Dit is een foto van mijn lieve hond Bowy . Bowy is geboren op 03-03-1999 en is nu 7 jaar.
Spreken kan hij niet.
Ze huppelen lichtvoetig en van vreugde dansen de haren in het rond. Erg fotogeniek, al dat gewapper. Net een aureooltje van weelderig haar: 'Ben ik niet lief, om te zoenen?' Wel zeker. Je moet al een grote zeurpiet zijn als een beardie je niet aan het lachen brengt met zijn dolle fratsen en koddige snoet.
De bearded collie is een superhond voor 'zijn' mensen. En zoals bij veel rassen, is ook hier het motto: 'Eens een beardie, altijd een 'beardie'. Hoewel hij niet voor iedereen de perfecte keuze is, getuigt hij van een natuurlijke schoonheid zonder liflafjes of kunstgrepen. Voeg daar zijn hoge knuffelfactor aan toe, en je bent meteen verknocht aan dit charmante ras.
antal foto's genomen door een vriendin, die zelf twee bobtails heeft een daarvan staat op een van de foto,s
heerlijk voor de hond de sneeuw .behalve al die klonten die aan zijn poten gaan zitten. Hele plassen water op de vloer waneer het thuis ontdooid. Maar dat geeft niks,je krijgt zoveel liefde van zo.n beest dat je het met alle plezier opdweilt
De Bearded Collie is met circa 55 cm schofthoogte een middelgrote herdershond, die afkomstig is uit Schotland. Vroeger stonden ze bekend onder diverse benamingen: Coalie (naar de gelijknamige schapen met de zwarte gezichten of naar hun eigen zwarte kleur), Highland Colley, Scottish Highland Colley, Sheepdog, Drijvershond en Scottish Bearded Collie. De benaming Bearded Collie, vertaald de Collie met de baard, is uit een zeer recent verleden.
De Bearded Collies zijn snelle, wendbare werkhonden met dikke, ruige vachten en harige hoofden, die gewend zijn onder harde, ruwe weersomstandigheden op ruw, geaccidenteerd terrein te werken. Ze zijn eeuwenlang door natuurlijke selectie gevormd tot schrandere, betrouwbare en ijverige werkhonden voor de schaapsherders. Waakzaam, intelligent, zelfverzekerd, bedrijvig maar heel goedaardig tegen de baas en diens familie.
Ondanks de eeuwenlange nadruk bij het fokken door de herders op de werkkwaliteiten en het selecteren op de vaardigheden voor het schaapherderwerk zijn de Bearded Collies ook heel mooi met hun lange, rijke vachten in aantrekkelijke grijze, rode, bruine of gouden kleuren, die hun een bevallig uiterlijk geven. Vroeger waren de Bearded Collies met hun circa 60 cm wel wat groter en meer eenkleurig met rode, bruine of gouden vachtkleuren bij de honden uit de bergstreken en de blauwgrijze tinten uit de grensstreken van Schotland en Engeland. Te weten; de Border of Lowlandtype (leisteenkleurige hond met lang, hard en steil haar) en het Highlandtype (is kleiner, bruin van kleur en heeft een kortere, golvende vacht). De 2 typen bestaan heden ten dage niet meer. Men heeft deze variëteiten door elkaar gekruist om de beste eigenschappen in de Bearded Collie te verzamelen.
Hoewel hun afkomst in den nevelen van Schotland is gehuld, kan de aanwezigheid van de Bearded Collie sinds de 16e eeuw in Schotland worden vastgesteld. Toen al roemden diverse schrijvers deze hond om zijn verdiensten als schaapherder en zijn weerbaarheid om te werken onder harde levensomstandigheden. In de literatuur wordt aangegeven dat de Bearded Collie zou zijn ontstaan uit de Poolse herdershond Owczarek Nizinny, die aan het begin van de 16e eeuw door scheepvaarders naar Schotland zou zijn meegenomen. De ruige vacht van de Bearded Collie wijst ook op een afkomst uit Centraal Europese gebieden en Balkanstreken waar soortgelijke herdershonden als de Puli en de Komondor voorkomen. Overal in Europa ontstaan namelijk in deze tijd vergelijkbare rassen als de Ned. Schapendoes, de Pyreneese Herdershond en de Puli.
Schilderijen uit de jaren kort voor 1800 tonen ongetwijfeld de Bearded Collie. In de 2e helft van de 19de eeuw was het ras alom bekend en populair bij de herders voor het hoeden van hun omvangrijke schaapskudden. Eerst sinds het eind van de 19de eeuw werd naast de werkeigenschappen ook een zuiver rastype door diverse fokkers nagestreefd en kan van een systematische opbouw van het ras worden besproken.
De eerste rasstandaard werd in 1912 opgesteld toen een rasvereniging in Schotland voor de Bearded Collies werd opgericht.
De Bearded Collie moet attent zijn, levendig, actief en vol zelfvertrouwen. Het temperament moet dat zijn van een standvastige, intelligente, werkende hond, zonder tekenen van nervositeit of agressie.
Karakteristieken
Een lenige, actieve hond, langer dan hij hoog is, met een verhouding van ca. 5 : 4. Hoogte gemeten vanaf de schoft en lengte vanaf de borst tot het zitbeen. Teven mogen iets langer zijn. De hond moet, hoewel stevig gebouwd, voldoende daglicht onder het lichaam laten zien en mag er niet te zwaar gebouwd uitzien. Een levendige, onderzoekende uitdrukking is een opvallend en belangrijk kenmerk van dit ras.
Hoofd
Het hoofd moet in verhouding zijn met de rest van het lichaam van de hond. De schedel is breed, vlak en vierkant. De afstand tussen de stop en de occiput (jachtknobbel) is hetzelfde als de afstand tussen de ooropeningen. De voorsnuit is sterk en even lang als de schedel, zodat het geheel een effect geeft van een hond met een sterke voorsnuit en voldoende ruimte voor de hersenen. De stop moet matig diep zijn. De neusspiegel is groot en vierkant, meestal zwart, maar sluit aan bij de vachtkleur bij de bruine en blauwe honden. De neus en de lippen moeten effen gekleurd zijn zonder stippen of vlekken. De kleur van de lippen en oogranden moet dezelfde zijn als die van de neus.
Ogen
De oogkleur moet harmoniëren met de kleur van de vacht. De ogen moeten wijd uiteen staan en groot, zachtmoedig en vriendelijk zijn, maar niet uitpuilend. De wenkbrauwharen buigen naar boven en dan naar voren, maar zijn niet zo lang, dat ze de ogen bedekken.
Oren
De oren zijn middelmatig lang en hangen. Wanneer de hond oplettend is worden de oren aan de basis opgetrokken tot gelijk met de schedel, maar niet erboven; zo de breedte van de schedel schijnbaar verbredend.
Tanden
De tanden zijn groot en wit. De snijtanden van de onderkaak staan precies achter tegen de snijtanden van de bovenkaak (dus een schaargebit); hoewel een tanggebit ook is toegestaan. Een volledig gebit van 42 elementen is gewenst.
Hals
De hals moet lang zijn, gespierd en licht gebogen.
Voorhand
De schouderbladen moeten goed schuin naar achteren liggen. Een lijn getrokken door het midden van het schouderblad, in de lengterichting, moet een rechte hoek (90 graden) vormen met het opperarmbeen. De toppen van de schouderbladen moeten alleen van elkaar gescheiden zijn door de ruggengraat, maar moeten vandaar naar buiten wijken, voldoende om ruimte te geven aan de gewenste ribwelving. De voorbenen moeten recht zijn en loodrecht staan en bedekt zijn met ruig haar rondom. De middenvoet moet soepel zijn, doch mag geen zwakte vertonen.
Lichaam
De lengte van de rug moet komen van de lengte van de ribbenkast en niet van de lendenen. De rug moet recht zijn en de ribben goed gewelfd bij de aanzet, maar niet tonvormig. De lendenen moeten sterk zijn en de borst diep, om zo voldoende ruimte te geven voor hart en longen.
Achterhand
De achterhand is goed gespierd met goede tweede dijen, goed gebogen kniegewrichten en lage hakken. De hak staat loodrecht op de grond en staat in normale stand juist achter de lijn, die vanaf het zitbeen loodrecht naar de grond wordt getrokken.
Voeten
De voeten moeten ovaal van vorm zijn met sterke voetzolen. De tenen zijn gebogen en liggen dicht tegen elkaar. Ze zijn goed behaard, zo ook tussen de teenkussens.
Staart
De staart is laag aangezet, zonder haak of krul, en is lang genoeg om met de laatste wervel tenminste de punt van de hak te raken. Hij wordt laag gedragen, met aan het eind een opwaartse buiging bij het staan of lopen, maar mag bij grotere snelheid hoger gedragen worden, echter nooit over de rug. De staart moet overvloedig met haar bedekt zijn.
Gangen
Het gangwerk behoort soepel, vloeiend en goed uitgrijpend te zijn en met een minimum aan inspanning veel grond te beslaan.
Vacht
De vacht moet dubbel zijn met een dichte, zachte, wollige ondervacht. De bovenvacht moet recht, hard en ruig zijn, beslist niet wollig en zonder krul, hoewel een lichte slag is toegestaan. De lengte en dichtheid van de vacht moet voldoende zijn om een beschermende vacht te vormen en om de vorm van de hond te vergroten, maar niet zoveel, dat de vacht de lijnen van het lichaam verdoezelt. De vacht mag op, geen enkele wijze worden getrimd. Beharing op het hoofd: de neusrug moet spaarzaam bedekt zijn met haar, dat aan de zijkanten iets langer mag zijn om juist de lippen te bedekken. Vanaf de wangen, de onderlippen en van onder de kin wordt de vacht naar de borst toe steeds langer en vormt zo de typische baard.
Kleur
De kleuren zijn: leikleurig, roodachtig bruin, zwart, blauw, bruin en zandkleurig in iedere nuancering, met of zonder witte aftekeningen. Als de hond wit heeft, mag dit alleen op de voorsnuit, op, de schedel als bles, aan de staartpunt, op de borst, benen en voeten; indien aan de hals, niet achter de schouder, uitgaande van de inplanting. Ook mag er geen wit zijn boven de hakken op de buitenzijde van de achterbenen. Enige tan-aftekening is toegestaan op de wenkbrauwen, binnen de oren, op de wangen, onder de staartaanzet en op de benen tussen de lichaamskleur en het wit.
Maten
De ideale maat, gemeten op de schouder, is voor reuen 53-56 cm en voor teven 51-53 cm. Algehele kwaliteit en lichaamsverhoudingen zijn belangrijker dan de maat zelf; maar een te grote afwijking van de ideale maat moet niet worden aangemoedigd. Reuen moeten twee normale teelballen hebben, die volledig in het scrotum zijn ingedaald.
Ik ben Gerda
Ik ben een vrouw en woon in Nijmegen (Nederland) en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 23/12/1953 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: honden bearded collies.
E-mail mij
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.Hosted by ImageShack.us" />