Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Op het Canadaplein staat er een gedenkteken van De soldaat en het meisje.
Misschien zijn er mensen die zich afvragen welk verhaal daar achter zit.
Hier volgt dan de beschrijving.
Valeer Geirnaert en Alma Lecomte, de soldaat en het meisje
Op 10 mei 1980 werd in het Prinsenhofparkje, sinds kort Canadaplein, het beeld "De soldaat en het meisje" onthuld. Dit witmarmeren standbeeld van Leo De Buysere werd door George E. Spittael geschonken en betaald met de opbrengst van "Duel aan het Schipdonkkanaal", de Visser-Neerlandiaprijs en een persoonlijke bijdrage. Het beeld, opgedragen aan alle (zowel burgerlijke als militaire) oorlogsslachtoffers van Eeklo en straks officieel Canadees oorlogsmonument, toont een stervende soldaat die ten hemel wordt gedragen door een jong meisje. Het verhaal van de soldaat en het meisje is een waargebeurd verhaal, en vertelt de lotgevallen van de vijfentwintigjarige Valeer Geirnaert en de veertienjarige Alma Lecomte, allebei uit het Sterrestraatje.
DE SOLDAAT...
Valeer Geirnaert, zoon van twee hardwerkende mensen uit het smalle Sterrestraatje, was 25 toen hij werd gemobilizeerd bij het 23ste Infanterie Regiment. Valeer vocht in mei 1940 langsheen het Albertkanaal en kwam eind mei met zijn regiment naar het Schipdonkkanaal, op enkele kilometers van zijn geboortestad Eeklo. Daar hoorde hij op 23 mei dat het centrum van Eeklo, en ook de vlakbijgelegen Sterrestraat, zwaar was gebombardeerd. Onzeker over het lot van zijn familie, was hij vastberaden om de Duitse bezetters tot de laatste snik te bekampen. 's Anderendaags braken de Duitse troepen door in zijn sektor en Valeers geschut werd omringd. Hoe hij ook van zich afbeet, hij werd overmeesterd en zwaargewond. Zijn kameraden droegen hem over het Schipdonkkanaal naar een oude hoeve (pittig detail: deze hoeve werd later gekocht door kunstenaar Leo De Buysere die er het standbeeld "De soldaat en het meisje" ontwierp !) waar hem de eerste zorgen werden toegediend. Later bracht een Duitse ambulance hem naar een veldhospitaal in Nieuwkerken-Waas, vlakbij Sint-Niklaas. Daar overleed hij op 29 mei 1940 en hij werd er begraven als "onbekend", omdat zijn vrienden niet alleen zijn bebloede kleren, maar ook zijn identiteitspapieren hadden verwijderd en achtergelaten op het slagveld. Die papieren werden kort nadien op de plaats van het onheil teruggevonden en de familie in Eeklo werd verwittigd. Maar die meenden dat Valeer ergens gewond was ondergebracht. De familie Geirnaert bleef acht maand in het ongewisse omtrent het lot van Valeer, tot een berichtje uit Nieuwkerken-Waas arriveerde: daar lag een niet-geïdentificeerde soldaat begraven die aan de persoonsbeschrijving van Valeer Geirnaert beantwoordde. Valeers broers trokken naar Nieuwkerken-Waas, waar ze het lichaam van hun onfortuinlijke broer identificeerden.
...EN HET MEISJE
Valeer Geirnaert had zich die 23ste mei 1940 onterecht ongerust gemaakt: toen rond 13 uur de sirene een nieuwe Duitse luchtaanval in Eeklo aankondigde, was de familie Geirnaert uit de Sterrestraat gevlucht om elders onderdak te zoeken. Maurice Lecomte, een timmerman uit hetzelfde straatje, was op dat ogenblik grafkruisjes voor acht Franse soldaten aan het maken in zijn atelier. Bij het horen van de snerpende sirene, vluchtte hij zijn woning binnen om samen met zijn vrouw Josephine, zijn schoonvader en zijn twee dochters Irene en Alma in de kelder te schuilen. Net op tijd, want enkele ogenblikken later werd Eeklo-centrum gebombardeerd. Drie huizen in de Sterrestraat werden volledig vernietigd, twee ervan (waaronder dat van de familie Geirnaert) waren leeg, in het derde (het huis in het midden) zat de familie Lecomte nagenoeg onbereikbaar in de kelder op hulp te wachten. En die hulp liet lang op zich wachten, omdat het smalle straatje volledig geblokkeerd was door puin, wat de redding fel belemmerde. Toen de hulpdiensten de ontruiming van het huis Lecomte begonnen, haalden ze eerst de 77-jarige schoonvader van onder het puin. De arme man zou vier dagen later in Gent aan zijn verwondingen overlijden. Rond 17 uur, dus vier uur nà het bombardement, werd de eveneens zwaar getroffen Josephine gered en een half uur later vond men Maurice en zijn dochter Irene. Zij waren niet zozeer gekwetst, maar wel in shocktoestand. Uiteindelijk, rond 19 uur, werd het laatste gezinslid van de Lecomtes gevonden: de zieltogende veertienjarige Alma die 's anderendaags zou bezwijken.
Het is een wet waar niet aan te ontkomen valt: wat veel gebruikt wordt slijt.
In een archief is het probleem dat veel bewaarde stukken uniek zijn. Die worden gelukkig niet permanent gehanteerd, maar in de loop van de decennia stapelen vlekjes, vouwen en scheurtjes zich wel op.
Doordat in de meeste archieven negentig procent van de bezoekers genealogisch geïnteresseerd is, hebben vooral de personenregisters te lijden: het GHO-trio (geboorten, huwelijken & overlijdens), maar ook de tienjaarlijkse tellingen en vooral de klappers daarop.
Vóór de ontwikkeling van de digitaliseringstechnieken pakte het Eeklose Stadsarchief dit aan op twee manieren. In eerste instantie werden alle gegevens uit deze bronnen gebundeld in tabellen en registers. Een flinke stap vooruit, omdat veel genealogen alleen uit zijn op namen en data. Voor de minderheid die ook een foto van het origineel wil, maakte het archiefteam al in de jaren negentig hoogwaardige fotokopieën, die in stevige boekbanden ter beschikking werden gesteld. De waardevolle banden uit het Ancien Regime komen dus nog nauwelijks uit de kast.
Maar voor de recentere periode speelt de omvang van de collecties parten. De GHO-reeks van Burgerzaken (1796-1910) is meer dan elf meter breed, en bevat ruw geschat zo'n tachtigduizend akten. Met de oude technieken goed voor evenveel vellen papier, een paar duizend uur werk én een reeks kopieertoestellen. Onbegonnen werk, waar dan ook niet aan begonnen werd ...
Met de komst van scanners op groot formaat veranderde de rekening: die gaan lang mee, kopiëren twee pagina's tegelijk en verbruiken geen papier. Maar de stad of gemeente die zo'n digitaliseringsopdracht aan een professionele firma toevertrouwt, is nog een smak geld aan werkuren kwijt. Vrijwilligers doen dan dan weer gratis. Met hun hulp hebben een paar Meetjeslandse gemeenten de niet te onderschatten taak al aangevat. Eeklo is gevolgd, maar met de handicap van het hierboven geciteerde grote aantal akten.
Over de verwerking wordt nog nagedacht. Koppeling aan de digitale gegevensindex is praktisch en handig, maar leidt voor Eeklo tot onhandelbare mastodontbestanden. Een tweede mogelijkheid is de bundeling per tien, vijftien of twintig jaar op dvd's. Omdat de pc die fotoscans automatisch alfabetisch rangschikt, is terugvinden een kwestie van slechts enkele seconden. Voor de uiterst kwetsbare 19de-eeuwse registers is het project alvast een goede zaak: de meer dan 300 ruggen op groot formaat slijten snel, en herstellingen van minder dan 75 euro zijn een uitzondering geworden.
Vervolg van het interview dat Marc Van Hulle afnam van George in 1994.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M. (Slot)
LIBERA ME
"Op de avond na de voorstelling van mijn eerste boek, startte ik de voorbereiding voor wat uiteindelijk "Libera Me" zou worden. Ik voelde dat ik met "Duel..." nog maar de helft had verteld, ik wilde ook berichten over de blijde gebeurtenis van de bevrijding. Kijk, ik loop nu al 45 jaar op het Canadees kerkhof in Adegem en telkens hoor ik er spreken over de dankbaarheid tegenover die 844 Canadese en 287 Gemenebest soldaten die er begraven liggen. Maar mij interesseerde wie onder die kruisjes lag, hoe zij aan hun einde waren gekomen. Van het merendeel van die 1.131 gesneuvelden heb ik dat kunnen achterhalen. Maar ik wilde ook schrijven over de Duitse verliezen in onze streek, omdat je enkel en alleen dan een juiste weergave van de strijd bekomt. Als men hoort dat er hier meer dan 800 Canadezen zijn gesneuveld, dan denkt men: "Jawadde !" maar men mag niet vergeten dat er aan de andere kant 2.400 Duitse soldaten hun leven lieten in deze korte maar heftige bevrijdingsstrijd." "Duitse soldatengraven hebben me altijd evenzeer gefascineerd. Ik herinner me dat ik in 1946 de kruisjes zag blinken op het Canadees kerkhof, maar toen ik met de fiets langs het Leopoldkanaal trok, zag ik er de kontrasterende erbarmelijke Duitse soldatengraven. Ik zeg dat het bij de tegenpartij niet allemaal beulen waren, maar kan men mij daarvoor Duitsgezind noemen ? Als een Duitse moeder mij om hulp vraagt om het lichaam van haar zoon op te sporen, moet ik dan weigeren ? Neen toch ? Het leed aan beide frontzijden is altijd even groot." In 1989 rolde "Libera Me" van de persen en het boek was van hetzelfde kaliber als Spittaels eerste. "Een geschreven stand-beeld voor dode soldaten", werd het genoemd. Bij het verschijnen kondigde de auteur ook aan dat hij nu een punt zou zetten achter zijn schrijversloopbaan. "Ik heb mijn leven willen vullen met drie goede zaken en die heb ik met mijn tentoonstelling en mijn twee boeken verwezenlijkt."
CANADAPLEIN 1994 is voor George E. Spittael een biezonder druk jaar. Niet alleen mocht hij in maart naar Canada afreizen om er zijn Meritorious Service Medal in ontvangst te gaan nemen, de vijftigste bevrijdingsverjaardag zorgt evenzeer voor een goedge-vulde agenda. Honderden Canadese oorlogsveteranen doen straks onze kontreien aan, en velen van hen hopen dat de kleine Eeklonaar, "le petit Belge", hen daarbij zal begeleiden. Enkele delegaties zullen ook een bezoek brengen aan het witmarmeren beeld "De soldaat en het meisje" op het Canadaplein (voorheen Prinsenhofpleintje). Dat monument wordt straks, op 8 september, overgedragen aan Canada en krijgt het statuut van officieel oorlogsmonument. Achter het beeld, dat sinds een paar jaar vanonder de drup van de bomen en uit de schaduw werd gehaald, komen op twee marmeren platen de dertig namen van de Canadese soldaten die in Eeklo tijdens de bevrijdingsgevechten hun leven lieten. "Die jongens gaan er niet door terugkeren en de namen zeggen misschien niet veel, maar wie er mijn boek op naleest, zal beseffen wat ze voor onze streek betekend hebben," zegt George. Bij mijn afscheid aan huize Spittael, na een gesprek van ruim vijf uur, vertelt George gauw nog het verhaal van de eigenhandig uitgevoerde ontgraving van een soldatenlichaam, ergens te velde in Moerkerke, tien jaar geleden. "Is het niet een beetje macaber om zoiets na veertig jaar nog te doen ?" vraag ik me luidop af. George E. Spittael, M.S.M. kijkt me ernstig aan en zegt dan ontwapenend: "Maar er zat toch een moeder op te wachten ?"
MARC VAN HULLE April 1994
Duits veldgraf in 1940 langs Wambuis - Raverschootstraat.
Vervolg van het interview dat Marc Van Hulle afnam van George in 1994.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M. (deel 4)
TENTOONSTELLING Met grote gedrevenheid en werkkracht verzamelde George E. Spittael zo'n zevenduizend foto's van soldatengraven over de ganse wereld.
Hij kon in 1958 overhaald worden om met een selektie daaruit een tentoonstelling te houden in de aula van de Gentse universiteit in de Voldersstraat. Die debuutexpositie was de eerste op een indrukwekkend lijstje, dat achttien jaar later in het Eeklose Provinciaal Technisch Instituut zou worden afgerond. Ondertussen was de tentoonstelling en de diamontage "Soldatengraven over de hele wereld, 1939-1945" te gast geweest in de Kongresshalle in Berlijn (waar Willy Brandt de tento opende), in Wenen, Linz, Arnhem, Tel Aviv, Londen en (niet integraal) in diverse Canadese steden. De tentoonstelling trok overal honderden bezoekers en leverde de Eeklonaar in al deze landen nationale persinteresse op. Het gevolg was dat George E. Spittael een wereldwijde en terechte reputatie als oorlogsgravenspecialist meekreeg. En het gevolg dààrvan was dat hij in toenemende mate om hulp bij de speurtocht naar verloren gewaande stoffelijke overschotten werd gevraagd. "Wie zijn die soldaten die destijds sneuvelden en wiens familie in onwetendheid werd gelaten over de plaats waar ze liggen begraven ? Het zijn meestal jongens uit doodgewone gezinnen. Welnu, hun ouders of aanverwanten stappen niet naar ambassades om uitleg, die durven dat meestal niet. En de oorlogsgravenstichtingen zijn te weinig bemand. Maar als ze horen dat er een burger is die zich met deze problematiek bezighoudt en dat die burger toevallig in hun stad of land een tentoonstelling geeft, dan is de drempel véél kleiner. Ik ga er prat op dat ik sinds mijn eerste speurtocht in 1946 tot op heden nog nooit iemand heb moeten teleurstellen. Als de soldaat die ze zoeken onder zijn naam begraven ligt op één van de honderden oorlogskerkhoven, waar ook ter wereld, dan speur ik hem wel op. Zijn naam en eventueel de naam van zijn regiment volstaan al, mijn ervaring doet de rest."
DUEL AAN HET SCHIPDONKKANAAL
De pelgrimstocht van George E. Spittael langsheen de soldatengraven waar ook ter wereld, opende voor de Eeklonaar vele deuren die voor om het even wie anders angstvallig gesloten blijven. Op die relaties mag hij, nog altijd, een beroep doen om families van over de hele wereld uit de onwetendheid te helpen. George heeft nooit geld gevraagd om ergens met zijn tentoonstelling uit te pakken, hij heeft ook nooit geld gevraagd voor het opsporen van soldatengraven. Hij vraagt zelfs geen terugbetaling van de onvermijdelijke en soms hoog oplopende onkosten, want ook in huize Spittael valt tweemaandelijks een telefoonrekening in de brievenbus en de posterijen werken evenmin gratis voor de Eeklonaar. "Bij de dankbaarheid van een moeder wiens zoon ik heb teruggevonden, vervalt de kostprijs van een postzegel in het niet. Het feit dat ik steeds gratis heb gewerkt, is mijn sterkte geweest. Trouwens, ik wil geen geld verdienen op het graf van een soldaat," is George kordaat. In 1976 voegde hij terzake op nadrukkelijke wijze de daad bij het woord: de zowat 50.000 frank, gekoppeld aan de Visser Neerlandiaprijs, werd op een rekening gestort en het bedrag werd er pas in 1980 afgehaald om een deel van het beeld "De soldaat en het meisje" (zie kaderstuk) te bekostigen. De rest kwam van de opbrengst van zijn eerste boek "Duel aan het Schipdonkkanaal" (1978) en uit eigen zak. Het naslagwerk "Duel aan het Schipdonkkanaal" moet zowat één van de meest gegeerde boeken uit de streek zijn. Nog altijd, ruim 15 jaar na verschijning, duiken in kranten of weekbladen oproepen op waarin naar een exemplaar van Spittaels eersteling wordt gevraagd. Het boek beschrijft de gevechten langsheen het Schipdonkkanaal in de meidagen van 1940, een periode waarin in de driehoek Gent-Eeklo-Deinze 596 Belgische en 1.800 Duitse soldaten sneuvelden. "Die hoge tol bewijst dat onze artillerie wel degelijk de Duitse opmars heeft gestuit en dat er dus echt sprake was van een duel," verklaart George die, ondanks veelvuldig aandringen, nooit toegaf om van het uitverkochte werk een herdruk op de markt te brengen.