Onderwijs voor nieuwkomers leidt vooral naar BSO en TSO

Het onthaalonderwijs voor nieuwkomers leidt vooral naar TSO- en BSO-richtingen als verzorging en mechanica. Dat blijkt uit een onderzoek van de Universiteiten van Gent, Leuven en Antwerpen. De wetenschappers raden af om nog langer met aparte onthaalklassen te werken en pleiten voor veel meer interactie met de reguliere leerlingen.

Minderjarige nieuwkomers in Vlaanderen die de taal nog niet onder de knie hebben worden op weg gezet in het Onthaalonderwijs voor anderstalige kinderen, of OKAN. Dat kan in een apart klasje of in een traject als aanvulling op het reguliere onderwijs. De school beslist.

Uit het onderzoek blijkt dat de coaching de leerlingen onvoldoende voorbereidt op een succesvolle schoolloopbaan. De leerlingen die uit een OKAN-traject komen hebben in het basisonderwijs een kans van één op vijf om hun jaar te moeten overdoen. In het secundair onderwijs worden ze erg vaak naar een BSO-richting als verzorging, voeding of basismechanica toegeleid. Door de jaren heen is ook de doorstroom naar TSO toegenomen, vooral de technische richtingen en handel. Maar OKAN-leerlingen in de tweede graad TSO of ASO hebben maar 50 procent kans op een A-attest.

In het basisonderwijs kiest tachtig procent van de scholen voor een semi-geïntegreerd traject, waarbij de OKAN-leerlingen samen zitten met de reguliere leerlingen en slechts af en toe apart worden genomen om aan hun taalontwikkeling te werken. In het secundair onderwijs worden de OKAN-leerlingen meestal in een aparte groep gezet. De leerkrachten drukken daar in het onderzoek een grote bezorgdheid over uit, omdat ze zich een "eiland" in de school voelen.

Geïntegreerd traject

De onderzoekers raden dan ook aan om veel meer met een geïntegreerd traject te werken. "Onthaalonderwijs en het reguliere onderwijs mogen geen aparte werelden zijn", zegt professor Piet Van Avermaet. Leerlingen pikken een taal immers niet enkel op via lessen, maar ook via sociaal contact met andere kinderen. "Er moet een onthaaltraject komen gedurende de hele schoolloopbaan, met een intensieve samenwerking met de reguliere stroom", aldus Van Avermaet, die erop wijst dat het negen tot twaalf jaar kan duren om het Nederlands volledig onder de knie te krijgen.

Expertise uitwisselen

In een reactie in "De wereld vandaag" erkent minister Hilde Crevits (CD&V) dat het rapport pijnpunten aanhaalt, maar dat ze niet vindt dat het beleid een onvoldoende gekregen heeft. Ze is integendeel trots op de verzette arbeid.

Het rapport heeft de toestand tot eind 2015 onderzocht, maar intussen is er al heel wat veranderd, zegt Crevits. Zo is het aantal coaches die de nieuwkomers moeten begeleiden sindsdien toegenomen tot 600.

Bovendien is het ook nu al mogelijk, en sommige scholen doen dat ook, om het taalbad in de OKAN-klas te beperken en de integratie in de gewone klas te versnellen. Het komt er nu op aan om de beste praktijken in de verschillende scholen te bundelen en de opgedane expertise uit te wisselen.

Crevits stelt tenslotte dat in de opleiding tot leerkracht in de toekomst meer aandacht zal moeten gaan naar het aanleren van Nederlands en Nederlandstalige contexten.

Meest gelezen