DICHTER BIJ DE DOOD
Als iemand die je lief hebt van je weggaat, Kun je zeggen: laat me nou niet in de steek, Neem de tijd nou,wacht nog even, zet ik koffie, Blijf een uurtje nog, een dagje of een week. Maar ik kon je met geen mogelijkheid meer vragen, Je vertrek maar uit te stellen voor een keer. Zon vraag die zou verdomde zinloos wezen, En antwoord geven kon je al niet meer.
Misschien dat je nog iets opving Van een voetstap door de kamer, Of een deur die ergens zacht werd dichtgedaan. Werd je net als ik onrustig, moeder,van je eigen onrust, Van je adem die op hol dreigde te slaan. Misschien ging het langs je heen die nacht: Het tikken van de klok, onze fluisterende stemmen om je bed, Drong het niet meer tot je door ook, Dat het zuurstofapparaat werd uitgezet .
Ik hield je hand als jij bij mij deed als ik ziek was En ontwaakte uit een angstig visoen. Drukte ik die hand zo stevig om jou rustiger te maken, Of was ik weer dat bange kind van toen?
Bij jou bed dacht ik aan zomers Dat je met me langs het strand liep, Of aan winters, ingepakt tegen de kou. Soms vluchtte ik maar weg in muziek of mooie woorden Van een liedje dat ik ooit eens schrijven zou. Maar t meest zat ik te luisteren Naar die lange,lange stiltes, Steeds langer weer na elke ademstoot. Zat ik machteloos te wachten, jouw jochie, Jouw dichter bij de dood
Toen de nacht al ging verbleken, trok je plotseling je hand weg, Onze wegen gingen hier voorgoed uiteen. Ik kon niet verder met je meegaan, sterven, had ik ooit gelezen, Doet een mens altijd alleen.
Toen alles buiten weer op gang kwam, stopte jij met ademhalen, De natuur die had zijn werk weer gedaan. Alles ging volgens het boekje, alles klopte, Zoals t moest,zo was het ook gegaan. In de straat reden al autos, gingen kinderen naar school, Werden dekens uitgeklopt op het balkon. Zongen vogels in de voorjaarsbomen , En in jouw kamer boorde zich de lentezon!
En in die kamer waar de strijd nu was gestreden, Stond ik gebogen over jouw gezicht. Met jouw leven dat voorbij was, was dat jochie ook verdwenen, Deed een man,met zachte hand, je ogen dicht...
maart 2001 Theo van den Oever
|
|