgetrokken hebben. Investeringen in palliatieve zorg toen die nog in de kinderschoenen stond. Financiële steun voor kankerpatiënten die dat nodig hebben. De lijst met verwezenlijkingen na 25 jaar Kom op tegen Kanker oogt bepaald indrukwekkend.
Maar oprichtster Kathy Lindekens heeft waarschijnlijk gelijk als ze zegt dat het allemaal samen nog niet opweegt tegen dat andere resultaat van 25 jaar tv-shows, straatacties en campagnes: de bespreekbaarheid van de ziekte voor patiënten en hun omgeving.
Een kwarteeuw geleden, net nadat haar beide ouders aan kanker overleden waren, besloot Lindekens een actie op te zetten omdat ze in haar omgeving zag dat ze lang niet de enige was die zwaar getroffen werd door de ziekte. Toen al leek iedereen wel iemand met kanker te kennen. Maar er werd nauwelijks over gepraat. Het K-woord, de slepende ziekte, dé kanker, het waren allemaal metaforen voor wat iedereen stilletjes dacht: een doodvonnis waarover liever niet gesproken werd. Alsof ziek zijn nog niet erg genoeg was.
Intussen is er veel veranderd. Het aantal kankerpatiënten is niet afgenomen, integendeel. Maar steeds meer mensen winnen hun gevecht tegen kanker. En ze worden daarbij in veel gevallen gesteund door een brede groep mensen die hen moed kunnen geven als ze het even niet meer zien zitten, die meeleven met de stress bij de controlemomenten, die kunnen helpen als het nodig is. Je moet niet eens van het zweverige type te zijn om te geloven dat ook dat een verschil maakt.
Kom op tegen Kanker heeft het onderzoek naar de ziekte 25 jaar lang hoog op de agenda gehouden. Het heeft geld ter beschikking gesteld van iedereen die een bijdrage kon leveren om de ziekte nog meer onder controle te krijgen of het leven van patiënten te verbeteren. Het heeft van een ziekte waar een taboe op rustte een bespreekbaar onderwerp gemaakt, zodat mensen hun strijd niet alleen moesten voeren. En dat allemaal met de inzet van talloze vrijwilligers, de acties van vele gewone mensen en de giften van zowat iedereen. Dat is iets om best trots op te zijn.