Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
Gisteren aan het werk in de Pokmoere . Toch wel een speciaal beroep. Wat er moet gebeuren weet ik niet, maar op de onderste foto zie je 2 man die kabels naar omhoog trekken via een katrol. Op foto 1 heb ik met pijltjes aangeduid waar dat die mannen zitten.
Stad Eeklo dient voor de verwezenlijking van zijn doel (zie meerjarenplanning 2021/A-2.02.01/ 0610-00/222000/STAD/CBS/IP-600NW2.02.01 – De stad heeft een stadsvernieuwingsbudget voor o.a. strategische aankopen, opwaarderen straten/pleinen) en voor het algemeen nut over te gaan tot de verwerving van het onroerend goed gelegen te Kaaistraat 25, 9900 Eeklo, het gewezen rijkswachtcomplex, kadastraal bekend als Eeklo, 2e afdeling, sectie E, perceelnr. 918/F/2, groot volgens opmetingsplan 2 737 m2.
Het te onteigenen onroerend goed is eigendom van de Belgische staat en wordt beheerd door de Regie der Gebouwen, Afdeling Vlaanderen Regio West, Ketelvest 23/301, 9000 Gent.
De locatie was in gebruik als rijkswachtkazerne tussen 1930 en 2003.
De stad heeft zich in de meerjarenplanning geëngageerd om door middel van een globaal stadsvernieuwingsbudget (A.2.02.01) diverse pleinen en straten op te waarderen. Dit gaat bijvoorbeeld om aanpak en aanplant van de middenberm, beperkte herinrichting van het ceremonieplein, het plein in de Witte wijk, het Herbakkersplein,... Dit kan ook gaan om aankopen van gebouwen/terreinen in het stadscentrum om beter te kunnen inspelen op stadsvernieuwing.
De rijkswachtkazerne vormt één van de stadskankers omwille van de vastgestelde verontreiniging en de daaraan gekoppelde leegstaand. Het volledige terrein is volgens het gewestplan gedeeltelijk in een woongebied en gedeeltelijk in een ambachtelijke zone gelegen. De omgeving is sterk verstedelijkt. De site ligt in een dens bewoonde visgraatstraat (Kaaistraat) en paalt ten oosten aan het shoppingcenter Kruger (voormalige brouwerijcomplex Krüger) en staalfabriek Steyaert-Heene.
De site heeft evenwel belangrijke potenties als stedelijk inbreidingsproject met complementaire functies voor de stad. Het is de rol van de stad om hierbij op zoek te gaan naar mogelijke (grond)coalities tussen verschillende partijen. De stad kan op haar beurt een RUP opmaken om dit stedelijk gebied op termijn te gaan herontwikkelen. Een stedelijk inbreidingsproject zoals in het verleden reeds gebeurde in Stassano, Sogeta, Covina, … Er kan hierbij evenwel gewerkt worden met een nabestemming voor de huidige zone staalfabriek, een bestemming die na verloop van tijd in werking treedt of op een bepaald tijdstip de oorspronkelijke bestemming vervangt (vb. bij definitieve verhuis).
De beoogde onteigening dient het algemeen nut. Het betreft een kankerplek in de stedelijke woonkern. Deze locatie vraagt een dringende sanering en invulling van decennialange leegstand. De herbestemming kadert volledig in de beleidsdoelstellingen van de stad om door middel van een stadsvernieuwingsbudget diverse pleinen en straten op te waarderen.
Regie der Gebouwen wenst zelf geen initiatief te nemen om de site te gaan ontwikkelen en wenste de verplichte sanering over te dragen aan de nieuwe eigenaar. De stad wenst hierbij zelf stappen te nemen om de stadskanker op korte termijn aan te pakken.
De oude rijkswachtkazerne zoals ze er nu bij staat in de Kaaistraat.
Nu voelen we ons terug fris aan het hoofd met een prachtig gesneden haartooi!
We beseffen echt dat we onze kappers hard nodig hebben.
En deze mooie stiel was in vroegere jaren eveneens heel belangrijk.
Daarom tonen we de eerste kappers materialen die dateren uit begin 20 ste eeuw. En dit materiaal maakt ook deel uit van onze KVVV verzameling, geschonken door vroegere kapperszaken uit onze stad.
Smullen van Krullen
Voor de vrouwen kwam na WO1 het korte haar in de mode, een overblijfsel van tijdens de oorlog toen veel Amerikaanse verpleegsters er een korte snit op na hielden om de luizen de pas af te snijden.
Maar wanneer tijdens het interbellum de kapsalons in de grote steden de kop opstaken en zich uitrustten met tal van elektrische krul-en droogtoestellen kreeg de coiffure voor dames een nieuwe impuls.
Als het regent in Gent dan druppelt het in Eeklo. Halverwege de vorige eeuw konden Eeklose dames dan ook bij kapster Erna Delmé, dankzij deze geavanceerde apparatuur, figuurlijk "Smullen van Krullen".
Eerst in haar salon in de Collegestraat en later op het Schuttershof. Wanneer Erna jaren later er definitief de stekker uit trok, gingen deze toestellen deel uit maken van de Eeklose erfgoedcollectie.
Knippen en scheren bij de heren
De Van Den Bossche's waren een gekende kappersfamilie in Eeklo. Theofiel Van Den Bossche coiffeerde in het "Rootjen" en Ferdinand Van Den Bossche had een bloeiende kapperszaak op een boogscheut van de Boelare (nu huis VERITAS).
Beide kappers waren niet alleen "coiffeur" (knippen en verzorgen van hoofdhaar) maar ook "barbier" (scheren, knippen en verzorgen van baarden en snorren) en op de koop toe nog eens "herbergier".
Het scheren van de baard gebeurde volgens een bepaald protocol en met de passende attributen. Eerst kreeg je een verfrissende lotion opgespoten zodat de poriën open kwamen en de baardhaartjes tijdens het scheren gemakkelijk meegaven. Toen volgde een warm doekje en begon het inzepen met de kwast.
Belangrijk was de draaiende beweging want hoe beter het inzepen, hoe beter het scheerresultaat.
Het scheren gebeurde met het typische barbiermes, een mes dat scherp moest gehouden worden op een leren riem. eerst werd er geschoren met de haartjes mee, een tweede maal tegen de haarlijn in.
De scheerbeurt werd afgewerkt met de aluinsteen. hierdoor gingen de poriën zich terug sluiten.
VOETBALSTADION ZANDVLEUGE: RENOVEREN OF VERHUIZEN?
Het voetbalstadion aan de Zandvleuge ligt er belabberd bij: de tand des tijds heeft zijn werk gedaan. Sommige onderdelen van het voetbalstadion zijn niet meer bruikbaar, nutsvoorzieningen moeten aangepakt worden om veiligheid en comfort te verzekeren.
De ganse accommodatie ademt nog alleen wat nostalgie: het dateert uit de gouden tijd van de Fecee (toen nog Eeklo, nu Meetjesland) en deze ploeg bracht het zelfs tot in de Tweede Nationale (het huidige 1B).
Ondertussen verblijft de Fecee in Tweede Provinciale.
Het stadsbestuur heeft de vaste wil om aan deze toestand een oplossing te bieden.
Daarbij zijn maar twee mogelijkheden: blijven aan de Zandvleuge (en grondig renoveren) of het voetbalstadion integreren aan het Sportpark (en investeren).
Het schepencollege heeft inmiddels beslist om die keuze te maken op grond van een dossier waarbij de beide scenario’s zullen onderzocht worden en waaraan het kostenplaatje als belangrijk criterium zal gehecht zijn.
Er zal eveneens gepeild worden naar de uitbreidingsmogelijkheden achteraan het Sportpark en, ingeval van verhuis, naar de toekomst van de open ruimte aan de Zandvleuge.
De studieopdracht wordt aan Farys, die het Eeklose Sportpark uitbaat, toevertrouwd.
Aan de hand van die gegevens zal een definitieve keuze gemaakt worden.
Deze week ben ik zelf eens gaan kijken en als ik daar ook een mening mag over hebben kom ik tot de conclusie dat daar natuurlijk veel op te kuisen valt maar dat kan nu geen probleem zijn.
Volgens mij zijn er hier toch mogelijkheden om met zo weinig mogelijk kosten deze club draaiende te houden. Hoe het zit in de kantine weet ik niet maar daar moet toch ook nog iets mee te doen zijn. Ook de kleedkamers eens aanpakken zal toch zoveel niet kosten dan een nieuw stadion zetten. Dit wordt geen gemakkelijk dossier voor onze politici.
Toch denk ik dat er veel ploegen in de omstreken zijn die van zo een stadion dromen....
