Direct naar artikelinhoud

Historicus: 'Wij zijn helemaal geen tolerant volk, we haalden onze neus op voor de VS'

Nederlanders zien zichzelf graag als een tolerant volk. Toch keken we in de 20ste eeuw met dédain naar 'Dollarika'.

Spotprent uit 1926 van Leendert Jordaan.Beeld -

Vroeger, in de tijd dat er nog touwtjes uit alle brievenbussen hingen, waren wij Nederlanders wars van eigendunk en stonden we open voor andere culturen. Die indruk wordt althans gewekt als de Nederlandse identiteit weer eens ter sprake komt: we hebben smetvrees voor 'het vreemde' opgelopen en zijn daardoor van onze oude deugden vervreemd geraakt.

Op de veronderstelde 'tolerantie tegenover het onbekende' waarmee we ooit behept zouden zijn geweest, is echter heel veel af te dingen, betoogt historicus Jesper Verhoef (30) in het proefschrift Opzien tegen modernisering, dat hij vrijdag in Utrecht verdedigt. Net als nu waren Nederlanders in de vorige eeuw beducht voor verlies van hun nationale identiteit in een groter wordende wereld. En net als nu vervulde het vreemde ons met huiver. Zij het dat het vreemde destijds niet met de islam of met een ideologie in verband werd gebracht, maar met de Verenigde Staten, het land waarvan werd gezegd dat het door een 'commercieel ras' werd bewoond. Amerikanisering was geen verlokking maar een schrikbeeld. En nooit hebben we ons helemaal willen losmaken van de vooroordelen over de Amerikanen.

Jesper Verhoef.

Vonden wij het juist niet prachtig, al die noviteiten uit de VS?

'Vooral tot de Tweede Wereldoorlog koesterden Nederlanders een heel negatief beeld van de Amerikanen. Die heetten hebzuchtig en primitief te zijn, gevoelig voor allerlei vormen van verdwazing. Hun land werd Dollarika genoemd. En 'Amerikaanse toestanden' hadden, en hebben, een negatieve connotatie. Over de VS heerste een brede nationale consensus: binnen alle zuilen was Amerika een synoniem voor ontwikkelingen die wij zo goed mogelijk buiten de deur moesten zien te houden.'

Maar hier vlogen toch ook vliegtuigen en wij keken toch ook naar Amerikaanse films?

'Ja, het was heel dubbel. Soms keken we met een zekere bewondering naar de technologische vooruitgang die in de VS zijn origine vond. Aan de andere kant leefde Nederland mentaal nog in de oude wereld. We schamperden over bont versierde filmpaleizen in de VS, maar vonden het prachtig als hier soortgelijke spektakelgebouwen verrezen. Die duidelijke voorbeelden van amerikanisering werden ondergeschikt gemaakt aan ons zelfbeeld.'

En hoe luidde dat zelfbeeld?

'Dat we nuchter en bescheiden waren. Kritisch van aanleg, waardoor we bijvoorbeeld niet meededen aan de verering van filmsterren. Dat onze cultuur te verkiezen was boven die van de schreeuwerige, materialistische Yankees. Het leek wel of wij hen nodig hadden om ons zelfbeeld in de verf te zetten.'

In de jaren dertig ging van de buren in het oosten toch een grotere bedreiging uit dan van de Amerikanen?

'Zeker, maar dat leidde niet tot een positiever beeld van de VS. De opmars van Hitler en de New Deal van president Roosevelt hadden daar curieus genoeg geen noemenswaardige invloed op. Ook in reisverslagen uit de VS kwamen de bekende stereotyperingen steeds terug.'

Dat veranderde, neem ik aan, na de Tweede Wereldoorlog?

'Met mate. Natuurlijk, de Amerikanen waren, met anderen, onze bevrijders. Maar ze waren ook de wegbereiders van lawaaiige transistorradio's en vulgaire televisiequizzen waar Cadillacs als troostprijs werden uitgereikt. Terwijl de Nederlandse bevolking hier, zoals een krant schreef, vrijwillig voor door de knieën ging, bleef de culturele elite er de neus voor ophalen. Ze besefte dat bepaalde ontwikkelingen onomkeerbaar waren, maar probeerde deze wel te beheersen.'

Hoe?

'Door het gebruik van transistorradio's in de trein te verbieden bijvoorbeeld. En door Amerikaanse quizzen te vernederlandsen. Het prijzengeld werd laag gehouden en quizdeelnemers werden, tot de jaren zeventig althans, behoed voor publieke vernederingen. Het moest op zaterdagavond vooral gezellig blijven. De Telegraaf schreef: Wat de Nederlander als excessen zou aanduiden, heet in Amerika amusement.'

Maar intussen schreed de gevreesde amerikanisering voort.

'Ja, de elite heeft daar voortdurend een achterhoedegevecht tegen gevoerd met stoere praatjes. Zolang die gevreesde ontwikkeling nog iets van de toekomst was, werd ze amerikanisering genoemd. Toen ze zich eenmaal had voltrokken, werd ze omschreven als consumentisme of individualisering - op zichzelf staande ontwikkelingen dus.'

Hebben die bezweringen tegen amerikanisering dan niets uitgehaald?

'Dat is moeilijk te zeggen. Feit is dat niemand Nederland voor de VS aanziet, en dat we niet van ons zelfbeeld zijn beroofd. Daar kunnen mensen die bang zijn voor een islamisering van Nederland misschien hoop uit putten.'