Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
ze dwaalde door de lange gang op zoek naar de gesloten deur van waarheid bruine stoelen netjes op een rij kenden het leed van zo veel voorgangers gelaten zag ze de norse blik van de mens wachtend op het oordeel van de witte jas angst parelde op getrokken gezichten
een drukkende stilte vulde de ruimte enkel het kloppen van de bange harten bonkte als een monotoon geluid tegen de witte muur van eenzaamheid
hier was ze een nummer op het slagveld van de ziektekiemen niet meer dan een lijdend voorwerp hopend op een goede afloop
hier stoppen woorden het niet begrijpen schudt het hoofd een pas ontloken bloem geplukt in het prille van haar leven
de huiver kruipt diep in jou meevoelen tekent rouwregister ongeloof blijft staan verdriet zit heel diep iedereen voelt pijn
dan begint de mens te praten het kon je zoon of dochter zijn klein en groot weet het te raken een wrang gevoel komt in je maag een krop zo moeilijk te verteren
stilaan kroop hij in de herinnering van het opgeslorpte beeld fragmenten uit het verleden droomden een nieuw leven nachtelijk ontwaken baadde in klam zweet het niet vergeten hield hem in de ban
de wijze vrouw keek toe zag hoe het verdriet hem benauwde met de band van de liefde begeleidde ze hem behoedzaam tot bij de rand van de omheining haar woorden brachten beelden tot bij hem uitpuilende ogen probeerden het nieuwe te doorgronden
alleen de nevel bleef als een balk in het oog de spelbreker van zijn leven
haar ik zag hoe ze geeuwde langzaam ontwaakte en ontsnapte uit de bloemerige kool een ooievaar stond haar op te wachten met de vleugels van een nieuw leven bracht hij haar naar het huis waar ze de geur van geborgen zijn rook
kleine letters sprongen haar tegemoet ze dansten vreugdesprongen en wisten haar hart te verwarmen op een spandoek van de hoop las ze blije welkom woorden een vaas met lentebloemen klom langs de franjes van het tafelkleed en zong een vrolijk lied
ze straalde van geluk met een blos op haar wangen schreef ze een gedicht
haar woorden riepen blije kreten repten zich naar de letters en zeiden
ze zoekt woorden die haar vertellen dat alles ooit zal wennen zoals de dageraad een nieuwe dag begint vogels het concert van het leven fluiten een zon die met haar zinnen speelt zonder het gevoel alsof er iets ontbreekt
de schakel die met het wennen spreekt zo doodgewoon alsof het nooit anders is geweest
ze vraagt aan jou wanneer het wennen komt misschien zie jij hoe het op een hoek haar staat op te wachten een lieflijk deuntje voor haar zingt de ontkenning naar de verdoemenis schopt
ze wacht tot je woorden troostend haar gevoelens strelen maar de woorden die ze hoopt te horen gaan verloren ergens in de wind
of het wennen ooit zal wennen wie zal het haar vertellen
als de avond geen woorden vindt het gevoel een steek verliest niet weten naar haar kijkt wrijft ze in de ogen van de verbazing wacht tot die ene zin zijn betekenis laat vallen misschien begrijpt ze dan waarom vandaag zo anders voelt
ze zocht naar het verwerken vroeg het begrijpen welke boom de vruchten van de wijsheid droeg het begrijpen dompelde zich in het niet weten blies haar vraag de wolken in zodat de vleugels van de wind haar liet proeven van een zee van tijd
ze wreef onrust uit haar ogen ontdekte een plek waar de waarheid met open armen op haar wachtte hij troostte haar en vertelde het verhaal van een treurende vrouw die de waarheid niet in de ogen durfde kijken gebukt ging onder schuldgevoelens en verstrikt raakte in het kluwen van verdriet
ze keerde terug naar het begin van haar pijn vroeg het verwerken nog even geduld te hebben tot ze in de ogen van de werkelijkheid kon kijken
het meisje danste met de droom ze had haar nieuwe schoentjes aan en met haar kobalt jurk voelde ze zich de prinses van het galabal ze dronk voor het eerst van de beker van geluk zag sterren fonkelen en proefde van haar stoutste dromen nog even en wie weet misschien vloog ze in de armen van de prins die haar teder kuste
ze zweefde met het gevoel van lopen op de wolken en vroeg zich af hoe lang zo iets kon duren
want morgen wist ze te vertellen is alles weer zo doodgewoon
en de vrouw schrijft haar verhaal op het doek van pijnlijk treffen waar ze als moeilijk bij haar komt vlug haar tranen mee weet te drogen
de sporen die ze achterlaat worden kleine scheurtjes van verdriet ze klemmen zich angstvallig vast aan de geweven draden van de zekerheid steeds meer letsels blijven plakken ieder met zijn eigen wonde ze spreken met de taal van verder gaan krabben bedekken het ergste leed maar soms begint eentje te bloeden een rode draad loopt door het verhaal
nieuwe spinsels nestelen zich in het stof het wordt een wirwar van gesponnen miserie een rode draad die steeds verder kleurt
weet je nog de woorden die ik ooit schreef hoe we beiden tranen huilden om ons kind je tranen werden stilaan gouden parels met de glinster van de trots het missen bracht soms een wrang gevoel en nu het weerzien om de hoek komt kijken huil je weldra stromen van geluk
hoe graag zou ik de tranen van je stelen en niet meer huilen met de dwaze kuren van het opgekropt verdriet heel diep in mij zit het verwerken nog steeds zo pijnlijk vastgeroest ik zou beter moeten weten en tranen huilen van geluk om het dapper zijn dat met hem groeit
maar mijn kraan blijft water geven aan de beek gevuld met pijn iets verder staat de beek van het geluk hij is volledig opgedroogd
is het echt nog maar een jaar geleden dat een grijze mus de tafel dekte de gewoonte zijn jas aandeed en verlegen in de schoenen stapte ze leek op niets bijzonders eentje van de te vergeten soort zo doodgewoon en soms een beetje saai leefde ze van dag tot dag
stilaan kwam de ontdekking met woorden van geloven naast haar staan het musje begon zo waar te blozen de grijze tinten stapten in de regenboog het zelfvertrouwen streelde haar kunnen een nieuwe ik kwam in haar wonen
het musje dekt nog steeds de tafel met alle letters gedompeld in een woordenbad ze speelt met zinnen en als ze haar lezers mag geloven zijn haar kopjes en haar borden nu kleine stukjes poëzie
Met dank aan iedereen die hier komt lezen en een steun voor me is om verder te schrijven. Een jaar geleden schreef ik heel onzeker mijn eerste gedicht
Als een schalkse ruiter in het ritme van galop hoorde je hoe hij naderde hij greep je bij de keel je kon niet anders dan als een lijdend voorwerp achter hem aan hinniken je voelde hoe sprakeloos je meester werd woorden van niet zeggen werden achtergelaten als gewiste sporen in het zand je toekomst werd een storm van razernij toen besef je de spiegel van eenzame ruiter gaf
je ogen hebben glans verloren en je blik kijkt door een dichte mist een boek heb je reeds dichtgeklapt gekleurde letters komen nooit terug wat doe je met de herfstbladen in al hun kleur en pracht en de hemel, zee en bergen neem je ze mee in het nieuwe boek
je blik zoekt naar woorden ze blijven steken in mijn keel wat je vraagt kan ik niet geven ijspegels bevriezen in je ogen zelfs mijn warmte kan ze niet ontdooien ik wil zo graag de redder zijn die kilte dooft en fonkel weer doet groeien
maar een zwarte raaf krast zijn verhaal als twee drenkelingen klampen we ons vast aan de nevelsluiers van je bestaan
kom Merel je mag gaan laat je oude vleugels rusten ze geven je slechts pijn hier zijn vleugels van ontdekken voor je vlucht hoog in de lucht
vlieg maar boven alles uit langs de verlaten straten tot voorbij de kleuren van de regenboog
vlieg voorbij jezelf spring uit je veilig nest laat eenzaam tot je komen rust maar op de hoogste bergtop kijk mijmerend naar beneden je bent een stipje van het groots geheel ik zie je knikken van begrijpen zo dankbaar dat je er mag zijn
ze deed haar schoenen uit danste op haar blote voeten en iedereen danste met haar mee
ze werd moe ging liggen in het groene gras iedereen wenste haar goedenacht en nestelde zich dicht bij haar
morgen vertelde ze komt de pijn weer bij me wonen één dag mocht ik even vrolijk zijn maar nu het verdriet weer gaat knagen komt bang akelig dicht bij mij laat me nu niet alleen
jij blijft me vragen hoe het met me gaat zal ik het stilzwijgen naast me leggen stilaan vertrappelen en de vastgeroeste gedachten insmeren met de handen gedompeld in de olie die alle moeilijke woorden in alle eenvoud bevrijden
zal ik je voorzichtig vertellen hoe een plantje van de hoop in de schaduw van mijn tuin langzaam groeit morgen maak ik plaats voor de zon hak ik alle takken om die het plantje storen het zal open bloeien en ik wacht geduldig tot ik zijn vruchten plukken mag
nu voelt moe en pijnlijke herinneringen vullen een emmer met gemorste tranen het niet aanvaarden vindt geen open deur om stilaan te ontsnappen en plaats te maken voor een opgeruimd gevoel
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren