Ingenieurs van de Stanford Universiteit hebben kleine robots ontwikkeld die meer dan 100 keer hun eigen gewicht kunnen verplaatsen. De grootste krachtpatser weegt zelf maar 12 gram, maar kan een gewicht van 24 kilo verslepen. Dat is zelfs 2.000 keer zijn eigen gewicht, het equivalent van een mens die een walvis trekt.

Een andere robot, van 9 gram, klimt gemakkelijk tegen een muur op met een gewicht van meer dan een kilo. De kleinste van de robots, van 20 miligram, onder een microscoop in elkaar gezet met een pincet, trekt maar liefst 25 keer zijn eigen gewicht.

De robots lenen hun techniek van het dierenrijk. Net als bij de gekko zijn de 'poten' van de robots bedekt met minuscule weerhaken. Bij de robots zijn deze gemaakt van rubber, dat zich stevig vasthecht aan de ondergrond.

Wanneer er kracht wordt uitgeoefend op de weerhaken, buigen deze door waardoor het oppervlak waarmee contact wordt gemaakt met de ondergrond vergroot, wat leidt tot nog betere hechting.

Ook de voortbeweging is geleend uit het dierenrijk. Als een rups hecht de robot zich met een 'poot' vast, om de andere verder neer te zetten. Dit zorgt ervoor dat de robot minder kracht verbruikt, en bij een misstap niet direct valt.

In de toekomst denken de onderzoekers de technologie toe te kunnen passen in de bouw. Ook kan het nuttig zijn in noodgevallen, bijvoorbeeld om mensen te redden uit brandende gebouwen door er een touwladder naartoe te dragen.