Direct naar artikelinhoud
Column

De lucht was vol van het akelige, door de wind versneden gegil van kinderen in rollercoasters

De lucht was vol van het akelige, door de wind versneden gegil van kinderen in rollercoasters
Beeld rv

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters (°1965) over vrijheid, vogels en zijn vrouw. In september ziet zijn roman In elke vrouw schuilt haar moeder het licht bij Pottwal Publishers. 

Mijn vrouw had een lesgeefopdracht aanvaard in Geluwe, zonder eerst op Google Maps te kijken. Omdat ze anders om vier uur 's ochtends zou moeten vertrekken voor een rit van bijna vier uur, besloten wij een bed and breakfast te boeken en er een midweeks uitje van te maken.

Onderweg stopten wij in Bergen en in Doornik, waar wij nog nooit geweest waren, en in de vooravond aten wij mosselen op een terras op de Grote Markt van Ieper, waarna wij ruim op tijd aan de Menenpoort waren om naar The Last Post te luisteren. Ook dat hadden wij nog nooit meegemaakt. In het publiek stonden tientallen verveelde Britse kostschooltieners te zweten in hun onhandige zwarte pakken, en luidop te kibbelen, en naast ons stond een dikke, rozige Engelsman in een onderlijfje en met een tatoeage van Freddy Krueger in zijn nek tegen zijn vrouw te blaffen, maar om klokslag acht uur viel er een diepe, bezwerende stilte en weerklonk uit drie klaroenen The Last Post. Ik moest er om huilen. Er was ook een doedelzakspeler, een opgeschoten Engelse twintiger met koperen haren die een prachtig treurlied speelde, wat de zaken nog verergerde. Niemand applaudisseerde, zoals afgesproken, wat de vernieling compleet maakte.

Marnix Peeters is schrijver en journalist Marnix Peeters is schrijver en journalist.Beeld © Franky Verdickt

Tweehonderd mensen die niet durven te slikken.

's Anderendaags ging mijn vrouw naar haar les, en huurde ik een fiets om de Vredesroute te doen, die langs ontelbare kerkhoven voerde. Het was een zonovergoten dag, wat de perfecte perkjes en de hagelwitte zerken ten goede kwam en het krankzinnige lijden van die knapen dubbel onderstreepte. Zij waren allemaal generatiegenoten van mijn grootvader, die vroeger graag benadrukte dat hij "van nul" was.

Ik stond erg lang, met open mond, naar Hill 60 te kijken, waar je écht beseft hoe dicht bij elkaar die frontlinies waren. Je kon met stenen gooien.

Een hele tijd stond ik bij het graf van private F. Collins van het Buckinghamshire Batallion, die ook van nul was. Hij stierf in zeventien.

Voort, op weg naar Passendale, fietste ik in een wijde boog rond Bellewaerde Park, waar de lucht vol was van het akelige, door de wind versneden gegil van kinderen in rollercoasters. Dat voelde wrang - een vals, ongepast soort angst. Elke dag van 10 tot 18 uur.

Op Tyne Cot liepen nu die jongens in hun zwarte kostschoolpakken te zweten en te kibbelen. Zij maakten grinnikend foto's van elkaar met hun smartphones. Het leek hen allemaal niet erg veel te kunnen schelen. Een headmaster zei sissend dat het stil moest zijn.

Zou je dat ook hebben als je hier wóónt? vroeg ik aan mijn vrouw toen ik haar om vijf uur op haar lesplek oppikte, dat je in een voortdurende staat van nederigheid bent? Van eerbied, van stilte, van afschuw?

Dat zou me sterk lijken, zei mijn vrouw. Op een bepaald moment neemt het leven het weer over. Je kunt niet blíjven treuren om private Collins. Je kunt je leven er niet naar inrichten.

Je vraagt het je af, zei ik.