Direct naar artikelinhoud

'De stad stroomde vol met een gruwelijke Breugheliaanse stoet'

Voor een Leids kind is en was 3 oktober een opwindende dag. Ook voor de kleine Jan Wolkers.

Gezicht op Leiden vanuit Oegstgeest. Aquarel Jan Wolkers 1943.Beeld Collectie Wolkers, Texel

Het is weer bijna 3 oktober. Hier in Leiden wordt het ontzet van het Spaanse beleg van 1574 gevierd. We worden wakker bij het 'reveillllllje', zingen koralen bij het standbeeld van Van der Werff, de burgemeester die zijn arm aanbood aan de hongerende bevolking om het beleg te weerstaan. 's Morgens staan we in de rij voor haring en wittebrood, het voedsel dat de watergeuzen meenamen toen zij de stad bevrijdden. 's Middags gaan we naar de kermis en kijken we naar de optocht. En 's avonds eten we hutspot met klapstuk; de peen, uien en het suddervlees die de Leidse jongen Cornelis Joppensz aantrof in het door de Spanjaarden verlaten kampement op de Lammeschans.

Het moet altijd zonnig goudgroen herfstweer zijn geweest voor mijn gevoel
Jan Wolkers

Voor Leienaren (zonder 'd' en met rollende rrr) is het de mooiste dag van het jaar. Als kind maakt zich al weken van tevoren een tintelende opwinding van je meester over wat je allemaal zult zien en meemaken. Dat was voor Wolkers ook zo, meer dan negentig jaar geleden. 'Het moet altijd zonnig goudgroen herfstweer zijn geweest voor mijn gevoel.'

Jans eerste herinneringen aan 3 oktober gaan terug tot toen hij een jaar of 5 was. Toen liep hij met zijn moeder en broertjes en zusjes, zijn handje op de duwstang van de vers gevulde kinderwagen, een oranje sjerp om zijn romp waarvan de wollen franje in zijn knieholte kriebelde, over de Rijnsburgerweg uit Oegstgeest naar het standbeeld van Boerhaave, vlak bij het Leidse station. Daar maakte de optocht namelijk een draai terug het centrum in, zodat Jan de bonte stoet van praalwagens, briesende paarden en ruiters in fluweel met zwierige hoeden vol veren en kaasvormige kragen om hun nek, twee keer aan zich voorbij zag trekken.

Onno Blom werkt aan de biografie over Jan Wolkers. Hij houdt daarover een dagboek bij - waarvan we in delen de notities presenteren.

Klompen vlees in verbouwde kinderwagens, bultenaars met kolossale hoofden schuin op hun romp geplakt, tastende blinden en gewoon weerzinwekkende verschijningen zonder zichtbaar gebrek
Jan Wolkers

De ware optocht bestaat natuurlijk nog altijd uit de bevallige Leienaren zelf. Jan zag ze met angst en beven aan: 'De stad stroomde vol met een gruwelijke Breugheliaanse stoet dwergen, halve garen, verminkten zonder armen of benen, klompen vlees in verbouwde kinderwagens, bultenaars met kolossale hoofden schuin op hun romp geplakt, tastende blinden en gewoon weerzinwekkende verschijningen zonder zichtbaar gebrek.'

In 1998 vierde Wolkers voor het laatst 3 oktober. Nog één dag een echte Leienaar. Op uitnodiging van de scheidende Leidse burgemeester Cees Goekoop, wethouder Alexander Pechtold en chef de kabinet Hein van Woerden, kwam de verloren zoon terug uit Texel om koraalliederen te zingen, haring en wittebrood te eten en plaats te nemen op de eretribune bij het stadhuis op de Breestraat.

Die dag werd de optocht nog eens omgekeerd. De toeschouwers verwonderden zich niet over hun stadgenoten, al dan niet verkleed. Nee, de Breugheliaanse stoet verminkten, bultenaars en halve gare Leienaars verwonderde zich dat daar ineens Jan Wolkers met zijn grote bos schapenwitte krullen voor hen opdoemde.

Hij werd vrolijk toegezongen en toegewuifd. Wolkers bood zijn arm niet aan als voedsel voor de hongerende bevolking. Maar hij wuifde wel vrolijk terug.