PAROCHIEREGISTERS
De Burgerlijke Stand is zoals bekend een uitvinding van de Franse Revolutie. Tot 1796 hield het bestuur van steden en gemeenten geen gedetailleerde registers van hun inwoners bij. Als er toch lijsten werden opgesteld, bevatten zij alleen de namen van de gezinshoofden en de belasting die deze moesten betalen.
Dat wij toch over 17de- en 18de-eeuwse gegevens beschikken, danken wij aan de zorg van de parochiepriesters, die met wisselende zorgvuldigheid de namen van hun dopelingen, huwenden en overledenen noteerden – deels ook omdat zij voor elk van hun optredens bij deze gelegenheden van het burgerlijk bestuur een vergoeding ontvingen. In het begin bleven deze aantekeningen dikwijls beperkt tot een datum en de naam van de betrokkene, al snel vinden wij gelukkig ook gegevens over de ouders, peter en meter, getuigen e.d. Hét fundament voor de geschiedenis van de kleine man en de genealogie in het bijzonder.
Vanaf 1796 nam de stad of de gemeente het bijhouden van de bevolking op zich. Deze taak was van het begin af aan strikt gereglementeerd, zodat de vorser daarin een overvloed aan details en (meestal) betrouwbare informatie vindt.
Door deze comfortabele registers raakten die van de parochie helemaal op de achtergrond. Ook al werden en worden die sindsdien nog altijd bijgehouden, zij worden zelden of nooit geraadpleegd, niet het minst omdat zij in pastorieën en dekenijen bewaard worden. Ten onrechte. Slechts weinig genealogen weten dat de Franse Revolutie aanvankelijk elke vorm van godsdienst verbood, wat bij heel wat gelovigen een begrijpelijke reactie uitlokte: zij huwden in het geheim en vertikten het principeel dit huwelijk op het stad- of gemeentehuis aan te geven. Een gelijkaardig verschijnsel valt op bij dopen. Een kind niet aangeven leidt nu tot onoverkomelijke moeilijkheden, maar in een tijd zonder ziekenfondsen, werkloosheidsvergoedingen en pensioenen kon dit best …
De vroeg-19de-eeuwse parochieregisters kunnen dus heel wat hiaten opvullen. Het archiefteam besliste daarom al enkele jaren geleden de parochieregisters uit die tijd in computerlijsten om te zetten. Willy Buyck en de betreurde Willy Hamerlynck publiceerden in 2009 al een boekversie van de 'Huwelijken 1808-1830', en Willy Buyck rondde onlangs het deel 'Huwelijken 1831-1850' af. Hij werkt momenteel aan een lijvig boekwerk 'Dopen 1802-1820'. Over het nut van een deel 'Overlijdens' valt te discussiëren: iemand laten begraven buiten medeweten van de overheid is immers zo goed als onmogelijk.
Ook na de voltooiing van dit werk zullen kleine hiaten overblijven. Er is niets overgeleverd tussen 1796 en respectievelijk 1802 (dopen) en 1808 (huwelijken). Die registers zijn er wel ook nooit geweest, omdat de buiten de wet gestelde kerk zich nog niet had gereorganiseerd en er op veel plaatsen ook geen geestelijken meer waren. Veel stambomen zullen dus voor die jaren witte vlekken blijven vertonen …
(Freddy Pille)
|