Toen ik niet lang geleden in het AZ Alma was bij de voorstelling van het Drieluik in AZ Alma zag ik dit in een van de gangen. De gang waar de kleerkastjes van het personeel in zijn en dit vind ik nu toch heel origineel gevonden. Proficiat aan de mensen die hier elke dag zich inzetten om de zieken te verzorgen en bij te staan in deze moeilijke tijden.
5 De Meyer 6 ?, 7 Rita De Visser 8 Marleen Oosterlinck 9 Maddy Heirman 10 Beirnaert 11 ?, 12 Jeannine Bisschop.
Toch nog dit detail: Ja, de 2 Nicole Bouchiers zaten toen in dezelfde klas...was niet gemakkelijk voor de rapporten en de toetsen. Nicole 1 en Nicole 2 was ook geen goed idee. Mijn tweede naam is Marie Rose...Dan maar Nicole en Marie Nicole.... Er was nog verwarring en daarom mochten we het volgend schooljaar niet meer in dezelfde klas... Nicole de blonde en Nicole de zwarte! Zo werden we ook wel genoemd!!!
Met veel dank aan 'Marie Nicole' (de zwarte Nicole 😉) voor de namen en de mooie anekdote tijdens dat schooljaar.
Die oude treinen, het blijft iets hebben. Na een heel lange corona tijd waren 'de mannen van Maldegem' gisteren nog eens terug in Eeklo. Bekijk hun volgende ritten op: https://www.stoomtreinmaldegem.be/nl/
Koninklijke VVV Eeklo kocht in 1990 dit slingeruurwerk aan zodat we een prachtig stuk konden toevoegen aan onze Eeklose erfgoedcollectie.. Voor de vervaardiging van dit pronkstuk werd in hoofdzaak gebruik gemaakt van kogels en obussen uit de Eerste-Wereldoorlog.
In 1922 staken vader Charles-Joseph Gallet en zijn zoon Lucien de handen uit de mouwen om elke maandag te werken aan een gigantische klok in het atelier van de vader in de Molenstraat. De vindingrijke uurwerkmaker had immers een werkruimte achter zijn handelshuis op de plaats waar nadien ere-notaris Emiel Dauwe woonde. Lucien had in die tijd reeds een eigen zaak in de Stationsstraat nr.11.
Bij het maken van het koperen slingeruurwerk deed zich een klein incident voor. Lucien wou op een keer twee kogels in X-vorm solderen, doch het slaghoedje van een van de kogels ontplofte, met als gevolg, dat de arme Lucien met een bloedend gezicht naar huis terugkeerde. Hij was gelukkig niet ernstig gewond.
Dit koperen kunstwerk was volledig afgewerkt op 4 oktober 1926.
Georges Gallet was de kunstzinnige broer van Lucien, hij stond in voor het schilderwerk van veldslagen en bekende oud-strijders uit de Eerste Wereldoorlog. Deze taferelen en portretten zijn beurtelings door een uitsparing in de wijzerplaat te zien.
In 1930 stond het pronkstuk uit Eeklo te kijk in de Wereldtentoonstelling in Antwerpen. Er wordt verteld, dat een of andere fantast het uurwerk wou kopen voor het fenomenaal bedrag van 100.000 fr.
Ik denk dat die vent zijn geld beu was, te meer daar een omrekening van dit bedrag in november 1990 overeenkwam met de fantastische som van 1.647.940 fr.
De Gallets waren erg vaderlandslievend. Daarvan getuigt ondermeer het feit, dat zij ervoor zorgden, dat men telkens zes minuten voor en na het halfuur achtereenvolgens de volgende nationale hymnen kan beluisteren : Marseillaise, God save the King, Brabançonne, Amerikaans volkslied en ook nog andere krijgshaftige deuntjes.De Gallet klok is 2,75 meter hoog, en zijn breedte, de sokkel meet 1,35 meter.
Familie weetje:
Charles-Joseph Gallet werd geboren in Moustier-sur-Sambre op 25 maart 1860. Zijn ouders waren Augustin-Joseph en Adèle Fichefet. De Gallets waren oorspronkelijk een familie van foorkramers, zo kwamen ze in Eeklo terecht. In augustus 1881 behoorde Charles Gallet tot de medestichters van de Katholieke Fanfare (vanaf 1882 Amicitia genoemd), hij speelde toen bugel. Op 7 augustus 1883 huwde hij met Augustina Lammens, een dochter van de stationsschef in Sleidinge.
Als wij het vakmanschap van Charles-Joseph bekijken, moet het ons niet verwonderen dat hij de opdracht kreeg om het torenuurwerk van de grote kerk te onderhouden.
Bronvermelding: Heemkundige bijdragen uit het Meetjesland. 6/ pag 60-65 Auteur: Robert Claeys
- Ha Achiel, zijde ôok content dan de terraskes weere open zijn?
- Joak Lowie, doar hèk echt noar uitgekeek’n! Een fris pintjen op de Moart of in den Boeloare, mêer moet da nie zijn. ‘k Zoe kik mij alledoagn op een terrasken parkeern, zjuust de zondagoavend niet!
- Meugde tan nie van Irma toch?
- Nêeje vent, tan ist de mow! En ik zij doar nen speesjialist in!
- In wadde?
- In mown vang’n, Lowie. Op teelevieze weeteket al lange, moar ‘k weirke nui ôok vôor ’t stad!
- Vôor ’t stad? Dedie hèn toch nen groendienst vôor mown te vang’n?
- Joamoar, zukken mown nie hé. Moar echte vawsspelers, dien den boel blokkeer’n en zorg’n datter gêen gewd in ’t baksken komt!
- Da klinkt een beetjen gelijk nen politiekere?
- Zjuust Lowie, en doarom zij’k een onderzoek gestart in ’t scheepencolleejze vôor te kijk’n woar dat allemoale mislôopt en wie dat den mow zoe keun’n zijn.
- En lukt dat een beetjen Achiel?
- ‘k Moe zegg’n dat nie gemakkelijk is. Eerst pejsdegek dat Isauratjen zoe zijn mee dan die weirk’n an den Herbakkere awtijd moar uitgesluierd word’n. Tan hoaket op Windèj bij wien damme vrêed lange moeten wacht’n hèn op dienen mieniegowf en da skeejtpark. En ôok Bobken, mee zijnen mislukten middenbeirme is in mijn viezier gekomm’n. Van Kriestofken woarek rap zekere dat hem nie kosten zijn.
- Ja, hoedadde?
- Ewew, nen mow zie toch nie goed? En Kriestofken lôopt awtijd mee zijnen briw op zijn hôofd, dus hij moe wew nog goed zien! En Luuksken keunet ôok nie zijn, want dendienen hee gêenen tijd: van ’t snechtinks toe ’t soavends moet hij ewkes wass’n en spêetjes geejv’n, tussendeure noar da gezoag van zijn scheepens luisteren en zijn dochtere rijlesse geejv’n. Hoe zoet hij nog den boel moet’n sabotteern? Moar ik weetet aw wien dat de mow is!
- Wiene? Anneken Van den Driessche? Smessoartjen? Mejken de seekreteir toch nie?
- Nieje Lowie. Peins ne kêer, wa mislukter nui aw joarn? Woar zitten we aw kweet nie hoelange op te wacht’n? Wukken dossier komt er awtijd moar nie deure?
- Ja jongne, omme dat allemoale beginn’n opsomm’n, zitt’n m’hier morgennechtink nog!
- Nie overdrijv’n hé Lowie, wa wiwt Eeklô nui aw tfijftig joar?
- Ha, kweetet: nen Rink!
- Zjuust Lowie! En wie heefter doar binst de kiezinge mee uitgepakt? Wie noemdege heur eigne ‘de leejdie van de Rink’?
Nog een volksfiguur van Eeklo: De hardloper Aimé Termont
Aimé (Amaat) Alois Termont werd in de Prinsenhofstraat 66 in Eeklo geboren als zoon van een meubelmakersgast.
Op 8 mei 1907 verhuisde het gezin Termont naar Gentbrugge, waar Aimé opgroeide en school liep. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij heel zijn leven Gents bleef spreken, waardoor veel mensen dachten dat hij een Gentenaar was.
Reeds als knaap viel het op dat Aimé goed uit de voeten kon en in toen populaire straatkoersen kon niemand hem de baas.
Hij kaapte daarin veel prijzen weg, toen nog natura prijzen zoals koffie, drank, kledingstukken, vlees en andere gebruiksvoorwerpen. De jonge atleet was in Gent ook actief als voetballer en bokser.
Na zijn legerdienst werd hij gevraagd al lopende een omhaling te doen ten voordele van TBC-lijders. Het was het begin van zijn carrière als hardloper. Uren aan een stuk kon hij lopen zonder ooit stil te staan, zelfs ter plaatse bleef hij trappelen. Met twee collectebussen schuddend in de hand en met de uitroep alstublieft, alstublieft, alstublieft ging hij een bijdrage vragen voor het goede doel.
In die tijd nam hij ook deel aan langeafstandslopen, zoals Gent-Oostende(-Gent). Hij bleef lopen en zag dat er brood zat in het hardlopen. Zijn eerste publiek optreden voor eigen rekening was op de kermis in Ertvelde-Rieme in juni 1927. Vooraleer hij startte, vroeg hij telkens de toelating van de burgemeester of van de politiecommissaris, die hij in een boekje liet optekenen. Vaak moest hij een deel van de collecte afstaan voor een goed doel of werd hij gevraagd te lopen voor een charitatieve actie, meestal voor het Rode Kruis, vandaar dat hij ook wel den bloedleupere genoemd werd. Bijna veertig jaar lang liep Aimé op kermissen, feesten, wielerwedstrijden, jaarmarkten, carnavals en bedevaarten, vooral in Oost-Vlaanderen, maar ook in Anderlecht (Vette Os), Genk (St.-Barbara), Waregem (koerse), Wervik, Boom en Niel. Daar reed hij naartoe met de trein of met de fiets. meer dan honderd kilometer fietsen, zes uren lopen, (en waarschijnlijk kon hij ook zwemmen), het lijkt wel een triatlon. Hij moest dus niet onderdoen voor de Iron Man! Jong en oud, groot en klein kende hem als de zeere leupere. De mensen staken wat in zijn bus uit een mengeling van medelijden en bewondering: wat een dapper man.
Op het einde van de jaren dertig was Aimé actief als worstelaar. Hij kreeg een opleiding bij Karel Sys en was diens sparing partner in lopen, boksen en worstelen.
Aimé Termont, wolbewerker, handelaar, koopman, woonde van december 1936 tot mei 1937 alweer in Gent. Op 6 december 1937 kwam hij terug naar Eeklo en verbleef achtereenvolgens in de Moeie, Cocquytstraat en Zuidmoerstraat.
In 1959 stond Aimé ingeschreven als leurder, mijnwerker. Waarschijnlijk was hij 's zomers actief als hardloper (=beroep leurder) en werkte hij 's winters in de koolmijnen.
Waar publiek was, op terrassen, in cafés, langs het circuit van een wielerwedstrijd, op kermissen en jaarmarkten was Aimé al lopend, trappelend, hijgend en zwetend te zien. Vele Gentenaars kenden hem van de Gentse Feesten. In de negen dagen van de Gentse Feesten in 1962 liep hij naar schatting de afstand Gent-Parijs. Gekleed in loperspak met de bus in de hand, bezweet van kop tot teen, loopt hij van herberg tot herberg, zonder ooit maar eenmaal stil te staan. De mensen werpen soms een frank, een kwartje of zelfs een slechte knop in zijn bus.
Via het Rode Kruis werd hij bloedgever, het bloed van zo'n sportman dat moest wel goed zijn. In 1930 werd hem voor een spoedgeval een halve liter bloed afgetapt om 11.30 uur, om 12 uur reed hij voor een optreden met de fiets naar Wervik, een rit van vier uren, hij liep drie uren en keerde dan met de fiets vier uren terug! Voor zijn diensten als hardloper ten voordele van goede werken en zijn prestaties als bloedgever werd hij op 22 februari 1957 op Radio Luxemburg gehuldigd.
In de jaren vijftig werd hardlopen een serieuze bijverdienste, waar hij bijna kon van leven, want in enkele uren tijd haalde hij een paar duizend frank op.
Tijdens een optreden dronk of at Aimé zelden, maar daarna des te meer. Legio zijn de verhalen van een hele pot soep, tweeën een halve kilo gehakt, een emmer mosselen, vijf meter droge worst en een gezinsportie hutsepot die hij na enkele uren zéére-leupen naar binnen werkte. Een ander sterk nummer was twaalf pinten bier leeg drinken op twaalf slagen van de klok.
Aimé Termont bleef lopen, niettegenstaande hij ook een dagje ouder werd, tot hij in januari 1968 overleed.
Met hem verdween een van de laatste hardlopers, een eigenaardig beroep dat volgens enkele toenmalige journalisten dagtekent uit de tijd van Breughel.
Bronvermelding: Heemkundige bijdragen uit het Meetjesland.