NEDERLANDSE-TAAL-blog


Inhoud blog
  • Nederlandse taal


    30-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nederlandse taal

    NEDERLANDSE TAAL

     

    Iedereen mag vrijelijk gebruik maken van onderstaande verzameling.

     

    ******************************************************************

     

    Belemmeren = hinderen van

    Beletten   = uitsluiten van

    *

    Verplicht   = genoopt door het geweten (je plicht)

    Genoodzaakt = genoopt door de omstandigheden

    *

    Grondig = nauwkeurig (tot op de grond)

    Gegrond = gebaseerd op

    *

    Gedachtenloos = zonder gedachten

    Onnadenkend   = zonder er bij na te denken

    *

    Onrustig   = niet rustig

    Rusteloos  = zonder rust

    *

    Zorgenloos = zonder zich zorgen te maken

    Onbezorgd  = zonder zorgen

    *

    Werkeloos = zonder voldoende werk

    Werkloos  = geheel zonder werk

    *

    Verveloos = zonder voldoende verf

    Verfloos  = geheel zonder verf

    *

    Vormeloos = zonder voldoende vorm

    Vormloos  = geheel zonder vorm (amorf)

    *

    Vaas        Vazen

    Raaf        Raven

    Brabant     Brabander

    (Hond       Honden)

    *

    Geducht = niet onaanzienlijk

    Beducht = berekend zijn op

    *

    Ontdekking = een verborgen feit openbaren

    Uitvinding = iets nieuws brengen

    *

    Vijandelijk = van de vijand

    Vijandig    = als van een vijand

    *

    Opdat = met het doel dat

    Omdat = om rede dat

    *

    Regelmatig = met gelijk tijdsinterval

    Geregeld   = vaak

    *

    Overbodig  werk = meer werk dan nodig is

    Overtollig werk = werk zonder nut     (... het overtollige schaadt ...)

    *

    Twijfelen = omdat de beslissingsgronden onzeker zijn

    Wijfelen  = omdat men niet besluitvaardig is

    *

    Legitimeren = aantonen dat jij bent wie je bent

    Identificeren = vaststellen dat hij is wie hij is (door de agent)

    *

    Overgave wordt geëist = gevorderd

    Inzicht wordt vereist = verlangd

    eisen = voorwaarden voor een tegenprestatie

    *

    Wettelijk = tot de wet behorend      (een wettelijk voorschrift)

    Wettig    = in overeenstemming met de wet (een wettig rijbewijs)

    *

    Overtuigen = de ander komt tot inzicht

    Overreden  = de ander geeft toe bij gebrek aan weerwoord

    *

    Dienstig   = geschikt om in bepaalde situaties te dienen

    Dienstbaar = staat ten diensten (klaar voor gebruik)

    *

    Zinloos   = zonder zin, zonder betekenis (een zinloos gesprek)

    Zinneloos = niet over zijn zinnen beschikkend (dronken)

    *

    Erkennen = toegeven de juistheid in te zien

    Bekennen = toegeven wat men liever voor zich hield

    *

    Taal     = het juiste woord op de juiste plaats.

    Spelling = schrijf je 'wordt' wel/niet met dt.

    *

    Natuurlijk  =  volgt uit de natuur

    Uiteraard   =  volgt uit de aard der zaak

    *

    Berouw hebben van = ik betreur de daad.

    Spijt  hebben van = ik betreur de consequenties.

    Afstand nemen van = ik heb er niets mee van doen.

    *

    Kennis aan iets = lichte kennis van iets.

    Kennis van iets = stevige kennis van iets.

    *

    Materiaal = bouwstof

    Materieel = werktuigen

    *

    Boot  = kleiner en open    (roeiboot)

    Schip = groter en gesloten (slagschip)

    *

    Degene   = hij

    Diegenen = zij  (meervoud)

    *

    Dit of dat jasje?        het jasje

    Deze of die stoel?       de stoel

    *

    Alle mensen zijn weg = allen zijn weg

    Alle dieren zijn weg = alle  zijn weg

    Alle hoeden zijn weg = alle  zijn weg

    *

    De drie andere mensen = de drie anderen

    De drie andere dingen = de drie andere

    *

    Beiden zijn weg (personen)

    Beide  zijn weg (geen personen)

    *

    Wordt je nog steeds verweten?

    (je is pas onderwerp als je in jij is te veranderen)

    *

    De leerling te laten ordenen

    (na te komt altijd het hele werkwoord)

    *

    Of onontkoombaar of onvermijdelijk   maar onontkomelijk   bestaat niet

    Of misstand      of wantoestand      maar mistoestand     bestaat niet

    Of versperren    of barricaderen     maar verbarricaderen bestaat niet

    Of ondeugdelijk  of niet deugdzaam   maar ondeugdzaam     bestaat niet

    Of ongevallig    of niet welgevallig maar onwelgevallig   bestaat niet

    *

    A titre personel = als persoon

    *

    Een toilet trek je niet door maar spoel je door

    *

    Een verkeerslicht heeft drie lampen een stoplicht heeft er één (rood)

    *

    Een centimeter is geen meetlint

    *

    Met gevlei in het gevlij (= ligplaats = bed) proberen te komen

    *

    Freak = hij vertoont gedrag waar zijn omgeving moeilijk over doet

    *

    Breidelen = in toom houden = beheersen (ongebreideld)

    *

    Elk   huis             uit een beperkt aantal   (aan elke hand een)

    Ieder mens   (elkeen)  in het algemeen      (ieder het zijne geven)

    -> Elk is standaard Nederlands. Ieder is een verwording van het Duitse Jeder wat voor personen gebezigd wordt (Jeder Mensch).

    Op elks (ieders) gezicht.

    Elks (ieder voor zich) ter waarde van.

    In elks kan een liter.

    Met elks een hond.

    Vier kamers met elks een bad.

    Elks in hun vakgebied.

    Voor elks wat wils.

    *

    Perspiratie = 'onzichtbare' transpiratie (geen druppelvorming)

    *

    Assimilatie  = versmelting

    Dissimilatie = ongelijk worden van klanken

    *

    Veinzerij   = zich anders voordoen in gevoelens en meningen

    Huichelarij = zich anders voordoen in woorden en gebaren

    *

    Tardief = uitblijvend / vertraagd / te laat komen

    *

    Neen = tegenstelling  van ja

    Nee  = spreektaalvorm van neen

    *

    Middel       = tussenpersoon / middelaar

    Middellijk   = via een tussenpersoon (niet rechtstreeks)

    Onmiddellijk = rechtstreeks

    *

    Toorn     = ontlading van gerechtvaardigde boosheid     (Gods toorn)

    Gramschap = gevolg van verbittering

    *

        Onderstellen = aannemen

     Veronderstellen = aanname vooraf die eventueel ter discussie staat

    Vooronderstellen = aanname vooraf die niet meer ter discussie staat

    *

    Vooronderstelling = premisse

    *

    Wezen     wezenlijk

    Eigen     eigenlijk

    Open      openlijk

    Samen     gezamenlijk

    Hope      hopelijk / hopeloos

    *

        These = hetgeen is        = stelling

    Antithese = hetgeen moet zijn = tegenstelling

    *

    Batterij = niet oplaadbaar element

    Accu     = wel  oplaadbaar element

    (Een oplaadbare batterij is een niet correcte term)

    *

    Irriteren = aanstoot geven

    (Zich) ergeren = aanstoot nemen

    (Zich irriteren kan dus niet)

    Door die 'zich' slaat het terug op het onderwerp (= wederkerig werkwoord).

    Irriteren is dus ergernis opwekkend bij een ander = ergernis wekkend.

    *

    Een woordenboek geeft aan dat een woord bestaat en geeft niet aan dat

    een woord niet bestaat.

    *

    Een proef in vitro  = in (laboratorium) glaswerk

    Een proef in vivo   = in proefdieren

    Een proef in silico = als computer imaginatie

    *

    Ouderwets = oubollig (oudbollig).

    Zijn die visrechten uit 1380 ouderwets?

    Een jaartal is niet voldoende om iets ouderwets d.w.z. oudbollig te

    maken. Deze visrechten zijn niet oudbollig, in tegendeel ze bewijzen al 600 jaar hun dienst.

    *

    Leesvoorbeelden:

    Bedelen     als beedulun

    Bedelen     als budeelun

    *

    Inkepinkje

    Barneveld

    Beneveld 

    Penetuitje 

    Hyenavel

    *

    Zoals ik in de natuur een vogel natuur.

    Ook in Deventer was die vent er zei de venter.

    Met veel vet er aan zei de veteraan en trok zijn veter aan.

    *

    desastre = als er 5 dingen tegelijkertijd misgaan

    incident = als er 4 dingen tegelijkertijd misgaan

    *

    Ofschoon hij doorfietst = men zou meer verwachten

    Hoewel   hij nee zei    = men zou het tegengestelde verwachten

    *

    Ofte wel -> ja ofte neen -> ja ofte nimmer

    *

    Plek = een zich van andere plaatsen onderscheidend kleiner oppervlak.

           (bv. anders qua kleur of uiterlijk)

           Kale plek, eigen plekje, vette plek (= vlek)

    Plaats = oppervlak om iets te plaatsen

           = ruimte die ingenomen kan worden = plein.

             Plaats nemen, op zijn plaats laten, ter plaatse

    *

    Functioneren = dienst doen.

    Fungeren     = waarnemend dienst doen.

    *

    Onmenselijk bestaat niet.

    Mensonterend wel.

    *

    Autochtoon = staatsburger

    Allochtoon = ingezetene

    *

    Een agent   is bewapend

    Een bandiet is gewapend

    *

    Een impasse (= tijdelijk vastlopen) is geen patstelling (= einde door

    uitputting).

    *

    'aar' uitgangen (goochelaar, leugenaar) geven iemand aan die actief is, behalve in het geval van een 'gijzelaar' want dat is iemand (de gegijzelde) die iets overkomt (door de gijzelnemer).

    *

    Je moet tenminste 52 jaar zijn.

    Er zijn minstens  52 slachtoffers gevallen.

    *

    "Elke aanwezige mag zijn/haar zegje doen" is niet correct want

    'aanwezigen' is al een hij-woord. Zo'n begrip heeft dus met man/vrouw

    niets te maken. Zoals een 'bemanning' niet een 'bevrouwing' kan

    worden. Ook 'timmerman' is zo'n woord, met gevolg dat een vrouw het

    beroep van timmerman kan hebben. Zelfs Beatrix is voor de wet een Koning.

    Er zijn ook zij-woorden zoals: verpleegster, vroedvrouw, kleuterjuf.

    De historie heeft dat bepaald.

    *

    Piet en ZIJN fiets.

    Carla en HAAR jas.

    HET plantsoen en ZIJN boom    (bij een HET-woord, is ZIJN het voornaamwoord).

    Den Bosch en ZIJN wallen      (plaatsen en landen zijn HET-woorden).

    *

    Voor gehoorgestoorden is een duidelijk uitspraakverschil tussen v/f, z/s en g/ch van wezenlijk belang.

    Maak dus verschil tussen de letters s en z (seven swanen) de letters v en f (fijf farkens) en de letters g en ch (chrote chaos).

    *

    m.a.w. De schrijfwijze maakt uit of je te maken hebt met een zachte g (g) of een schraap g (ch).

    In een woord als 'school' moet er geschraapt worden.

    *

    Verantwoordelijk = met de zorg belast

    Aansprakelijk    = met de vergoeding van schade bij fouten belast

    *

    Kwantum = bepaalde hoeveelheid

    Quotum  = evenredig deel (bv. bij distributie)

    *

    Verleden week = in het voorbije

    Vorige week   = onmiddellijk voorafgaand

    *

    Mededelen = bekend geven

    Meedelen  = ... in een taart bv.

    *

    diameter (= D)

    doorsnede oppervlak (= A)

    De term 'doorsnede' is onbruikbaar omdat de betekenis verschilt per dialect

    *

    bol = meetkundig lichaam

    bal = spelmiddel met ongeveer een bolvorm

    *

    Lap stof aan zijn doel onttrokken =

    een tod als zij nog ergens toe kan dienen (todje om te poetsen)

    een vod als zij nutteloos is

    *

    Piet komt naar Jan

    Piet komt na   Jan

    *

    Verschillende mensen = niet gelijk aan elkaar

    Verscheidene  mensen = los van elkaar

    *

    Normaal = dat wat karakteristiek is voor een bepaalde groep

    Norm    = gewenst gedrag op basis van een waarde

    Waarde  = dat wat een groep correct en daarom nastrevingswaardig acht

    *

    Mits         = op voorwaarde dat

    Indien       = ingeval dat

    Tenzij       = ingeval dat niet   (indien niet)

    Behalve      = de helft uitgezonderd

    Uitgezonderd = niet erbij horend

    *

    Kweken van planten

    Fokken van dieren

    *

    Zaaien van zaad

    Strooien van kunstmest

    *

    Mensen sterven  = ze zijn zich bewust van het verschijnsel dood

    Dieren creperen = ze zijn zich niet bewust van de dood

    *

    Drumband = slagwerk orkest (uitsluitend trommels)

    Harmonie = groep met uitsluitend koperen en houten blaasinstrumenten

    Fanfare  = slagwerk orkest met koperen blaasinstrumenten

    Band     = groep musicerenden (meestal jazz)

    *

    Zien kan een niet blinde

    Kijken       = proberen waar te nemen

    Waarnemen    = onderscheidend kijken (waarneemfout)

    Laten zien   = in iemands gezichtsveld brengen

    Laten kijken = iemands visuele aandacht op iets richten

    Opmerken     = plots waarnemen

    Gadeslaan    = studerend volgen

    *

    'Tot kijk' kan dus beter 'Tot ziens' zijn omdat er mensen zijn die uren staan te kijken en toch niets zien.

    *

    Horen kan een niet doven

    Luisteren = bewust aanhoren

    *

    Het is kapot = is niet meer te maken

    Het is stuk  = is nog wel te maken

    *

    Waardoor gebeurt dat -> door welke oorzaak gebeurt dat?

    Waarom doet hij dat -> om welk motief doet hij dat?

    *

    Nota           = schriftelijke verklaring

    Rekening       = staat van verschuldigde bedragen

    Proces verbaal = ambtelijk verslag

    *

    Men schrijft:

    In groten    getale

    Te allen     tijde

    Te langen    leste

    Te bestemder plaatse

    Te enen      male

    Te eniger    tijd

    Te gelde     maken

    Te gronde    gaan

    Te gronde    richten

    Te hunnen    gunste

    Te onzent    = bij ons

    Te Uwer      informatie

    *

    Ten aanzien van

    Ten algemene nutte

    Ten eeuwigen dage

    Ten einde

    Ten enenmale

    Ten gevolge  van

    Ten opzichte van

    Ten tweeden male

    *

    Ter bestemder plaatse

    Ter ruste     leggen

    Ter sprake    brengen

    Terzelfder    tijd

    *

    Van goeden huize

    In den beginne

    *

    De ene

    De tweede

    Er is sprake van

    Geen sprake van

    Heden ten dage

    *

    Ze vroeg HEM waar ZIJN fiets was.

    Ze vroeg MIJ waar MIJN fiets was.

    Ze vroeg HEN waar HUN fietsen waren.

    *

    De man wiens fiets ontbrak.

    De vrouw wier fiets ontbrak.

    De mensen wier fietsen ontbraken.

    *

    Het boek van welk U sprak = Het boek waarvan U sprak.

    De zaak aan welke U werkt = De zaak waaraan U werkt.

    Welke persoon en welke zaak (dus zowel personen als zaken)

    Het bouwwerk welks bestaan betwijfeld wordt = Het bouwwerk waarvan het bestaan betwijfeld wordt.

    Welke zijn van U -> Welke boeken zijn van U.

    De man welke U gezien hebt.

    Koffie en thee welke artikelen hier staan.

    Welk U voornemen ook zij.

    *

    Beiden zijn weg (betreft personen)

    Beide  zijn weg (betreft geen personen)

    *

    Leden van een etnische groep (Apache, Bosjesman, Zoeloe) krijgen een hoofdletter; bij een verzamelnaam was dat vroeger niet maar tegenwoordig wel (Eskimo, Indiaan, Zigeuner, Boeren).

    *

    Afgunst = niet gunnen wat een ander toevalt (hoofdprijs).

    Benijden = zelf wensen wat nu een ander bezit.

    Jaloezie = extreme vorm van benijden (in een driehoeksverhouding).

    *

    Visualiseren = als beeld voorstellen.

    Mentaliseren = in de geest voorstellen (gevoel/elementaal/fantoom).

    *

    gezamenlijk             ->  allen tezamen

    hopelijk en hopeloos    ->  hope = hoop

    *

    aluminium

    liniaal

    milli

    milieu

    misschien

    *

    Dictaat  = dat wat je neerschrijft nadat het gedicteerd is

    Syllabus = gedrukt werkstuk (gedrukt dictaat)

    *

    Het Nederlands staatshoofd wordt niet 'gekroond' maar wel 'ingehuldigd'.

    *

    Vermogen = totale bezit (in welke vorm dan ook)

    Kapitaal = rentegevend bezit (vermogensdeel dat inkomen afwerpt)

    Vermogensdelict = delict bij het vermogensbeheer

    *

    Indien  hij = in het geval dat hij

    Wanneer hij = op voorwaarde van tijd

    Als     hij = op voorwaarde van situatie

     

         WANNEER gaan we eten? -> 12 uur.

         ALS we gaan eten ... moet je je handen wassen.

    *

    Omdat hij ... = om redenen dat

    (dus niet gebruiken om een oorzaak aan te geven)

    dus niet: Dat komt, omdat   ...

        maar: Dat komt, doordat ...

    *

    Daar hij ...  = om gronden dat

    (om diepere roerselen ... uit de grond van je hart)

    Dewijl hij ... = Daar hij (zeer nette vorm)

    *

    Een rede     twee redes

    Reageer (2)

    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!