Vervolg van het interview dat Marc Van Hulle afnam van George in 1994.
MARC-ANTE ONTMOETINGEN
George E. Spittael, M.S.M. (deel 2)
WAARHEEN ?
George(s) E(dmond) Spittael zag op 13 augustus 1924 het levenslicht als tweede kind in het gezin van Alfred Spittael en Elvira Colpaert. Zijn zin voor orde en stiptheid kreeg George ongetwijfeld van thuis mee, want zijn zus Anaïs werd drie jaar vroeger op dezelfde dag (13/8/1921) geboren... Alfred Spittael woonde met zijn gezinnetje in één van de arbeidershuisjes rechts op het Gebroeders Van De Woestijnepleintje. Hij werkte aanvankelijk als meestergast bij Van Dammes, maar startte al gauw een eigen stoffenhandel in een rechtoverliggend magazijn. Ook voor de familie Spittael kwam de tweede wereldbrand zeer ongelegen, maar George, de jongste telg van het gezin, was tuk op soldaten en militaire aktiviteiten. Bij de mobilisatie in 1939 en de Franse troepenbewegingen in 1940 keek hij met ogen als schoteltjes naar al die strijdvaardige mannen in prachtige uniformen. Zijn eerste kentekens en knopen dateren trouwens uit die periode. Maar op 25 mei 1940 om 6 uur 's morgens, was het speelse al enkele dagen verdwenen, toen was het serieus: "Raus, Eeklo wird Frontstadt !" klonk het in de Zuidmoerstraat, waar meer dan achthonderd mensen samengevlucht zaten in Enkes vellenfabriek. Ook de familie Spittael was daarbij en toen het evacuatiebevel klonk, werden gauw nog wat bezittingen bijeen gescharreld in een hoofdpeluw en met een slagersfiets werd de uittocht ingezet. "Maar je moet je de situatie van toen eens voorstellen," pikt George in. "Je wordt bevolen om onmiddellijk je huis te verlaten en om elders onderdak te zoeken. Maar waar moet je in godsnaam naartoe ? Al de mensen bij wie je zou kunnen aankloppen, moeten eveneens hun huis verlaten. Op goed geluk trokken we dan maar richting Lembeke, waar we aan Aveschoot na een korte schermutseling, van de hoofdweg afraakten en een kerkwegel insloegen. En daar is alles begonnen voor mij..."
VELDGRAF
De Spittaels volgden de wegel tot aan de kerk, trokken dan de Gentstraat in en sloegen voorbij de huidige koekjesfabriek een nieuwe kerkwegel naar de Vroenhoek in. Een eindje verderop werden ze evenwel door een Duits soldaat tot staan gebracht. "Hij gaat ons doodschieten," had vader Spittael angstig gemompeld, maar hij had het verkeerd voor. Het viertal werd die vroege zaterdagmorgen 25 mei 1940 tegengehouden om een toch wel speciale reden: vlakbij was immers een Duits veldhospitaal en daar waren al enkele doden te betreuren. En die moesten begraven worden. "Plots hoorden we treurige marsmuziek, gespeeld door een muziekkapel," zegt George, die het melodietje nooit meer vergat: "Ich hatt'ein Kameraden, ein besseren findest du nicht". "Door het lover zagen we enkele brancardiers die een tiental lichamen naar een veldgraf droegen. Later is gebleken dat we getuige waren geweest van de begrafenis van zeven Duitse en vijf Belgische soldaten die, naar Duitse traditie, bij het ochtendgloren werden begraven. En dat moment, die gebeurtenis heeft mij, als zestienjarig jongetje, echt gepakt en betekende de start van mijn levenswerk. Vooral toen ik nadien vernam dat zowel de Duitse als de Belgische soldaten, die eerst mekaar naar het leven hadden gestaan, toch broederlijk naast mekaar werden begraven. Over de dood heen, bestaan er geen vijanden meer." George E. Spittael kwam nadien nog tientallen keren naar die ene plaats langsheen die Lembeekse kerkwegel terug. Hij nam er ook zijn eerste foto's van soldatengraven, foto's die hij angstvallig verborg in een boekje want dat geheim wilde hij toen nog met niemand delen.
|