Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
Deze weg tussen angst en hoop, ik zie geen kans om hem te ontwijken. Het is mijn weg. Maar ik ben bang. Toch moet ik de weg gaan die voor mij ligt, ten einde toe. Het is mijn weg. De angst moet ik overwinnen en de hoop nieuwe kansen geven Die weg, het is mijn weg. (P. Klever)
Ik kan je pijn niet voelen Je last niet helpen dragen Je twijfel en je onmacht - het niet meer weten hoe - Het zit zo diep vanbinnen Ik zie alleen je buiten-ik
Maar ik wil wel naast je lopen, je begeleiden in je strijd Ik zal je tranen drogen, je mag huilen hier bij mij Je mag praten, Je mag zwijgen, Ik zal er voor je zijn Nu en morgen - voor altijd
Soms weten, soms niet meer weten Soms verdriet, soms blijdschap Soms verstand, soms gevoel Altijd je intuïtie om te overleven
Soms winnen, soms verliezen Soms moe, soms vol dynamiek Soms perspectief, soms uitzichtloos Altijd je hart om te overleven
Soms gevonden, soms op zoek Soms samen, soms alleen Soms lichaam, soms geest Altijd je zelf om te overleven
Leven is zoeken Leven is vinden als je niet meer zoekt Leven is strijden om te behouden Leven is behouden als je niet meer strijdt
Leven is accepteren van de donkere zijde Leven is genieten van het dagelijkse licht Leven is zoeken naar de zin van het leven Terwijl de zin altijd het leven zelf is
Ik ben verdrietig, verzin redenen daarvoor, kom tot een. Ik word steeds verdrietiger. Ik neem een boek, maar de woorden dansen, hebben geen tijd voor mij. Iedereen is wel eens verdrietig, denk ik. Ik zucht en schud mijn hoofd om zo'n verschrikkelijke gedachte. Ik sta op en kijk naar buiten. En weer naar binnen. De middag heerst. Ik ben zo verdrietig, dat ik . . . Ik weet niets meer te verzinnen. Ik denk en knik en schrijf, heel klein, aan de rand van het verlaten wit: '... of denk je soms dat ik gelukkig ben? Waarom ? Waarom denk je dat toch?'
Ik bid om de energie mijn hart te laten opleven zodat er een plezier om te dienen in ontbrandt. Ik hoop met mijn verlangen een vlam van liefde te zijn die andere vastgeroeste zielen zal stimuleren tot leven te komen, zelf brandend van liefde
we weten 't allemaal, 't is er een bende 't is er te eng, en te vijandig en te vol het is in hoofdzaak grote rotzooi en ellende op onze groene, blauwe, grijze, grauwe bol
't is haat en nijd, elkaar de pas afsnijden en door de steden raast een 'rücksichtlos' geweld maar of we vloeken, vechten, vallen, lachen, lijden er staan weer altijd boterbloemen in het veld
er zijn nog immer die momenten van vervoering al lijkt dat bolletje ook nòg zo negatief tussen de puinhoop schemert altijd de ontroering van mensen die nog zachtjes zeggen: 'k heb je lief
Vrij zijn als een vogel, flying in the sky. Zonder pijn of zorgen, een zijn met z'n vlucht. Alleen hij ziet daar beneden de wereld in het klein. Mensen die zich haasten, geen tijd meer voor elkaar.
En is hij moe gevlogen, komt hij dichter bij het mensenland Zoekt een boom om in te rusten, blij dat hij een vogel is. Hij geniet zo van zijn vrijheid, van zijn leven in de lucht
Het lot zoals dat heet heeft geen ogen alleen maar klauwen slordig bladerend in een boek zonder tekst een puzzel waar geen oplossing voor bestaat sprekend met luide stemme maar zonder uiteindelijke zin
Er drijft een hoed van licht naar boven. Ik reik en wil hem op mijn kop. en kan mijn onmacht nauw geloven : de zon komt op. Haar prachtig stro valt in ovalen en hoopt zich langzaam op mijn haar. Ik voel mij zo vreemd ademhalen, terwijl ik in de volte staar van licht, dat staat rond me uit te breiden de hoed, die alles om mij vat, wat ik vanaf mijn kindse tijden heb lief gehad
Veel te dicht om zijn ogen te verdragen kijk ik neer naar mijn schoot. Ik tracht de vele zachte woorden in zijn adem niet te horen. Ik leg mijn handen op mijn oren, blaas mijn wangen op die branden van de dingen die hij niet eens zegt. Ik doe zo mijn best. Maar nu raak ik helemaal van de wijs, wat doe ik toch ?
"U heeft een mooi beroep", zei het kind tegen de oude bruggenbouwer, "het moet wel zwaar zijn, bruggen te bouwen". "Als men het geleerd heeft, is het niet lastig", zei de bruggenbouwer. "Bruggen van beton en staal bouwen is gemakkelijk, maar andere bruggen, die ik in mijn dromen bouw, die zijn veel moeilijker". "Welke andere bruggen?" vroeg het kind. De oude bruggenbouwer keek het kind nadenkend aan. Hij wist niet of het kind het begrijpen zou. Toen zei hij: "Ik wil een brug bouwen van nu naar de toekomst. Ik wil een brug bouwen van de ene naar de andere mens, van het donker naar het licht, van verdriet naar vreugde. Ik wil een brug bouwen van nu naar de eeuwigheid over al het ver- gankelijke heen". Het kind had opmerkzaam geluisterd. Het had niet alles begrepen, maar merkte dat de oude man verdrietig was. Om hem weer op te vrolijken zei het kind:" Ik geef u mijn brug"! En het kind schilderde voor de bruggenbouwer: EEN KLEURRIJKE REGENBOOG.
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren