Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (Belgiƫ) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Bij residentie Dans in de Boelare zijn de veranderingen niet zo spectaculair. Maar dit wil niet zeggen dat men niet goed verder doet, integendeel zelfs.
Het ijzer dat men ziet liggen moet allemaal aan elkaar vastgemaakt worden en daar kruipt heel wat tijd in. Eens dat men zal starten met beton gieten zal het er na korte tijd helemaal anders uitzien.
Ik zou via deze weg toch eens willen aankaarten hoe er in het Meetjesland in het algemeen en specifiek hier in Eeklo door bouwpromotoren gebouwd wordt.
Vele Eeklonaren die in dezelfde situatie verkeren delen mijn mening. Het moet allemaal in het straatbeeld passen. Maar de gebouwen worden zomaar tussen de huizen gedropt waar het al enigszins druk bewoond is. Het gaat hier dus om Residentie Broedershof : de vroegere Broeders-van-Liefde gebouwen die gesloopt werden en waar de meeste buurtbewoners uitzicht hadden op de hoge bomen van het voetbalveld dat daar ook deel van uitmaakte. De bomen werden geveld en de grootste oppervlakte is ingenomen door woonhuizen en een apppartementsblok. Nu ziet het er dus enigszins anders uit. Weg met de privacy . Maar het gaat ook maar om een klein aantal misnoegde buren. So What?! (door en foto's van DSMC)
Begin van de werken Eerste verdieping
Tweede verdieping Zijgevel buurtbewoner met uitkijk op appartementsblok
Nu ben ik daar zelf eens gaan kijken en men knippert toch eens met zijn ogen. Vooral op de laatste foto is het goed te zien en dit is er toch een beetje over.
Prosper Willems werd in 1904 geboren in Adegem op Veldekens. In 1918 kwam het gezin Willems zich vestigen in de Teirlinckstraat 7 te Eeklo (bekijk eens het huisje in de Teirlinckstraat). Prosper was toen 14 jaar en had zijn lager onderwijs beëindigd vermoedelijk op de Kruipuit, hoewel Eeklo ook tot de mogelijkheden behoorde. Hij maakte de eerste wereldoorlog mee, waarschijnlijk weinig school gelopen en gewerkt als koewachter bij een landbouwer. In elk geval erg geleerd was Prosper niet, want hij kon lezen noch schrijven. In Eeklo ging hij in de leer als steenkapper, bij Jan Van Damme op den Botermarkt.
Na enkele jaren ging Prosper Willems werken in de brouwerij Krüger. Daar kreeg hij van zijn werkmakkers die zijn voornaam niet kenden, zijn roepnaam Guust en omdat hij altijd een geruit hemd droeg, Carreau. Meer droeg hij zijn hele leven lang niet, zomer en winter: een geruit hemd en als 't wat kouder was, een rode bolletjes halsdoek en een grijs jasje. Hij was ongeveer 1,75 meter groot en woog een goeie 80 kg. In de Krüger moest Prosper, machtsmens als hij was, tonnen en bakken bier verslepen.
Reeds van voor de Tweede Wereldoorlog was Guust op de Eeklose varkensmarkt bedrijvig met het trans- porteren van biggen.Toen werden er daar wekelijks meer dan 2 000 viggens verhandeld. De varkenskoop- lieden brachten de donderdag zeer vroeg - de markt begon om 6 uur! -hun biggen naar de markt in vracht- wagens die ze parkeerden in de omgeving van de Markt. De schruielende (krijtende, want ze dachten dat ze gekeeld zouden worden) beestjes moesten naar de markt gebracht worden, waar de nesten (een worp van een 6 biggen) in manden aan de kooplustige handelaars tentoongesteld werden. Dat was de taak van Prosper Willems die toen al onder de naam Guust Carreau bekend stond. Prosper was fors gebouwd en had er geen moeite mee onder elke arm een big van ongeveer 30 kg te dragen en naar de plaats van bestemming te brengen.
Op de markt werd Guust Carreau een volksfiguur, want de Eeklose biggenmarkt was bekend van heinde en verre. De handelaars en kijklustigen kwamen van overal in het Vlaamse Land. De kooplui discussieerden uitvoerig over de prijs van de varkens en als koper en verkoper drie maal in mekaars handen geklapt hadden, was de koop gesloten. De biggen moesten dan naar de vrachtwagen van de koper gebracht worden en weer was er werk voor Guust Carreau. Na afloop werd de koop in een café veelal bij Liesken Toarte of de Gambrinus op de Markt, contant vereffend en werd er een pint op gedronken. Prosper werd voor zijn werk betaald en kreeg nog wat pinten bovenop, die hij dan in de cafés op de Markt, bij voorkeur in de Gambrinus opdronk. In één keer, zonder zwelgen, kon hij een glas bier uitdrinken. Hoe meer biggen op de markt, hoe meer drank voor Guust Carreau, donderdagen van 25 tot 30 pinten waren geen uitzondering. Soms viel hij na de markt in slaap in een varkensmand. Vaak lag hij in de goot zijn roes uit te slapen of het nu regende of niet. 's Middags was er dan ook van werken geen sprake meer. Toen Guust Carreau zonder werk viel bij de steenkapper leefde hij van den dop. Zijn donderdagse activiteit werd hem als een halve werkdag aange- rekend. De andere dagen van de week deed hij klussen (aardappelen schillen) en boodschappen (soep- groentehalen) voor de uitbaters van hotel Gambrinus. Guust mocht dan mee eten in de keuken, alleen, omwille van de geur. Hij stonk geweldig, niet alleen naar de drank, maar ook naar de varkens en vooral de varkensstront.
Hij zag zijn moeder enorm graag. Er is nooit een vrouw in zijn leven geweest, dat interesseerde hem niet en geen enkele vrouw had belangstelling voor hem. Guust was analfabeet, maar kon wel cijfers lezen en tellen. Als hij in de Gambrinus zijn krant zat te 'lezen', dan keek hij naar de foto's en de illustratie.
Maar Guust was niet achterlijk, bovendien was hij eerlijk en betrouwbaar. Niemand zou het geprobeerd hebben met hem te lachen of hem te bedriegen. Hij had een goed karakter en een hart van koeken brood. Nooit werd hij lastig of agressief als hij dronken was, veeleer het tegendeel, dan begon hij te zingen het lied van de Spaanse vluchteling of begon hij te wenen, wanneer men hem zei dat zijn moeder op hem zat te wachten.
Niettegenstaande dat Guust Carreau een ijzeren gestel had en nooit ziek was, overleed hij op 58-jarige leeftijd op 20 juli 1962.
Guust heeft de verhuis van de varkensmarkt naar het slachthuis in 1975 en de laatste verkoop van biggen daar op 1 maart 1979 niet meer meegemaakt.
Als Eeklose volksfiguur en herinnering aan de beroemde varkensmarkt verdient hij een standbeeld op de Markt van Eeklo.
(Jan Martens)
Guust Carreau een beer van een vent. Maar doodbraaf als hij maar het nodige geestrijke vocht kreeg tijdens zijn noeste arbeid op de biggenmarkt.
Iedere donderdagmarkt werden meer dan 2 000 biggen verkocht.
Liesken Toarte zei dan altijd: ’T is hier wel altijd stroot en stront in mijne café maar kè veel verteir!!
’T lotjen van het Rootjen. Liesken Toarte als bevallige jonge vrouw. Het mansvolk kon zijn hart eens luchten bij Liesken in haar café ‘Picasso’ in het Rootjen. Haar echte naam was Alice De Roo. Haar bijnaam had ze te danken daar ze vroeger bij banketbakker Geirnaert in de Molenstraat de taartjes aan de man bracht!! Cliënteel waren meestal mannen!
Deze foto's van onze Jörgen dateren al van eind vorige maand waar hij rond de Amerikaanse basis in het Duitse Spangdahlem zich kon uitleven met zijn camera.
Dit is dan de grootste 'put' in Eeklo. Het was Paul Wallaert die mij er gisteren attent op maakte (bedankt Paul).
Dit is op het einde van de Schietspoelstraat en het is het Woonzorgcentrum Dr. Coppens die hier uitbreiding gaat nemen. Zo te zien zal het een serieus gebouw worden maar het is nu nog vroeg om daar aan te denken.
Deze foto kreeg ik van Willy Roesbeke op zijn ochtendwandeling in de omgeving van Het Leen. Willy is herstellende van een operatie en binnen drie weken mag hij terug fietsen.
Gustaaf Joseph De Roover geboren in Eeklo op 26 mei 1888. Zijn vader was baardscheerder in de Collegestraat.
Staf werd geboren met een handicap. Hij had een horrelvoet en strompelde steunend op zijn stok, trekkebenend over de weg. Gustaaf werd zeer katholiek opgevoed. Staf Roovers, zoals hij in de volksmond genoemd werd op 15-jarige leeftijd klokkenluider in de Sint-Vincentiuskerk. Gustaaf stond officieel ingeschreven als knape of kerkbediende als klokkenluider en orgeltrapper op het doksaal. Staf Roovers was meer dan zestig jaar klokken- luider, een lastig werk dat hij vaak niet alleen aankon, want de grootste klok woog 2 600 kg! en diende met vier man geluid te worden. De klokken moesten niet alleen dagelijks geluid worden voor de aanvang van de kerkelijke diensten (missen, vespers, lof en angelus), vaak waren er ook speciale feestdagen, heiligendagen en andere plechtigheden waarvoor de klokken luiden.
Staf was ook orgeltrapper op het doksaal. In die tijd moesten de blaasbalgen die het orgel aanblazen, met mankracht worden bewogen. De orgeltrapper stond boven op de twee blaasbalgen en drukte met zijn ene voet de ene blaasbalg leeg in het orgel, terwijl de andere blaasbalg zich met lucht vulde. Dan verplaatste hij zijn lichaamsgewicht op zijn andere voet en gebeurde het tegenovergestelde. Niet alleen tijdens de kerkelijke diensten, maar ook als de organist wilde oefenen, moest Staf present zijn. Het moet een heel karwei geweest zijn voor de gehandicapte kerkbediende om dagelijks enkele keren de smalle wenteltrap naar het doksaal op en af te gaan om het orgel te trappen en of de klokken te luiden.
Staf was lange tijd rozenkransbidder. Op de vooravond van de begrafenis werd de familie naar de kerk uitgenodigd om voor het zieleheil van de overledene een rozenkrans te bidden, een gebruik dat in de jaren zeventig verdween. De voorbidder las luidop alle gebeden, vijftien maal tien weesgegroeten en onzevaders van de paternoster, gevolgd door enkele litanieën. Het volk bad mee en antwoordde na elke aanroeping van een heilige 'bid voor ons'. Zoals gezegd was Staf De Roover zeer godsvruchtig en klerikaal. Dit engagement trok hij ook politiek door. In verkiezingsperiodes ging hij plakken voor de Katholieke Partij, dan was hij fanatiek 'tjeef'. Hij reed op zijn gemak met zijn zware fiets, beladen met affiches, papemmer en papborstel, Eeklo rond om op toegelaten en niet-toegelaten plaatsen affiches, vooral het kiesnummer van de katholieke lijst te plakken en het verkiezingsplakwerk van andere partijen af te scheuren of te overplakken. In die hoedanigheid liep en reed hij veel op straat, kon je hem overal in de stad ontmoeten en werd hij een bekende Eeklonaar.
Voor en na de Tweede Wereldoorlog was Gustaaf De Roover colporteur van de Eeclonaar. Na de zondagsmissen stond hij aan de uitgang van de kerk om het weekblad te verkopen. Staf De Roover was een doodbrave man. Hij leide een bijna ascetisch leven. Veel luxe permitteerde hij zich niet. In eten en drinken was hij uitermate sober. Wanneer hij het druk had in de kerk, stelde hij zich tevreden met een korst droog brood. In café's was hij nooit te zien.
Komfort, weelde, een gezin kende hij alleen van horen spreken en een vleugje vriendschap vond hij alleen op straat. Op 91-jarige leeftijd overleed Staf. Hij is heengegaan zoals hij op de wereld gekomen is: ongezien en bij zijn afsterven ongelauwerd. Volgens zijn laatste wens werd afscheid genomen in zijn grote kerk en werd hij in Eeklo begraven.
Het drukke leven maakt dat ook we elke dag opnieuw het beste van onszelf moeten geven. We maken amper tijd voor anderen, we hebben zelfs geen tijd voor onszelf, soms zelfs niet voor wat ons het dierbaarst is. Maar HUYSE NESTELT wil er WEL zijn voor mensen uit onze streek, die het plots, ongewild, niet allemaal meer alleen kunnen. Voor zij die getroffen worden door kanker. Iedereen die iemand kent met 'kanker', getuigd hetzelfde: de wereld stuikt in. Men heeft geen antwoorden. Men voelt zich alleen, en ook naatsen, vrienden, familie weten soms niet waar naartoe met vragen, verwerking, verdriet, hulp, begrip... Er is geen ruimte voor kanker en al wie er mee betrokken is.
Zo is Huyse Nestelt ontstaan, een inloophuis in Eeklo, een project in samenwerking met Kom op tegen kanker. Dit inloophuis biedt met en na kanker informatie, een luisterend oor en lotgenoten contact. De plaats waar je 'gast' mag zijn en waar men zichzelf mag herontdekken. Men kan er terecht voor ondersteuning buiten het ziekenhuis, alsook voor ontspanning of een creatieve activiteit. Huyse Nestelt is een ontmoetingsplaats, waar men mag 'zijn' en de zorgen even mag vergeten. In de omgeving van het Meetjesland is er een groot tekort aan dergelijke psychosociale opvang voor kankerpatiënten of ex-kankerpatiënten. Ook familieleden, mantelzorgers en kinderen willen we ruimte bieden, want ook zij hebben nood aan ondersteuning.
Onze missie is gebaseerd op drie belangrijke pijlers: - Partner zijn in verbeteren van levenskwaliteit: we gaan samen op weg met elke persoon getroffen door kanker, hun naasten en mantelzorgers. - We zijn een bruggenbouwer tussen het traject gevolgd in het ziekenhuis en het terug opnemen van het leven tijdens en na het ziekteproces. - Alle diensten en activiteiten die we aanbieden zijn een wegwijzer naar re-integratie in het werkveld, het sociaal leven, het dagdagelijkse,...met als doel het psychosociaal welbevinden te behouden of verbeteren.
Op donderdag 15 oktober gaan we open, symbolisch omdat dit de Dag van de kanker is. Op dinsdag 20 oktober is in de namiddag de eerste vrije inloopdag. Maandag, donderdag en vrijdag zijn we ook open, op afspraak. We hopen vanaf januari 2021 dit verder uit te bouwen en meer dagen zonder afspraak open te zijn.
Huyse Nestelt is gelegen in de Roze nummer 150 te Eeklo.
Wie zich afvraagt waar de naam Nestelt van komt, wel dat is de slogan van beide dames:
Nazorg en Steun Telt
Dit zijn twee enthousiaste vrouwen Joke en Kathleen die in Huyse Nestelt mensen met of na kanker willen bijstaan en begeleiden.
Joke en Kathleen samen met enkele vrijwilligers aan Huyse Nestelt. Er worden nog vrijwilligers gezocht om allerlei klusjes op te knappen.
Vorige week zag ik beweging aan het vroeger schooltje in de Teirlinckstraat.
Ons vroeger 'kakschooltje' dat we nu wel eens 'den Unief' noemen.
De eigenaar verzekerde mij dat het maar een beetje een opsmuk is
want later zal het schooltje afgebroken worden. Maar...het moet terug herbouwd worden in dezelfde stijl en ook het torentje in het dak moet terug nagemaakt worden. Dus de herinnering zal blijven...
In de Molenstraat, waar die kraan op het voetpad staat, is men al een tijdje bezig. Maar ik passeer daar altijd aan de kant van de bouw en let dan niet altijd op de werken. Nu reed ik eind vorige week aan de overkant en zag ik dat men toch al redelijk wat werk verzet heeft. Er zal nog wel een verdiep of twee bijkomen.