Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
Vol verwondering heb ik gekeken naar een doodgewone wesp Ze kwam plots aangevlogen Nestelde zich op een schijfje beleg Je zag ze drukjes bezig zijn, Wist echt niet wat ik zag Zo ineens vloog ze weer weg met een heel klein stukje van het beleg Even later kwam ze terug gevlogen, Vond weer onze ontbijttafel op het balkon Ijverig ging ze verder met haar werk
Het was maar een doodgewone wesp En toch stond ik stil te kijken Niet wetend dat ze zo iets kon
Pijn laat je niet meer los Het is als een heel klein beestje, kruipend binnen-in Het steekt je diep van binnen Even dacht je zo van nu gaat het wel wat beter Maar dan slaat het noodlot plots weer toe, je gevoelens en emoties kunnen het niet meer Je wil schudden, je wil slaan misschien valt alles op de grond Maar neen, het is een kluwen van verdriet, een pijn die in je wortel schiet
Ik zou met je pijn willen vechten vertrappelen tot pijnens toe Ik weet het wel, zo gaat het niet
Vandaag geef ik je een ochtendzoen, een mooi begin van een nieuwe dag Ik laat de zon voor je schijnen, geniet maar van het hemelsblauw Het geluk vraag ik te wonen, heel intens in jou Kijk eens naar een spelend kind, ik zie een glimlach op je mond Ik neem je mee naar het bos, gooi al de drukte nu maar van je af Hoor eens hoe de vogels fluiten, misschien zing je ook een lied Een picknick ergens op de buiten, voel je je één worden met de natuur Samen dromen langs een waterplas, wie weet komt je droom wel uit In het donker wil ik sterren voor je plukken, voel je een beetje romantiek
Weet je, laat me maar wat dromen soms zo veel mooier dan . . .
Eindelijk, morgen ben je weer thuis Zo benieuwd wat je gaat vertellen Het duurde toch wel lang, zonder iets van je te horen Na al die maanden van angst en niet meer weten hoop ik zo dat je met een goed gevoel naar me komt
Heb je je weg daar kunnen vinden, lukte het een beetje Je zag het zelf als een test, zo benieuwd was je om te weten wat je nog zou kunnen
Zo veel vragen heb ik, zo veel zorgen om jou Je bent mijn piekerventje Vooral nu is je loslaten voor mij zo moeilijk Maar ik geloof in jou Je zult je weg wel vinden Morgen ben je een stapje verder in het ontdekken van je nieuwe zijn
Na al die jaren denk ik nog vaak aan jou Telkens ik terugkom van vakantie is er zo'n speciaal gevoel Denk ik terug aan die ene keer Een thuis komen van vakantie, het niet kunnen begrijpen dat toen je levensdraad zo bruusk werd doorgeknipt
Ik vraag me af, hoe zou het zijn aan de andere kant van wie weet waar. Ben je gelukkig daar ? Voel je dat velen je nog niet vergeten zijn ?
Ik wil je dit nog even zeggen : Je zonen zijn grote jongens nu, Ik weet zeker dat je trots zou zijn
Een oud boeddhistisch verhaal (schrijver niet gekend)
De enige zoon van een moeder stierf. In haar verdriet en wanhoop zocht ze de Boeddha op, om te vragen of hij misschien haar zoon weer tot leven kon brengen. De Boeddha ging niet in op haar verzoek, maar zei: "Brengt U mij een mosterdzaadje uit een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Dat kunnen we gebruiken om het verdriet uit uw leven te verdrijven." De vrouw ging direct op pad om zo'n magisch zaadje te ontdekken. Maar welk huis ze ook binnen ging om haar verhaal te stellen, steeds opnieuw bleek dat ieder huis wel zijn eigen verdriet kende of had gekend. De verhalen van de inwoners, of het nu vorsten waren of bedelaars, raakten de vrouw zodanig in haar hart dat ze een tijdje bleef om hen te troosten. Ze dacht bij zichzelf: "We is beter in staat om deze arme, ongelukkige mensen te helpen dan ik, die zelf ongelukkig ben?" Ongemerkt begon ze in de loop der tijd door deze betrokkenheid bij anderen haar eigen verdriet te vergeten. Ze vergat het magische mosterdzaadje, zonder te beseffen dat dit inderdaad het verdriet uit haar leven verdreven had.
Als je gelooft dat sterrenlicht kan vallen als bladeren in de herfst van het heelal ben je verbonden met dunne draden aan jouw bestemming en het toeval dat er geen grenzen zijn aan maat
Jij tikt af en een koor begint te zingen Weergalm in jouw hoofd, borst en buik muziek die moeiteloos de ruimte vult het gemis verzacht met een gewaad op maat, warm, doorzichtig en voor jou
Ik vroeg mij af welk nut de wanhoop had. Hanen kraaiden en ik vergeleek haar met een tas, ging zitten in het gras en maakte haar open - ik was zeer benieuwd-, vond niets, keek opnieuw, niets, schudde haar uit, niets, niets, gooide haar in een struik en liep weg, ik was die dag halfdood, maar ik floot.
Maar iemand kwam mij achterna, uw tas, ach, mijn tas, mijn dierbare tas, hoe kon ik die toch vergeten... in een struik, zegt u ? alsof zij was weggegooid? ach, het is niet te geloven de onnadenkendheid, zo'n nuttig ding, zegt u? vind ik ook, vind ik ook !
Morgen ga ik naar het strand Mijn balast aan bagage werp ik in zee Kijk naar de golven ze nemen het met zich mee ergens heel ver weg Laat iemand anders maar mijn zorgen delen
Zie je me al lopen zonder last die op me rust Zal ik dan eindelijk kunnen berusten een zijn met de pech die in me woont
Ik weet met mezelf geen blijf, zo moeilijk te begrijpen Zou vrolijk moeten zijn, maar neen het lukt me niet
Vakantieplannen maken, koffers pakken was altijd een genieten, een dromen van wat ging zijn
en nu
Ik wil wel maar het lukt me niet Probeer zo goed mijn best te doen Misschien probeer ik wel te veel Als ik me nu gewoon eens liet leven op het ritme van eens lekker niets Vakantie nemen - niets dat nu nog moet Misschien kan ik dan even ook eens proeven van het geluk
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren