Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
het werd al laat toen de tuinman bezorgde ogen wierp naar zij die naarstig de gevallen herfstbladeren opruimde alsof ze wist ik moet me haasten dit wordt mijn laatste ritueel
hij riep fluisterende woorden die in de takken bleven hangen
dit is de eindstreep ik neem je dadelijk mee naar daar waar eeuwigheid rustgevend in de tuin van Eden schrijft
wat bleef was een herfsttuin die treurde want zij die liefdevol vreugde bracht verdween nog voor de winter werd geboren hij voelde zich verloren winterde koude blikken ontwaakte in een lente die doodse tranen schreide
tot plots een witte vlinder zielvlinderend zijn tuin begroette en bloemen hemels kleurden
ze had het niet begrepen hij kruiste gewoon haar weg er was een tinteling zo moeilijk te verklaren de wind ademde niet meer stilte was zo intens aanwezig het voelde als . . . en deed verschrikkelijk pijn
als een magneet trok hij haar aan "ken je mij meneer" vroeg ze met een bange stem en probeerde weg te lopen
als een heerser stond hij voor haar "ren nu niet weg, het heeft geen zin ik ben de werkelijkheid vandaag breng ik je pijn morgen zal ik je beminnen"
nu kijkt de vertwijfeling je met bange ogen aan verkrampt in je denken gooi je zwarte kronkels op het vuur straks blijft alleen een hoopje as
maar sombere gedachten blijven groeien zijn sterker dan het vuur ze plukken stukken uit de nacht en maken alles eens zo zwart verbijsterd tel je de littekens op je ziel zwarte krassen klein en groot als je kon huilen zou je vechten maar je bron is opgedroogd
op een dag vertel ik het verhaal over jou en mij hoe we liepen hand in hand dronken van hetzelfde appelsap we speelden zonder schroom en bouwden luchtkastelen
samen toekomst dromen monsters zoeken in een grijze wolk we waren kind en zeker van ons weten eens werd je het vadertje - ik het moedertje
maar kleine kindjes worden groot huisje spelen is verleden tijd
soms heel even maar wil ik wel eens weten wat als wij nu nog . . .
nu dagen flirten met het licht zonsondergang ietwat langer kleurt donkere dagen stilaan de strijd verliezen heb ik een naam voor jou bedacht
ik denk met een glimlach terug aan je vraag die telkens weer tot bij me kwam hoe je het steeds weer kon vergeten jij die nochtans het licht bemint de donkere dagen liever niet ziet komen met fonkelende ogen uitkijkt naar het ogenblik dat we al startend de zon zien ondergaan
steeds weer vroeg je me wanneer komt nu het licht alleen ditmaal zo weet je me te vertellen is je vraag een stille dood gestorven want eindelijk weet je dat tussen mij en jij het licht met rasse sprongen voorwaarts gaat
daarom heb ik voor jou een naam bedacht en noem ik je vrouw van het licht
ik vertel je een verhaaltje heel lang geleden ergens in een ver verleden weet je wat er toen gebeurde
interesse trok verveeld zijn schouders op geboeid wou helemaal niet luisteren
gisteren, weet je hoe ik me toen voelde het verdriet en de pijn en angst die naar me keek
het geluk vloog weg luisterde liever niet naar mijn verhaal
of zal ik je vertellen van het kind ik wist me er in te vinden zag hoe het sterren plukte de maan fluisterend een geheim vertelde met een stralende glimlach schonk het me een boeket van lieve woordjes
het huppelde vrolijk rond en . . .
ik straalde gelukkige ogenblikken en in de cirkel van het goed gevoel kwam een menigte aandachtig luisteren
ze voelde niets verkrampte gevoelens tot steen gekneed ijskoude streling over een granieten ziel onbewogen opgeborgen verlangen ten dode opgeschreven begraven onder de bevroren grond
of was er nog iets kon ze ontwaken een tinteling voelen wat warmte in haar lichaam rechtop staan moeizaam strompelen graven in het zand
ze zocht naar iets al was het verdriet het was meer dan niets
ik ben de schoot van het geborgen zijn de nauwe engte van het kanaal heb ik je bespaard ik koos voor jou de gemakkelijke weg liet je langs een kleine snede de wereld aanschouwen
ik ben de vrouw die over je waakt je bange droom het huis uit wijst lieve woordjes fluistert en je voor het kwade wil behoeden
toch schreeuwt mijn stem een doffe pijn voel ik hoe mijn ogen vochtig worden als ik het onrecht naast je zie lopen en alles wat je hebt verloren verdwijnt voor ik het op kan rapen
ze is een vrouw zo doodgewoon tot plots woorden dicht bij haar komen haar bekoren en het verlangen strelen ze koestert de woorden speelt wat met zinnen en ontdekt een bijzonder iets ze schrijft zo waar haar eerste gedicht
als een woordenstroom niet te stoppen stoeien woorden in haar gedachten tot ze moe gemoedelijk uitrusten in haar schoot ze prikkelen de dichterlijke taal en maagdelijk wit ontpopt zich tot poëzie
's nachts droomt ze van gele letters op een hemelsblauwe achtergrond tot die ene ochtend bij het ontwaken ze volgt de voetsporen van haar onderweg als uit het niets komt plots een regenboog schenkt de vrouw een bundel met stralen van het licht
nu danst ze met haar pas geboren droom en pronken woorden met een nieuw gedicht
tussen zwart en wit woont een kleur zo helderblauw ze streelt mijn zinnen weet somber te verdrijven
ik neem ze mee naar mijn nog te kleuren dagen 's morgens bij het ontwaken maakt de tint me zachtjes wakker
en is de lucht al eens dreigend donker pak ik het kleurtje dat zo hemels spreekt met een woord weet ze duister te verjagen en tuimel ik vrolijk in de nieuwe dag
in deze leegte ben ik dronken van niet kunnen wankelmoedig ga ik richting zonder doel de bomen huilen met me mee als bladeren het sterfelijke aanschouwen en neerdwarrelen op de grond van eenzaamheid ik hoor de lokroep van de egel die in zijn ondergrondse gang ineengerold de winter aan zich voorbij laat gaan hij weet hoe graag ik wil berusten en kruipen in het nest verlost van alle pijn ik maak een bed van geknakte takken zoek tussen verdorde bladeren weefsel voor een deken hier wil ik zinken in de kuil van slecht gevoel en dromen hoe het ooit was
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren