Direct naar artikelinhoud
Bloemlezing

Van verdoemd tot vertrut: queer in verhalen, romans en poëzie

Zelfportret van Dame Laura Knight, 1913. Dit schilderij is onderdeel van de expositie ‘Queer British art’ in museum Tate Britain in Londen, tot 1 otober 2017.

Een overzicht van het lesbisch-, homo-, bi- en/of transgender-achtige in de Nederlandse literatuur vanaf WO II tot nu.

Queer is de hippe geuzennaam voor alle behalve de heteroseksuele liefde. Dat woord moet de lading dekken van een ruime selectie van stilistisch sterke romanfragmenten, korte verhalen en gedichten over lesbische, homo-, of biseksuele liefde. Of het gebrek daaraan. Want het zijn net mensen, de niet-hetero’s, dus er wordt flink gesmacht en gezwegen, geruzied en uit-elkaar-gegaan.

‘Queer’, schrijft Xandra Schutte in haar voorwoord, wil een overzicht geven van de manier waarop deze liefde in de literatuur is verankerd sinds de Tweede Wereldoorlog tot nu. Van de tijd dat die verdoemd was en niet bij name genoemd mocht worden (het was ‘vriendschap’) tot de tegenwoordige ‘totale vertrutting’ van homo’s die een gezin stichten. 

Het maakt niet uit wat de schrijver heeft bedoeld, als we er maar iets homo-, bi- of transgender-achtigs in kunnen zien

Het gaat in niet-chronologische volgorde van Ida Gerhardt en Jac. van Hattem naar Anna Blaman en Andreas Burnier, Frans Kellendonk en dan naar Dirkje Kuik, Adriaan van Dis, Tom Lanoye en ten slotte de jongere auteurs zoals Ellen Deckwitz, Nina Polak en Hanna Bervoets. Lekker veel vrouwelijke auteurs.

Transgender-achtigs

Er valt ontzettend veel te genieten in ‘Queer’. Neem Helga Ruebsamen, niet meteen een auteur die je in deze bloemlezing zou verwachten. Dat heeft te maken met het uitgangspunt van samensteller Nienke van Leverink om de auteursintentie ondergeschikt te maken bij het selecteren van de fragmenten. Met andere woorden: het maakt niet uit wat de schrijver heeft bedoeld, als we er maar iets homo-, bi- of transgender-achtigs in kunnen zien.

Ruebsamens verhaal ‘Olijfje’ gaat over het leven van twee vrouwen die min of meer door het lot samengebracht zijn. Overmatig drankgebruik tekent de wereld van deze auteur, net als die van haar antiburgerlijke antiheldin, die eerst baadt in weelde en dan vervalt in diepe armoede.

 Olijfje wordt op het moment van kennismaking onderhouden door Herr Doktor Von So-und-So, ‘een waardige, verlegen heer met een kale knar, een gouden bril en tranende ogen en Olijfje had altijd meteen met ieder en alles medelijden, vandaar dat ze ook eeuwig omringd was door straathonden en katten en zwervers en andere ongelukkigen, waarvan deze heer er een was, had Olijfje gezegd, omdat hij gebukt ging onder zware complexen. 

Overmatig drankgebruik tekent de wereld van deze auteur, net als die van haar antiburgerlijke antiheldin

Olijfje, die zelden in onkiese details trad, had verteld dat ze zijn complexen verlichtte en in ruil daarvoor verlichtte hij haar bestaan materieel.’ Hoe dat verlichten van zijn complexen in zijn werk ging, lezen we gelukkig verderop in een geweldig hilarische scène, waarna de innige vriendschap tussen Olijfje en de vertelster een aanvang neemt.

De een is verkapt lesbisch, de ander verdraagt dat, maar geaccepteerd worden ze niet door de nette burgerlui die kamers aan hen verhuren. Natuurlijk loopt het niet best af.

Tekst loopt door onder afbeelding. 

Transgender-achtigs

'Marsepeinen middenvinger'

Sterk is ook het verhaal ‘Overmacht’ van Gerard van Emmerik over ‘twee vijftigers uit Zuid’ met een S/M-achtige relatie, die van de stad naar het platteland willen verhuizen. Een huis met een authentieke stal. ‘Denk eens in wat ik daar met je kan doen,’ fluistert hij. ’Zie je het voor je?’ 

Het probleem is dat de onderliggende partij eigenlijk niet weg wil, het Concertgebouw en het Vondelpark liggen op prettige loopafstand van hun huidige woning. De machtige van de twee, Thomas, dreigt, dan ga ik wel met Edgar, een bijslaapje van hem. De ik telt zijn knopen. Van Emmerik legt vervolgens genadeloos vast hoe de onmachtige van de twee vanuit de nieuwe woning op het platteland uiteindelijk het bijslaapje geruisloos elimineert uit het leven van zijn overheersende vriend.

Willem Melchior verkent zijn eigen lichaam minutieus en beschrijft langdradig hoe hij het tot een orgasme brengt

Het mannelijk-lichamelijke komt onder andere tot uiting in bijdragen van Tom Lanoye (fantasieën over een ‘marsepeinen middenvinger’ in een turnzaal vol dertienjarige jongens) en Willem Melchior, die zijn eigen lichaam verkent en minutieus en nogal langdradig beschrijft hoe hij het tot een orgasme brengt.

Stomende mannenseks komen we verder niet echt tegen, Aristide von Bienefeldt blijft daarvoor te afstandelijk. De Parijse begraafplaats Père Lachaise vormt in zijn tekst het decor voor een ontmoetingplaats voor homoseks. Bienefeldt geldt als Reve-bewonderaar en dat is te merken aan zijn stijl. ‘Het duurde geruime tijd en een aanzienlijke hoeveelheid gel (…) voordat ons beider endeldarmuitgangen het gevleugelde copulatiegedrag van de belastingconsulent van Italiaanse afkomst geheel en al op waarde wisten te schatten.’

Tekst loopt door onder gedicht. 

'Marsepeinen middenvinger'

Vertrutting

De totale vertrutting van het moderne homoleven, en dat is geen stilistische diskwalificatie, is misschien nog het best vertegenwoordigd door het verhaal van Nina Polak, wier beginzin (van de in 2014 verschenen roman ‘We zullen niet te pletter slaan’), al geschiedenis schreef. “Hun moeder verliet hun moeder op de dag dat de nieuwe keuken arriveerde.” 

Het was praten of niets. Praten over jezelf, praten over anderen, praten over jezelf en anderen, praten over praten
Nina Polak

Wat volgt is een fijne sfeertekening van dit creatieve gezin met twee kinderen en drie honden, dat op het punt staat om ontwricht te worden. “De moeders hadden geprobeerd hun pubers te leren dat praten de superieure optie was. De enige optie, welteverstaan. Een alternatief was er niet, als het aan hen lag. Het was praten of niets. Praten over jezelf, praten over anderen, praten over jezelf en anderen, praten over praten. De mogelijkheden waren legio. Toen de moeders zelf eenmaal waren uitgepraat, viel er weinig meer te redden.”

Wat opvalt aan de bloemlezing is dat die op Astrid Roemer en Joanna Werners na nogal wit is. Blijkbaar is de Nederlandstalige homoliteratuur nog weinig divers. De vraag rijst ook wie de doelgroep van ‘Queer’ vormt. De lezende LGBTQ’er zal veel fragmenten al kennen. De uitgever gokt wellicht op de vakantielezer, die met dit boekwerk desondanks de tijd aangenaam kan doorbrengen.

Nienke van Leverink red. - Queer
Inleiding Xandra Schutte
Atlas Contact; 352 blz. €19,99