Vandaag is dan George Spittael ten grave gedragen. Hier volgt een interview dat Marc Van Hulle van hem afnam in 1994. Dit is een lang stuk en ik zal het in delen brengen.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M.
"Hoe oud bent u nu ?" Mijn gesprekspartner, een bijna-zeventiger (13 augustus 1924), kijkt mij indringend aan en wacht geduldig op het antwoord. Ik ben verrast dat die vraag me plots wordt gesteld, en George E. Spittael - want dàt is de persoon aan de andere kant van de tafel - lijkt deugd te beleven aan mijn aarzeling. "Ik word er straks 32," zeg ik. George pikt onmiddellijk gevat in: "Welnu, als je eens kijkt naar de gemiddelde leeftijd van de soldaten die op het Canadees kerkhof in Adegem begraven liggen, dan zal je wel beseffen dat je al 12 jaar dood had kunnen zijn indien je in hun plaats was geweest. De meesten waren immers prille twintigers. Men zegt soms van mij dat ik een militarist ben, maar niets is minder waar. Wie met mij een wandeling op het soldatenkerkhof gemaakt heeft, zal niet naar de wapens willen grijpen. In mijn relaas weerklinkt vooral een roep om vrede." Aan de vooravond van de viering van de vijftigste bevrijdings-verjaardag vond ik het gepast om een interview te maken met een man die op vier juni 1976 in het Zeeuwsche stadje Veere de Visser Neerlandiaprijs ontving voor, en we citeren het diploma dat bij George E. Spittael centraal in de woonkamer hangt, "het bevorderen van de gedachte voor wereldvrede en verzoening". Maar een interview met de beroemdste burger van de Rabautstraat is niet zomaar een interview. Het eerste dat George aan de journalist met dienst vraagt, is: "Hoeveel tijd heb je ?" Wie slechts een korte wijle uitgetrokken heeft, komt van een kale reis terug. Maar ik ken George E. Spittael al van vroeger, van vorige interviews en gesprekken, en ik wist dat het een uitgebreide babbel zou worden. Maar dat stoorde me helemaal niet, want mijn gesprekspartner is een boeiend en gedreven verteller. George was bovendien goed op dreef, want hij was net terug van Canada waar hij, als eerste buitenlander, de zilveren "Meritorious Service Medal" kreeg opgespeld. Dit kleinood kreeg de Eeklonaar voor zijn bewezen diensten aan talloze Canadese families op hun speurtocht naar het lichaam van hun gesneuvelde zoon, vader of broer. Het levert hem in het land van de "Maple Leaf" bovendien levenslange waardering en achting op, voor zover dat nog niet het geval was. En aan zijn naam mag hij voortaan de initialen "M.S.M." toevoegen.
LEVENSWERK
Ik praat met George E. Spittael, M.S.M. in zijn welhaast tot museum verworden woonkamer. Een in polyester gegoten soldaten-helm-met-smurrie trekt onmiddellijk de aandacht, talrijke foto's en diploma's (hoofdzakelijk afkomstig uit Canada) wijzen erop dat hier een biezonder burger woont. De ingekaderde Visser Neerlandia-motivatie verklaart veel. Wie destijds kennis maakte met George's tentoonstelling "Soldatengraven over de hele wereld, 1939-1945" en met zijn naslagwerken "Duel aan het Schipdonkkanaal" en "Libera Me" weet dat hij over een onstuitbaar streven naar de perfektie beschikt. Diezelfde zin voor orde komt terug in zijn uitgebreide verzameling oorlogsmateriaal en soldatenkentekens, een kollektie die allicht zijn weerga niet kent en die netjes gerangschikt op fluwelen platen en in een welbepaalde volgorde zijn geklasseerd. Ter gelegenheid van zijn expositie en van zijn boeken zijn talrijke artikels en verslagen over George E. Spittael geschreven, maar ik wilde weten wàt precies de aanzet is geweest om vijftig jaar geleden, als twintig¬jarige knaap, plots interesse te tonen voor soldatengraven en die belangstelling te laten uitgroeien tot een levenswerk. Voor het antwoord op die vraag neemt hij me mee een halve eeuw terug in de tijd; een halve eeuw waarin hij honderden families van overal ter wereld, aan beide zijden van de frontlinie, uit de onzekerheid hielp; een halve eeuw waarin hij, naast twee boeken, ook ruim veertigduizend (40.000 !) brieven schreef; een halve eeuw waarin hij duizenden Canadese veteranen op hun terugkeer naar het strijdtoneel van weleer begeleidde; een halve eeuw, tenslotte, waarin hij en zijn echtgenote Ria het grootste deel van de tijd bezig waren met die ene vraag: "Wie ligt onder dat soldatenkruisje?
|