Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
wat doe je met vandaag nu doden voor eeuwig zwijgen je smacht naar hoe het ooit was hongerig als je bent wil je duiken in de verleden tijd
je zoekt een levenslijn een gouden draad van hier naar daar zodat woorden overlopen en een stem gemoedelijk wat warmte in je brengt
er is gemis weemoed neemt je in haar armen en met de stilte die je overvalt komt verbonden zijn heel dicht bij jou het voelen van het zijn als wolken openscheuren en je in een glimp ziet hoe de hemel lacht
je aarzelt niet en als een windekind blaas je woorden in de lucht
ik vroeg iets luchtigs niet te zwaar een pluimpje of een lichtgewicht zonder muizenissen geen spinsels die een web verzinnen en kleven aan mijn llijf
waarom niet spelevaren het water minnestrelen pootje baden een duikje nemen in het meer
ik neem mijn woorden mee ze mogen ploeteren rondjes zwemmen als ze moe zijn leg ik ze te drogen in het malse gras om even later weg te dromen en al flierefluitend met mijn ogen dicht een vrolijk gedicht te dichten
ze geloofde nog in warmte het huis had zijn charme niet echt verloren ze keek in de ogen van de ziel en wist ergens smeulde nog een vuur dichtbij de oude vlam
ze trachtte verborgen talenten te ontdekken te praten met de ingeslapen geest met een pook porde ze in de bijna uitgedoofde kolen
gewikkeld in het deken van geduld probeerde ze interesse te wekken knetterende vonken brachten hoop nu het haardvuur weer ging branden
ik word overrompeld door de twijfel van de wind hij zoekt een weg tussen het kreupelhout met moeite klautert hij uit de spleet van onzekerheid de twijfelzucht slaat een kreet als het dilemma de kop opsteekt
met een blik van wanhoop kijkt hij naar het meer van de gewoonte dat rustig kabbelend bijna slapend verder gaat
laat hij het gezapige in zijn doen of ontketent hij de storm die de gewoonte breekt
eenzaam sluipt geruisloos door het huis de dagen worden moe en duren veel te lang voor het raam starend in het niets staat de jongen voor zich uit te kijken hopend op een straaltje licht in de nevelslierten die hem beklemmen
is het waar wat men vertelt mag ik proeven van de hoop misschien wie weet wordt ooit de zekerheid geboren
mama, ik ben bang straks trek ik stroken van het behang ik hoor boze mensen fluisteren woorden boren me in de grond chaos maakt gaten in mijn hoofd
laat me maar ik wil slapen neen ook dat gaat niet mijn dromen maken me kapot
ik zie je lachen en dat maakt me blij je weet me zo veel te vertellen ik hoor je zingen, je staat zelfs soms te dansen je leeft en probeert te vergeten hoe het vroeger met je was de uitdaging ga je dapper aan een weg terug bestaat niet meer
maar als ik in je ogen kijk zie ik een blik die moeilijk verder kan het fonkelende licht bestaat niet meer de stralen zijn nog slechts een doffe glans je ogen vertellen hoe je ziel van ellende kreunt om wat verloren is
als uit het niets kruipt pijn plots gevaarlijk dicht bij haar hij botst tegen het goed gevoel kleineert het welbehagen opgewonden dringt hij binnen in haar ziel
overdonderd bijt ze haar lippen stuk voelt hoe pijn met harde woorden de wortels van het verwerken met een kaakslag verplettert
tot ze ontdekt hoe deze pijn zo anders is ze werpt hem weg in de poel van het vergeten denkt aan hoe klaprozen haar bekoorden en wacht berustend tot een nieuwe lente komt
als een koorddanseres zoekend naar zichzelf flirtte ze met het evenwicht het was een balanceren zweven met het voelen van machteloos dat in haar huilde
beneden zag ze mensen kijken met ogen van het ongeloof angst greep om haar heen toen ze bijna viel in diepe duisternis
nog even zwijmelde de vrouw tot ze niet meer kon in haar tuimelen naar de hardheid van het bestaan hoorde ze het gegil van een diepe val
dan staat de wereld even stil een koude kilte kruipt in mij er is ongeloof en ik begrijp het niet waarom een vrouw als jij een vrouw die vreugde zaait en anderen warmte schenkt met de dekens van haar hart
waarom jij reeds getekend door dat vreselijk woord nu zelf het gevecht moet ondergaan
je slikt heel even en verteert dapper is je beste vriend bang heb je in een donkere hoek verbannen en moedig knijpt je gemoedelijk in je hand je denkt weemoedig hoe strijdlustig een klein iemand is en weet heel zeker dat jij als grote mens de hindernissen op je weg zal overwinnen
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren