Direct naar artikelinhoud
Reizen

Ook na Philips is er licht in Eindhoven

Net over de grens barst het van de creativiteit en energie

Zonder Philips was Eindhoven nu misschien nog steeds een verzameling kleine dorpjes. De fabrikant zorgde er voor onderwijs, bouwde arbeidershuizen en schiep iconische fabrieksterreinen. Maar net het vertrek ervan zette het nieuwe Eindhoven op de kaart: een stad van design, creativiteit en urbanisme.

We schrijven 1891. Gerard Phi­lips, zowat het typevoorbeeld van de wereldvreemde professor, prutst zijn eerste gloeilampen in elkaar in een klein fabriekje in Eindhoven. Enkele jaren later stapt ook zijn flamboyante broer Anton in het bedrijf, die met zijn zakelijk talent de gloeilampen al snel tot in tsaristisch Rusland aan de man weet te brengen. Wat volgt, is een aaneen­rijging van productiesuccessen, van radio’s en televisietoestellen tot het allereerste scheerapparaat. Al snel bouwt Philips haar imperium uit tot buiten het stadscentrum: met het credo ‘Van zand tot klant’ hield het bedrijf elke productiefase in handen.

Ook in de samenleving reiken de tentakels van Philips diep: er komen wijken als het Philipsdorp, er wordt een Philips-sportvereniging opgericht en boodschappen kunnen gedaan worden bij Etos, de Philips-kruidenier. ‘Eind­hoven is Philips en Philips is Eindhoven’ wordt niet voor niets een populaire kreet.

Helaas blijft ook Philips niet gespaard van de woekerende crisis en globalisering tijdens de jaren 70, en dwingt de nopende concurrentie vanuit Japan de fabriek ertoe haar productie naar lageloonlanden te verleggen. In de jaren 90 volgt een serie massaontslagen en faillissementen, en uiteindelijk het definitieve vertrek van Philips uit Eindhoven.

Je zou denken dat de afkalving van de industrie leidde tot een proces van verloedering en stadskankers, zoals we in ons eigen Char­leroi zagen gebeuren. Maar niet in Eind­hoven. De stad schakelt een resem toparchitecten in om de vervallen fabriekshallen te renoveren tot broeiplaatsen van creativiteit en technologie. En dat alles zonder haar industriële wortels te verloochenen.

Net over de grens barst het van de creativiteit en energie

Al bij aankomst in het Inntel Hotel Arts (Lichttoren 22) wordt me duidelijk hoe verweven heden en historie zijn in Eindhoven. Mijn kamer bevindt zich in de monumentale Philips-lichttoren, begin de 20ste eeuw ontworpen door huisarchitect Dirk Roosenburg (trouwens ook de trotse grootvader van Rem Koolhaas). In de Lichttoren werden de lampen getest op de brandduur, waardoor het hele gebouw dag en nacht een baken van licht was. Honderd jaar later werden de grauwe loodsen opgefrist tot moderne hotelsuites, weliswaar met een vette knipoog naar het verleden: als gast krijg ik er zelfs een schattig gloeilampje cadeau.

Op de gelijkvloerse verdieping van diezelfde Lichttoren ligt Usine (Lichttoren 6), een sfeervolle brasserie die bewijst dat een oud fabrieksgebouw allesbehalve zielloos en klinisch hoeft te zijn. De typerende betonnen pilaren, stalen buizen en zwart-witte tegels gaan er moeiteloos in dialoog met kleurige stoelen en verse bloemen. Dankzij de frisse lentezon is vandaag vooral het terras dé trekpleister van grote schare hippe vogels, en ook ik geniet er al zonnebadend van een stevig sneetje boerenbrood met Hollandse kaas.

Herbestemming

Na het ontbijt word ik op sleeptouw genomen door Rik Verhalle, met zijn opleiding in architectuur en passie voor de stad de ideale persoon om me te tonen hoe architectuur zelf het fundament kan zijn voor een stad in bloei. “In Eindhoven draait alles om herbestemming”, legt hij uit. “De gebouwen van Philips zijn niet alleen van hele goede kwaliteit, maar ook echt industrieel erfgoed. Zo kan een oude werkplaats het bijvoorbeeld fantastisch doen als skatepark.”

Dat zien we niet veel later meteen in de praktijk, wanneer we een bezoek brengen aan Strijp-S. Dit mythische fabrieksterrein van meer dan 30 hectare ligt maar een paar kilometer uit het centrum, maar stond jarenlang bekend als ‘De Verboden Stad’: enkel arbeiders met een pasje werden via de streng bewaakte toegangspoorten binnengelaten. 

Vandaag klopt in Strijp-S het culturele hart van de stad. Het Natlab werd omgebouwd tot een multifunctioneel filmhuis (Plaza Futura, Kastanjelaan 500), in het Veemgebouw kwam een trendy overdekte eetmarkt (Vershal het Veem, Torenallee 86-02) en de Apparatenfabriek werd ingeruild voor de Ontdekfabriek (Torenallee 22), waar kinderen spelenderwijs kennismaken met wetenschap, technologie en design. De twee grootste magazijnen werden onderverdeeld in ruime cohousinglofts met daktuin en kregen de naam Gerard en Anton, refererend naar de roots van het hele Philips-verhaal. Sinds kort vind je onderin ‘de Anton’ ook de Urban Shopper (Torenallee 60-02), een soort alternatief winkelcentrum waar lokale ontwerpers in houten cabines hun creaties verkopen. Hier draait alles om kleinschalige, maar unieke initiatieven: van gepimpte kimono’s tot schilderijen van graffiti, van vintage racefietsen tot gekke kapsalons. Het ultieme hipsterwalhalla, zeg maar.

Herbestemming

Toch is het pas wanneer we op het vroegere Ketelhuisplein staan dat ik de creativiteit letterlijk van de muren voel spatten. Hier ontwikkelt zich sinds 2015 Plug-In City, een stad in de stad. Het project omschrijft zichzelf als een bottom-up community met nadruk op de circulaire economie, wat zich in de praktijk uit als een allegaartje aan tijdelijke paviljoenen, pop-upateliers, zeecontainers-annex-kunstgalerie, grappige tuintjes en een eenzame hotelkamer in een woonwagentje. Het stadsbestuur voorziet niet meer dan een blank canvas, een braakliggend gebied van 2.500 vierkante meter waar de ‘bewoners’ geen huur hoeven te betalen en alles mogelijk is. Vanaf juni wordt dit nog aangevuld met zomerse pop-upbars en foodtrucks. In een ligstoel luieren op de plek waar arbeiders ooit zo afgemeten hun werkdag vulden: het moet een bijzondere ervaring zijn. Enkel het statische Klokgebouw herinnert er nog aan dat vroeger tijd wel degelijk geld was.

Ook het kantinevoedsel van destijds hoef je niet meer te verwachten: vandaag barst Strijp-S van de coole adressen waar goed eten en een fotogeniek interieur een evidentie zijn. Het meest adembenemend is Radio Royaal (Ketel­huisplein 10), 1.300 vierkante meter aan ongepolijst industrieel design waar nu een Franse keuken werd geïntroduceerd. Zwart-witte tegeltjes, zichtbare leidingen en buizen, jaren­dertig­stoelen, afgebladderde verf, hoge plafonds en rode accentkleuren: soms kan herbestemming ook gewoon gelijkstaan aan het behoud van zo veel mogelijk industrieel karakter.

Dutch Design

Met pijn in het hart laten we deze plek echter links liggen en trekken we voor de lunch naar Strijp-R, ook een voormalige Philips-site die ondertussen volledig in handen is van de Nederlandse designlegende Piet Hein Eek (Halvemaan­straat 30). De man studeerde in 1990 af aan de Eindhoven Design Academy, en maakt al sinds zijn eerste collectie furore met zijn ontwerpen uit oud sloophout. Duizenden palletten tikte hij al op de kop bij scheepswerkers, die hij vervolgens schikt tot mooie kleurcomposities en voorziet van een vijfdubbel laklaagje. “Intussen is het zelfs zo dat gebruikt sloophout duurder is geworden dan nieuwe palletten”, lacht Rik. “Het is een echte commerce geworden, dat is dan weer het ironische kantje aan al die duurzaamheid.”

In Strijp-R ontdek je niet alleen Eeks vlaggenschip, maar ook de werkplaats, atelier, vergaderruimte en een theaterzaal, gelegen in de vroegere cafetaria van de fabriek. “Die transparantie vonden we heel belangrijk”, vertelt de designer. “Vanuit de toonzaal zie je meteen waar alles gemaakt wordt: wij houden ons ver weg van lageloonlanden.” 

Daar­naast blijkt Eek ook een grote kunstliefhebber te zijn. Dit jaar ging er de eerste artist in residence aan de slag, maar al veel langer bevinden zich op de derde verdieping allerlei expositieruimtes met werk van opkomende artiesten. Het restaurant is uiteraard gedecoreerd met Eeks eigen bestsellers, en net zoals het interieur is de kaart er minimalistisch en uitgepuurd: hier eet je verse asperges, zeebaars uit de oven of een perfect gebakken tonijnsteak. Slimme gasten houden nog een plaatsje over voor het dessert, want die lemoncurd met avocado-ijs moet je geproefd hebben.

Het Van Abbemuseum.

Ondertussen heb ik het even gehad met al dat flitsende hipstergeweld en dus trek ik naar het Van Abbemuseum (Bilder­dijk­laan 10), alleen al vanwege het pand de uitstap waard. Het originele museum voor moderne kunst werd in 1936 opgericht dankzij de steun van sigarenfabrikant Henri Van Abbe, die niet alleen de bouw financierde maar het museum ook 35.000 gulden (in die tijd véél geld) schonk voor de aankoop van nieuwe schilderijen. Zo ontstond een rijke collectie die zowat alle grote namen uit de 20ste eeuw dekt: van Picasso tot Chagall, van Cobra tot De Stijl. Het gebouw in traditionalistische stijl werd opgetrokken langs de Dom­mel-rivier en ontworpen door de invloed­rijke Kropholler, trekker van onder andere de Delftse School. In 2003 kreeg het museum een volledige facelift en werd de jaren­dertig­structuur uitgebreid met een moderne achterbouw in grijze leisteen. Geslaagd is vooral het glinsterende binnenmeer rondom het museum, waarvoor de Dommel kunstmatig werd uitgebreid.

Binnenin volg je geen brave museumroute van zaal naar zaal, maar kom je terecht in een labyrint vol inhammetjes en kamertjes waar achter elke hoek wel een intrigerende installatie schuilt. Zelf ben ik vooral onder de indruk van de ‘hi ha’-constructie van John Körmeling, die de kunstsnob letterlijk in het gezicht lijkt uit te lachen. Je kroost kan zich dan weer helemaal uitleven in de subcultures-afdeling, waar ze in de huid van een punker kruipen en een ­tentoon­stel­ling samenstellen. En vanaf juni pakt het museum uit met een grootschalige expo rond De Stijl, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de stroming en het ‘Dutch Design’-label.

Dutch Design

Dat Eindhoven dé referentie is voor Dutch Design wordt ook duidelijk bij Kazerne (Para­dijslaan 2), waar we weer op krachten komen met een origineel diner. Op het menu: niet alleen een perfecte parmigiana di melanzane, maar ook een stevige portie verwondering. Deze oude kazerne kwam voor het eerst weer tot leven tijdens de Dutch Design Week in 2013, waar ze met haar guerrilla-uitstraling en high-endkeuken al snel dé ontmoetingsplaats werd tijdens het event. Sindsdien werd het ‘eat drink design’-concept alsmaar uitgebreid en kun je er vandaag niet alleen lekker tafelen, maar in afwachting van de volgende gang ook kunst kijken, jonge designers ontmoeten en unieke stuks aanschaffen. Hier broeden kunstenaars en designers hun ideeën uit, maar worden ze ook in contact gebracht met internationale talentjagers. Want kunstenaars en zakenmannen, het blijft een moeilijk huwelijk.

Van Philips naar Ponti

De volgende dag maak ik kennis met Irene Fuchs van Toerisme Eindhoven, die me de geheimen van het centrum zal ontsluieren. Nog voor de eerste koffie troont ze me mee van de ene coole hotspot naar de andere, waar je op het einde van de maand maar beter ver weg blijft. Zelf val ik helemaal voor Hutspot (Nieuwe Emmasingel 44-46), een in maart geopende conceptstore vol aparte objecten met een verhaal. 

Bij Vielgut (Nieuwe Emmasingel 38) zijn het dan weer vooral de keramiek van Piet Hein Eek en jurkjes van Samsøe & Samsøe die de rekken sieren, en in de etalage van Denim Atelier (Nieuwe Emmasingel 16) kun je de vakmannen aan het werk zien op hun stikmachine. 

Voor een pitstop tijdens deze shopmarathon belanden we bij Coffee­lab (Stationsplein 17), een naam die letterlijk valt te nemen: hun slow-dripkoffie en latte-art bereikt een bijna wetenschappelijke perfectie.

Veel stijlen in harmonie

Ook de architectuur van het centrum is in niets te vergelijken met een klassieke winkelstraat: tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de stad zo goed als volledig met de grond gelijk gemaakt, waardoor de historische herenhuizen werden vervangen door futuristische bouwprojecten. Paradepaardje is het in de jaren 60 opgetrokken glasgroene pand van De Bijenkorf (Piazza 1), waarvoor in zee werd gegaan met de Italiaanse designer Giò Ponti. Opvallend is vooral de derde verdieping, die niet meer dan een façade blijkt: Ponti wou graag een extra verdieping om meer ‘massa’ te creëren, maar meer dan een buitengevel is dat nooit geworden. Intussen zijn de doorzichtige gleuven een deel van de charme, en een halve eeuw later glinsteren de groene glassteentjes nog steeds even mooi in het zonlicht.

Dat geldt ook voor de Blob (Nieuwe Emmasingel 2) en de Bubble, twee glazen bolwerken waarvan het ontwerp aan de Italiaan Massimiliano Fuksas werd overgelaten. Hij koos voor een membraanachtige structuur, die me nog het meest doet denken aan gigantische honingraten. Binnenin het gebouw zit de flagshipstore van Sissy Boy met op de bovenverdieping een panoramische bar, de ideale spot voor een decadente high tea. Ook van de hand van Fuksas is ten slotte de winkelgalerij Piazza, hoog uittorenend boven de meute shoppers. Enkel de magistrale zuilen in cortenstaal herinneren nog aan het industriële verleden van de stad.

Het groene pand van De Bijenkorf.

Zoveel bouwstijlen op zo’n kleine oppervlakte: je zou al snel denken dat het gevaar lonkt van een ongelukkige mismatch. Toch straalt het plein een geheel eigen harmonie uit, waarin zowel het machtige gevoel van een metropool, als de warme sfeer van een warm dorp me overvallen.

Ik sluit de dag af met een wandeling doorheen De Bergen, een wirwar van straatjes een beetje verderop. Dit schattig wijkje is het enige dat van de bombardementen gespaard bleef, en bulkt dan ook van de ambachtelijke zaakjes zoals een artisanale kaaswinkel (Jokkmokk kaas & dinges, Bergstraat 35), elegante patisserie (Pinkie Patisserie, Willemstraat 1) of een authentieke koffiebranderij (Beanbrothers Stads­bran­derij, Bergstraat 14a). 

Niet ver ervandaan ligt ook de beruchte Stratumseind, naar verluidt de langste caféstraat van Europa. En de wijk ziet er nog best pittoresk uit ook. Zelf houd ik het echter bij een biertje van lokale makelij in de Eindhovense Stadsbrouwerij (Bleekweg 1), met de weliswaar charmante naam ‘Naar de knoppen’. Met het avondlicht op de Dommel en zicht op de contouren van het Van Abbe­museum de perfecte afsluiter van een niet alleen mooi, maar vooral inspirerend weekend.

Met steun van NBTC Holland Marketing