© Raymond Lemmens

Eén op drie amateurclubs betaalt voetballers in het zwart

Volgend weekend wordt het nieuwe provinciale voetbalseizoen in Limburg op gang getrapt. Uit een studie inzake geldstromen in de lagere regionen van ons voetbal blijkt dat er, ondanks een stijgende vrees voor de fiscus, nog steeds aardig wat zwart geld circuleert in het wereldje. “Moeten we clubs stilaan niet als kmo’s gaan runnen?” vragen zowel KU Leuven als hogeschool PXL zich dan ook af na een gezamenlijk onderzoek bij 1.257 voetbalclubs.

Rob Rodiers

“Transparantie. Dat was de hoofdreden om een beleid- en managementstudie uit te voeren over de geldstromen in het provinciale voetbal”, benadrukt professor Jeroen Scheerder van de Faculteit Bewegings- & Revalidatiewetenschappen van de KU Leuven. Scheerders bondgenoten tijdens het onderzoek, Erik Thibaut (KU Leuven) en Eric Pompen, docent Journalistiek en Economie aan de Hasseltse hogeschool PXL, knikken instemmend.

“Sport en voetbal in het bijzonder hebben doorheen de jaren veel te danken gehad aan de overheid. Hetzij direct, hetzij indirect”, zegt Scheerder. “Daarom vonden wij, KU Leuven en PXL, dat het hoog tijd werd om klaarheid te scheppen. Wat doen clubs met het geld dat ze van de overheid, sponsors of andere weldoeners krijgen? Hoeveel middelen puren ze uit sponsoring, dan wel uit hun kantine? Kortom, we stootten op een gebrek aan aanknopingspunten die concreet onderbouwd waren. Die leemte probeerden we met deze studie op te vullen.”

In totaal vulde ongeveer twaalf procent van de voetbalclubs de volledige vragenlijst in, wat door de onderzoekers als een degelijke respons wordt beschouwd gezien het delicate onderwerp van de studie.

Dat het thema nog steeds netelig is, bewijst bijvoorbeeld het onderzoek omtrent stellingen over de administratie van de eigen club en fiscale handelingen van de andere clubs.

Zo geeft een meerderheid aan dat er nog steeds zwart geld circuleert in de eigen reeks. Meer dan één op drie voetbalclubs onderschrijft daarnaast dat het grootste deel van de spelersvergoedingen niet wordt ingeschreven. En één op de drie clubs geeft ten slotte aan dat het provinciaal voetbal niet kan overleven zonder zwart geld.

“Uit het onderzoek blijkt dat spelers in provinciale afdelingen nog altijd tot 2.000 euro per maand in een ‘gesloten envelop’ ontvangen”, zegt Eric Pompen: “Dat komt neer op de niet-aangegeven verdiensten in de lagere, nationale afdelingen. Hoewel het aandeel van zwart geld in het provinciale voetbal daalt - daar is iedereen het over eens - blijken de clubs wel steeds inventiever te worden in het omzeilen van de fiscus: aankoopbonnen, valse facturen, geschenken, voordelen in natura, bedrijfswagens, tankkaarten, plaatsing van keukens, tot en met de renovatie van huizen. Ook wordt creatief omgesprongen met de belastingvrije vrijwilligers- en onkostenvergoedingen.”

Inkomsten en uitgaven

Uit de gegevens wisten de onderzoekers ook enkele interessante data omtrent inkomsten, uitgaven en budgetten te distilleren.

“Zo weten we nu dat er qua inkomsten een aanzienlijk verschil is tussen de herenploegen van nationaal en provinciaal niveau”, zegt professor Scheerder. “In de nationale reeksen genereert men 32 procent van de inkomsten uit sponsoring terwijl 22 procent van het kantinegebruik komt. Op provinciaal niveau ligt de nadruk net andersom: 20 procent van de verdiensten haalt men uit sponsoring, 26 procent uit de kantine. Opmerkelijk is dat naarmate het niveau van de ploegen zakt, de kantine als geldbron belangrijker wordt. In een vervolgstudie zouden we kunnen gaan uitzoeken uit welke sectoren sponsoren precies komen. Wat de hogere provinciale klassen betreft heb ik een vermoeden dat we vooral op vastgoedkantoren en ondernemingen uit de bouwsector zullen stoten. Maar toekomstig wetenschappelijk onderzoek zal daarover definitief uitsluitsel moeten geven.”

Naast de noodzaak om de voetbalsector financieel in beeld te brengen, wilde het onderzoek ook peilen naar de houding van de betrokkenen. Ook dat bracht belangwekkende resultaten aan de oppervlakte.

“Met de stelling dat trainersvergoedingen evenveel zouden moeten belast worden als reguliere arbeid ging meer dan 72 procent niet akkoord. Diezelfde stelling over spelersvergoedingen toont een iets lager cijfer: 65,5 procent. Wat erop duidt dat er nog werk aan de winkel is”, betoogt Scheerder.

“Opvallend is ook dat voetbalclubs vinden dat ze recht hebben op meer subsidies”, fronst Scheerder de wenkbrauwen. “Terwijl ze indirect al voordeel halen uit de gemeentelijke dienstverlening. Denk bijvoorbeeld maar aan de aanleg en het onderhoud van de (kunstgras)velden, de bouw van de accommodatie en ga zo maar verder. Bovendien geniet de voetbalfederatie, en bij uitbreiding de hele voetbalsector in Vlaanderen, reeds van een fiscaal gunstregime. Blijkbaar worden die inspanningen van de diverse overheden door vele clubs echter als vanzelfsprekend beschouwd. Clubs zouden nochtans moeten beseffen dat ze in ruil voor zoveel privileges gerust een tegenprestatie mogen leveren in de vorm van degelijk en deugdelijk bestuur, en bijgevolg dus ook een transparante boekhouding.”

Vzw’s versus kmo’s

“En laat net daar het schoentje knellen”, pikt Eric Pompen in. “Hoewel er externe hulpmiddelen op de markt zijn zoals accountants of boekhoudkundige softwarepakketten, maken voetbalclubs daar amper of niet gebruik van. Ah ja, want dan kunnen ze niet meer creatief genoeg omspringen met hun boekhouding.”

“Waarom zou de Vlaamse voetbalfederatie geen loketfunctie kunnen opnemen voor zaken die niet clubspecifiek zijn? Dat zou talloze vrijwilligers van voetbalverenigingen al behoorlijk wat werk besparen”, besluit Scheerder, die het frappant vindt dat vzw’s - want deze rechtsvorm hanteert het merendeel van de Vlaamse voetbalclubs - werken met budgetten die doorgaans in bedrijven omgaan. “Uit de interviews met de bevoorrechte getuigen blijkt dat het jaarbudget van zulke vzw’s schommelt tussen de 50.000 en 300.000 euro. Ik vind dan ook dat als we die bedragen en geldstromen zien passeren, stilaan de vraag mogen stellen of voetbalclubs niet moeten gerund worden als kmo’s”, is Scheerder scherp.

Stijgende lidgelden

De cijfers tonen aan dat de inkomsten uit lidgelden ongeveer achttien procent bedragen. Lidgelden van om en bij de 250 euro zijn de laatste tijd schering en inslag en de clubs verwachten in de toekomst nog verdere prijsstijgingen. Een tendens die de onderzoekers zorgen baart.

“Vooral omdat ouders vaak geen schriftelijk bewijs van hun betaling ontvangen én geen inzage krijgen wat er daadwerkelijk met hun geld gebeurt”, zegt Scheerder. “Aan de uitgavenkant merken we dat van die achttien procent slechts acht procent terugvloeit naar de jeugdwerking in de vorm van salarissen voor de jeugdtrainers”, vult Erik Thibaut aan. “De overige tien procent wordt gebruikt om de eerste ploeg mee te bekostigen.”

“En zo komen we weer uit bij de kern van de zaak: in provinciaal voetbal gaat veel geld om. Geld dat besteed wordt aan circusartiesten die veel centen vragen... en ook krijgen. Ik vermoed dan ook dat als de voetbalfederatie zelf niet ingrijpt, de overheid dit binnenkort zal doen. Bijvoorbeeld door de clubs allerlei maatregelen op te dringen.”

Inmenging van de overheid

Zo zou de overheid de visie van sporteconoom Trudo Dejonghe (KU Leuven) kunnen volgen en de maatregel invoeren dat ook provinciale teams voortaan met een minimum aan lokale spelers moeten werken. De sporteconoom haalt aan dat ploegen zo opnieuw meer eigenheid en verbintenis met de streek krijgen. Bovendien voorkom je zo dat spelers te hoge vergoedingen gaan vragen.

Professor Scheerder is het voorstel Dejonghe genegen.

“Als de voetbalsector het zo ver drijft dat het zijn financiële huishouding maar niet op orde krijgt, dan krijg je bemoeienis vanuit de overheid. De ‘Code Muyters’ (die de sportsector helpt met goed bestuur, red) is niet voor niets op komst. Ik vrees alleen dat de kans bestaat andere sporten mee in het bad getrokken zullen worden door het boekhoudkundig wangedrag van het provinciale voetbal.”

Opleidingsvergoeding

Het hoofddoel van de onderzoekers bestond erin om de financiële stromen in het provinciale voetbal in kaart te brengen. Oplossingen pretendeert de studie niet aan te reiken. Het laat wel enkele experten aan het woord die zinvolle suggesties doen. Hasselts Europarlementslid Ivo Belet (CD&V) onder meer, die twee van zijn stokpaardjes naar voren schuift: het invoeren van opleidingsvergoedingen en de verhoging van het belastingvriie forfait voor vrijwilligers. Professor Scheerder is duidelijk een voorstander van beide voorstellen.

“Als we aan het verenigingsleven in Vlaanderen een toekomst willen bieden, moeten we dringend werk maken om dat plafond te verhogen. Het probleem is echter dat die materie geen Vlaamse bevoegdheid is, maar een taak voor de federale minister van Arbeid. Als je sport als een maatschappelijk goed beschouwt, is het nochtans zeker de investering waard. Het is raadzamer om te investeren in sportaccommodaties in de plaats van een ziekenhuis te bouwen. Het probleem is dat preventief denken niet zit ingebakken in onze samenleving. Wij lopen hoog op met politici die zeggen: Je moet de problemen pas oplossen als ze zich stellen. Naar mijn bescheiden mening is het dan vaak al te laat (lacht). Onze noorderburen, de Nederlanders, maken plannen. Wij trekken als het ware onze plan.”

“(Recht de rug) Kijk, sport maakt niet alleen gezond, het verbindt ook mensen. Sport, en bij voorkeur voetbal als meest gedemocratiseerde sport, is dan ook een perfect wapen om te gebruiken tegen de radicalisering in ons land. Daarom zou ik zeggen: investeer in sport. Niet alleen het voetbal profiteert mee van het verhogen van het belastingvrij forfait, alle sportclubs in ons land zullen meer ademruimte krijgen. Hetzelfde geldt voor het invoeren van een opleidingsvergoeding. Het geld van de topclubs zal eindelijk eens doorsijpelen tot de allerlaagste regionen van het voetbal, bij de ploegen die de basis vormen van deze uiterst populaire sport.”

“De kleine clubs betalen nu tweemaal de rekening. Niet alleen krijgen ze niet de opleidingsvergoeding waarop soortgelijke clubs in het buitenland wel recht hebben, ze moeten ook nog eens diep in de buidel tasten om spelers aan te trekken die komen afgezakt van de nationale reeksen. Dan is het niet meer dan normaal dat clubs in financieel nauwe schoentjes komen te zitten en creatief moeten omspringen met hun boekhouding”, vult Eric Pompen aan.

Scheerder knikt. “Vlamingen zijn niet tuk op rationalisering. Vandaar dat het doorheen de jaren niet makkelijk is gebleken om clubs uit één bepaalde gemeente met elkaar te laten fusioneren. In welke clubs zie je jonge, dynamische voorzitters tegenwoordig het voortouw nemen? Ik zie ze voorlopig niet”, besluit de professor.

De hele studie van KU Leuven en Hogeschool PXL is te raadplegen via www.faber.kuleuven.be/BMS

De studie naar de financiële geldstromen in het provinciaal voetbal bevatte zowel een kwantitatief, middels een survey van de KU Leuven, als een kwalitatief luik.

KU Leuven en PXL voerden een complementair onderzoek

Zo namen zes studenten journalistiek van de PXL interviews af met bevoorrechte getuigen en een zestal experten. “Onze studenten zijn erin geslaagd om een mooie mix van al dan niet anonieme getuigen aan de tand te voelen. Gaande van spelers, voorzitters, trainers, jeugdcoördinators, penningmeesters tot kantinepersoneel en verzorgers. Dat om de betrouwbaarheid van de studie zo hoog mogelijk te houden”, licht Eric Pompen toe. “De door ons in Limburg verzamelde getuigenissen zijn dan ook complementair met de kwantitatieve enquête die KU Leuven hield onder meer dan 1.200 Nederlandstalige voetbalverenigingen uit het Vlaamse en Brusselse Gewest.”