Direct naar artikelinhoud

Eigenlijk had De Nederlandsche Bank na twee jaar ten onder moeten gaan

'Van een Amsterdamse kredietinstelling tot deel van een pan-Europees instituut', karakteriseerde president Klaas Knot donderdag de 200-jarige geschiedenis van De Nederlandsche Bank (DNB). De bank had eigenlijk al na twee jaar ten onder moeten gaan omdat niemand de aandelen wilde.

Zangers bij het kunstwerk op het Frederiksplein. Het schaalmodel van het Paleis voor Volksvlijt is onderweg naar het kantoor van De Nederlandsche Bank, de plek waar het paleis ooit stond. Het gebouw werd in 1929 verwoest door een brand. De replica werd cadeau gedaan aan DNB, die dit jaar 200 jaar bestaat.Beeld anp

Johanna Borski, een Amsterdamse weduwe, voorkwam in 1816 een stille dood door in een akkoordje met koning-koopman Willem I de aandelen vol te storten.

De oprichting van De Nederlandsche Bank was een van de eerste daden van Willem I nadat hij met de boot was gearriveerd in Scheveningen. Hij had tijdens zijn ballingschap gezien hoe de Bank of England een stimulerende rol speelde in een economie. De Nederlandsche Bank, waarin hij zelf de lakens zou uitdelen door een president voor het leven te benoemen, zou kredieten moeten verlenen en als enige bankbiljetten mogen uitgeven.

Maar de Amsterdamse bankiershuizen vertrouwden de bankbiljetten niet. Zij wilden alleen transacties doen in muntgeld en de oude Wisselbank, waar onderlinge transacties werden gladgestreken, heroprichten. Pas toen Willem I die in 1819 definitief sloot, telden ze hun knopen en gingen bij De Nederlandsche Bank te rade.

De Amsterdamse bankiershuizen vertrouwden de bankbiljetten niet.
Eigenlijk had De Nederlandsche Bank na twee jaar ten onder moeten gaan
Beeld anp

Schuldpapier
In de eerste vijftig jaar van haar bestaan was DNB vooral verstrekker van kredieten aan Amsterdamse bedrijven. In 1863 sloeg de bank haar vleugels ook naar andere delen van Nederland uit. Door de oprichting van handelsbanken werd de functie van DNB als kredietverlener overbodig. De bank werd langzamerhand een instelling waar de handelsbanken schuldpapier konden herdisconteren of konden lenen.

De Nederlandsche Bank kreeg daardoor steeds meer kennis over de schuldpositie van andere banken en ging 'vaderlijk toezicht' voeren.
In 1914 voorkwam DNB voor het eerst een bankrun. In 1948 werd DNB genationaliseerd en werden de taken vastgelegd: het waken over de waarde van de gulden en het toezicht houden op het bankwezen.

In 1914 voorkwam DNB voor het eerst een bankrun.
Eigenlijk had De Nederlandsche Bank na twee jaar ten onder moeten gaan
Beeld anp