Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
Ik ben verdrietig, verzin redenen daarvoor, kom tot een. Ik word steeds verdrietiger. Ik neem een boek, maar de woorden dansen, hebben geen tijd voor mij. Iedereen is wel eens verdrietig, denk ik. Ik zucht en schud mijn hoofd om zo'n verschrikkelijke gedachte. Ik sta op en kijk naar buiten. En weer naar binnen. De middag heerst. Ik ben zo verdrietig, dat ik . . . Ik weet niets meer te verzinnen. Ik denk en knik en schrijf, heel klein, aan de rand van het verlaten wit: '... of denk je soms dat ik gelukkig ben? Waarom ? Waarom denk je dat toch?'
Ik bid om de energie mijn hart te laten opleven zodat er een plezier om te dienen in ontbrandt. Ik hoop met mijn verlangen een vlam van liefde te zijn die andere vastgeroeste zielen zal stimuleren tot leven te komen, zelf brandend van liefde
we weten 't allemaal, 't is er een bende 't is er te eng, en te vijandig en te vol het is in hoofdzaak grote rotzooi en ellende op onze groene, blauwe, grijze, grauwe bol
't is haat en nijd, elkaar de pas afsnijden en door de steden raast een 'rücksichtlos' geweld maar of we vloeken, vechten, vallen, lachen, lijden er staan weer altijd boterbloemen in het veld
er zijn nog immer die momenten van vervoering al lijkt dat bolletje ook nòg zo negatief tussen de puinhoop schemert altijd de ontroering van mensen die nog zachtjes zeggen: 'k heb je lief
Vrij zijn als een vogel, flying in the sky. Zonder pijn of zorgen, een zijn met z'n vlucht. Alleen hij ziet daar beneden de wereld in het klein. Mensen die zich haasten, geen tijd meer voor elkaar.
En is hij moe gevlogen, komt hij dichter bij het mensenland Zoekt een boom om in te rusten, blij dat hij een vogel is. Hij geniet zo van zijn vrijheid, van zijn leven in de lucht
Het lot zoals dat heet heeft geen ogen alleen maar klauwen slordig bladerend in een boek zonder tekst een puzzel waar geen oplossing voor bestaat sprekend met luide stemme maar zonder uiteindelijke zin
Er drijft een hoed van licht naar boven. Ik reik en wil hem op mijn kop. en kan mijn onmacht nauw geloven : de zon komt op. Haar prachtig stro valt in ovalen en hoopt zich langzaam op mijn haar. Ik voel mij zo vreemd ademhalen, terwijl ik in de volte staar van licht, dat staat rond me uit te breiden de hoed, die alles om mij vat, wat ik vanaf mijn kindse tijden heb lief gehad
Veel te dicht om zijn ogen te verdragen kijk ik neer naar mijn schoot. Ik tracht de vele zachte woorden in zijn adem niet te horen. Ik leg mijn handen op mijn oren, blaas mijn wangen op die branden van de dingen die hij niet eens zegt. Ik doe zo mijn best. Maar nu raak ik helemaal van de wijs, wat doe ik toch ?
"U heeft een mooi beroep", zei het kind tegen de oude bruggenbouwer, "het moet wel zwaar zijn, bruggen te bouwen". "Als men het geleerd heeft, is het niet lastig", zei de bruggenbouwer. "Bruggen van beton en staal bouwen is gemakkelijk, maar andere bruggen, die ik in mijn dromen bouw, die zijn veel moeilijker". "Welke andere bruggen?" vroeg het kind. De oude bruggenbouwer keek het kind nadenkend aan. Hij wist niet of het kind het begrijpen zou. Toen zei hij: "Ik wil een brug bouwen van nu naar de toekomst. Ik wil een brug bouwen van de ene naar de andere mens, van het donker naar het licht, van verdriet naar vreugde. Ik wil een brug bouwen van nu naar de eeuwigheid over al het ver- gankelijke heen". Het kind had opmerkzaam geluisterd. Het had niet alles begrepen, maar merkte dat de oude man verdrietig was. Om hem weer op te vrolijken zei het kind:" Ik geef u mijn brug"! En het kind schilderde voor de bruggenbouwer: EEN KLEURRIJKE REGENBOOG.
Als je je gevoelens niet kunt volgen Als je pijn hebt van verdriet Als je boordevol met twijfels zit, niet wetend hoe het verder moet vergeet dan niet ik zal er voor je zijn
Van je tranen maak ik parels, laat ze weggaan met de wind Je mag praten, ik zal luisteren Wil je zwijgen zal ik bij je stilte zijn
Soms is het leven een grote warboel, je hebt het niet altijd in de hand Maar ik zal geen oordeel vellen als je twijfelt over je weg Wat je ook doet of zegt Je blijft steeds dezelfde jij Als je maar weer in je geluk kunt zweven, met een leven zonder pijn dat is het enige dat telt
Soms doet het leven pijn, je weet niet hoe het verder moet Alles kleurt alleen nog zwart alsof de zon niet meer naar je lacht Mensen die je dierbaar zijn begrijpen niet wat er in je wringt Je denkt : nu kan ik echt niet meer
en dan zo heel ineens
Voel je diep in je iets groeien, Langzaam aan begin je aan je gevecht Stilaan kruip je weer omhoog, uit je put van niet meer kunnen Alles straalt ineens zijn warmte uit Je krijgt weer terug een goed gevoel
Voel jij misschien ook de pijn diep in je zelf kom dan even bij me langs Ik wil goed gevoel wel met je delen, je mag het even komen lenen
Je "ik" begint weer te zomeren Je snuift vakantiegevoel en plots voel je het kriebelen weg-zijn plannen worden gemaakt Steeds meer komen ze je zeggen, we gaan vertrekken , tot . . . Dan begint het ineens te knagen, afscheid nemen doe je niet zo graag Gelukkig is dat voelen maar heel even, je weet wel, iedereen komt terug met een koffer vol verhalen Met die herinneringen kun je even verder tot je weer vakantieplannen maakt
Soms overvalt het je, je komt iemand tegen totaal onverwacht Je was niet echt op zoek Die iemand kwam zo maar op je weg Je voelt je goed en stilaan groeit een vriendschapsband waarvan je denkt, die kan niet stuk
Misschien bestaat toeval niet en is je leven van het begin tot het einde netjes uitgestippeld Hoe kan het anders dat die iemand op het juiste ogenblik in je leven kwam
Dankzij die iemand ga je plots beseffen dat je elke tegenslag in je leven kan overwinnen, en weet je dat je er uit komt als een sterker persoon
"Zijn wij niet de harmonieën van één en dezelfde droom?" "Zijn wij niet de sterren van één en dezelfde straal?" "Zijn wij niet de vruchten van één en dezelfde boom?" "Zijn wij niet de golven van één en dezelfde zee?"
Uit: "De wijsheid van het hart" van Katherine Tingley
Lopend langs de branding van de zee kijk ik naar de golven telkens heen en weer - heen en weer
Misschien kan ik aan de golven vragen om me even vast te grijpen Misschien laten ze me wel drijven telkens heen en weer - heen en weer
Wie weet, blijven ze me dragen steeds verder in de zee. Wie weet komt een eiland naar me toe een plekje waar ik blijven mag heel alleen
Misschien kan ik daar even rusten, slapen zonder pieker-hoofd Misschien mag ik mijn zorgen begraven en nemen de golven me weer mee telkens heen en weer - heen en weer
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren