Luister naar

Zonder Molukkers kan het niet

Nieuws
Ook na 65 jaar blijft de verhouding tussen de Molukse en Nederlandse kerken gevoelig. Terwijl in die verhouding juist een kans ligt iets te betekenen voor de hele Nederlandse samenleving.
Bas Plaisier
maandag 22 mei 2017 om 03:00
Nederlanders en Molukkers hadden dezelfde koningin, dienden dezelfde God, zongen hetzelfde volkslied. Waarom ebden gevoelens van verbondenheid zo snel weg? Op de foto: koningin Juliana ontmoet Molukkers in Scheerwolde.
Nederlanders en Molukkers hadden dezelfde koningin, dienden dezelfde God, zongen hetzelfde volkslied. Waarom ebden gevoelens van verbondenheid zo snel weg? Op de foto: koningin Juliana ontmoet Molukkers in Scheerwolde. anp

Er is in de relatie tussen Nederland en de Molukse Nederlanders nog te veel verdrongen en onuitgesproken. En als ik kijk naar de Nederlandse samenleving ben ik er niet erg optimistisch over dat er een gemeenschappelijk verlangen is om in het reine te komen met het verleden.

Integendeel. De Nederlandse identiteit lijkt voor grote groepen te betekenen dat je je afzet tegen vreemdelingen – moslims in het bijzonder. Maar daardoor ook tegen iedereen die vanwege zijn huidskleur en voorkomen weleens een moslim, een vreemdeling zou kunnen zijn.

Wat is het vreemd dat, toen de duizenden Molukkers in de jaren vijftig Nederland binnenstroomden, de gevoelens van verbondenheid met hen zo snel weggeëbd zijn. En toch hadden we dezelfde koningin, dienden we dezelfde God, zongen we hetzelfde volkslied, eerden we het vaderland en vochten daarvoor. Zelfs de kerken zaten al gauw in de maag met de Molukkers en hielpen nauwelijks om hun isolement te doorbreken.

Ik durf niet meer te zeggen dat racisme in Nederland een randverschijnsel is en dat we onze superioriteitsgevoelens als westerlingen over onze westerse cultuur en eigen identiteit overwonnen hebben. Dat maakt het naar mijn mening nog belangrijker – urgenter – dat de Molukse en Nederlandse kerken en plaatselijke gemeenten elkaar niet alleen af en toe ontmoeten, maar ook met elkaar optrekken. Ik pleit voor een hernieuwde toewijding aan elkaar en intensievere – en verdergaande – samenwerking.

Er zijn in bijna veertig jaar allerlei samenwerkingprojecten van de grond gekomen. Zo was er in 1978 de ‘Kontaktkommissie Molukse en Nederlandse Kerken’. Predikant Bert Boer schreef hierover in 1990: ‘Veel contacten hadden in ieder geval tot resultaat dat Nederlanders begonnen te begrijpen waarom de Molukse gemeenschap zich zo verlaten en verraden voelde, en dat Molukkers ervoeren dat er naar hen werd geluisterd, dat er begrip ontstond, en dat zij gingen begrijpen hoe Nederlanders reageren op hun verhaal.’

Aan het eind van de jaren negentig groeide de wens om een stapje verder te komen. Dit resulteerde in de zogenaamde Pentasynode, die op 26 januari 2001 bijeenkwam. We hebben het vreugdevol met elkaar gevierd. Deze synode zou eenmaal per vier jaar bij elkaar komen om het contactwerk te bespreken en stappen vooruit te zetten.

Maar is daarvan iets terechtgekomen? In wat ik las over de relatie met de Molukse kerken, staat het woord ‘gelijkwaardigheid’ met stip bovenaan. Kennelijk zit daar het grote probleem. Als er niet op alle vlakken gelijkwaardigheid is, strompelen we alleen maar wat verder. Dat geldt voor de relatie met alle ‘migrantenkerken’.

samen kerk

Wij zijn leden van Christus’ wereldwijde kerk. Dat betekent dat we weten van de mogelijkheid tot bekering. Dat is een hoopvol, maar ook een pijnlijk proces. De Indiase theoloog Anderson Jeremiah zegt: ‘We moeten door deze pijn van vervreemding en haat heengaan. Het kan anders worden, want wij vormen samen het lichaam van Christus. Daarom moeten we elkaar niet met rust laten: juist terwille van de voortgang van het evangelie.’ Want ‘er zijn allerlei nieuwe kansen ontstaan om aan de wereld te laten zien, dat het lichaam van Christus zowel één als veelkleurig is’. We zien dat in Nederland overal gebeuren. De veelkleurigheid van de kerk is door de toestroom van christenmigranten aan het toenemen. Het valt me op hoezeer deze ontwikkeling voor de ‘gemiddelde’ kerkganger in protestantse gemeenten onzichtbaar is.

Kerken en gemeenten zijn – zeker in de situatie van neergang – vaak zo op zichzelf gericht, dat ze de grote verandering in Nederland niet opmerken. Daarom moet er voor deze ontwikkeling meer aandacht komen.

Het gaat hierbij ook om een theologische omslag, waarin kerk-zijn losgekoppeld wordt van nationalistische en eurocentrische ideeën en gevoelens.

Voor mij is het helder: zonder elkaar zijn we niet volledig kerk en voldoen we niet aan de katholiciteit van de kerk. Zonder de ‘migrantenkerken’ en dus ook de Molukse kerken is de Protestantse Kerk in Nederland een geschonden lichaam.

Zou het niet tijd worden dat we gezamenlijk onze (koloniale) geschiedenis schrijven, evalueren en ter harte nemen? Het zou een geweldig teken zijn als de Molukse en Nederlandse kerken samen tot een bestudering van het koloniale verleden zouden kunnen komen, en zo tot een verwerking ervan.

In Nederland is meer dan ooit behoefte aan zo’n project en ook aan een gemeenschappelijke visie. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar het is wel nodig. En als leden van het ene lichaam van Christus moeten we daartoe in staat kunnen zijn.

Zo zouden we in het huidige – overgepolariseerde – Nederland ook iets voor de gehele samenleving kunnen betekenen. Het latente en openlijke racisme moeten we gezamenlijk onder ogen zien en gemeenschappelijk een nieuwe weg gaan. <

Mail de redactie
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.
Het beeld van de kerk als familie helpt mij om te beseffen waarom ik blijf. Een familie wordt je gegeven, je kiest in de kerk niet voor de mensen die je omringen.

Je ergert je in de kerk groen en geel, maar altijd volgt het moment dat je weet: we horen bij elkaar

'Ik overwoog als twintiger een jaar te stoppen met alles wat met het christelijk geloof te maken had.' Nelleke Plomp schrijft waarom ze blijft in een kerk waar ‘de aardappels regelmatig aanbranden’.

Kleine bedrijven zouden weleens meer kunnen bijdragen aan duurzaamheid, dan ze in enquêtes aangeven.

Kleine bedrijven minder duurzaam dan grote? Waarschijnlijk práten ze er minder over

Johan Graafland stelt dat kleine bedrijven achterblijven in duurzaamheid (ND 23 maart). Dat waagt ondernemer Henk Broekhuizen op basis van zijn eigen ervaring te betwijfelen.

Opinie

De lente is een tijd van vernieuwing en daar kunnen wij een voorbeeld aan nemen

De lente is een tijd van transformatie. Laten wij daarin de natuur volgen, en zelf ook transformeren, schrijft de Afghaanse dichter en schrijver Abdul Basir Shafaq.

Bij christelijke organisaties lopen geloof en werk soms op een ongezonde manier door elkaar.

Werken bij christelijke organisatie valt soms tegen: zalvende woorden maar onrecht blijft bestaan

Het Nederlands Dagblad besteedde aandacht aan manipulatie, machtsmisbruik in de evangelische wereld. Maar het probleem speelt ook bij andere christelijke organisaties, schrijft Ineke Evink van vakorganisatie CGMV.

Mark Rutte, Geert Wilders en Sigrid Kaag. We hebben deze drie soorten politici nodig. Sterker, we zijn zélf van dit soort types en gedragen ons er naar.

We zijn saai, moralist en boos. En zo zijn ook onze politici. Daarom kunnen ze lastig samenwerken

Wij Nederlanders lijken op Rutte, Kaag en Wilders. Frank van den Heuvel laat zien hoe het karakter van iedere Nederlander bij een van deze drie politici past.

Stel dat ‘doe dit, tot Mijn gedachtenis’ al begint op het land? Dat is dus niet: onderwerp de grond aan een regime van uitputting, tot Mijn gedachtenis.

Avondmaal en eucharistie beginnen in de grond, waar het krioelt van torren en wormen

Jezus zegt niet: spuit gif op de vrucht en het blad en dood in het voorbijgaan alles er omheen, tot Mijn gedachtenis. Theoloog en boer in opleiding Elsa Eikema stelt prikkelende vragen bij ons avondmaal.