Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
wolken klitten samen tot een donkerzwart benauwend drukkend gaat de wereld nu vergaan ?
het is alsof ze praten overdonderd luister je naar de taal sombere gedachten machteloos gevoel ze spuwen hun frustratie uit de wind neemt toe in kracht drijft de wolken uit elkaar
grijsblauw geeft je weer wat hoop nog even en de zon breekt door
even werd het haar teveel het rolluik klapte ogen dicht ze zag beelden voor het netvlies dansen heen en weer een tuimeling van opgestapeld verlangen
de keuze bracht vraagtekens naar het niet weten een illusie sprak lieve woordjes met het luchtkasteel en de droom zocht beschutting in een oase een bron van sprankelend water keuvelde met de stralen van de fontein
speelse druppels streelden haar stille slaap het lichaam ontwaakte uit het loom gevoel voeten repten zich naar het koele nat spetterden in de plassen van herboren
een zinnenstrelende verfrissing prikkelde haar lusten en zinnenprikkelende gedachten flirtten met haar erotische fantasie
het stond in je geheugen geprogrammeerd ergens weggeduwd in de buurt van ooit duurt nog heel lang
ooit in de verleden tijd waren er twee engelen een duif vloog naar de wolken vertelde hoe je daar beneden in de poel van machteloos gevoel nietig in je eentje lag te vergaan
de engelen namen je onder hun vleugels vertelden je het verhaal van een nieuw bestaan vertrouwen bekende kleur stilaan ontsnapte je uit de greep van niet meer kunnen stond op en ontdekte hoe het gras wat groener groende
ooit in de toekomst zou het gebeuren
vandaag verdwijnen twee engelen in het luchtledige langzaam zie je ze wazig worden in de straat van afscheid schrijf je hun naam voorgoed gedaan krast de zwarte kraai
maar een witte duif kirt toekomstwoorden nu je dit hoort moet je wel geloven
juist toen de zon de schakelaar omdraaide en met gulle hand het licht rondstrooide dacht ze dit wordt een dag om te flierefluiten ik koop ijspralines en gooi mijn pieker overboord
maar de dag werd stilgezet het licht kroop in dieperik en de mens sprak harde taal de kast kraakte van ellende en scherpe messen hielden zich paraat sneden weldra diepe groeven in haar zielenpijn de wind gromde zijn ongenoegen uit vogels zwegen opgeschrikt door de verstomming
angstig donker werd de lucht hulde zich in de greep van het stilzwijgen keek niets vermoedend toe hoe een bliksemflits haar in tweeën brak
in mijn grabbelton van het goed gevoel zoek ik de mooiste letters ik dompel ze in een speciale dag kneed ze om tot woorden die mijn vriendschap bij je brengen
blozend komt de eerste letter tot bij mij vandaag laat ik me niet doen ook al sta ik als laatste in de rij ik hoor er zeker bij daarom maak ik van de z. een zonnebloem
dan miauwt de k. ik ben daar thuis vergeet mij niet dus schenk ik jou een kat met vele kleine katjes
nu dansen letters in het rond ze zijn niet meer te houden de l., de v. , de g., de k. springen er zo vrolijk uit ach weet je wat je mag kiezen wat je wil
op deze dag net een heel klein beetje anders schenk ik je alle letters van het alfabet al spelend kun je woorden rijgen die gezellig met de zinnen spinnen
de mooiste gevoelens wil ik je geven zodat je blijgezind een vrolijk deuntje fluit
's morgens haastig in de auto juist op tijd staat je op te wachten zoonlief krijgt zijn uitleef ogenblikje nieuwe akkoorden wachten op het liedje van de dag
en jij gaat blij gezind naar het plekje van bekoren je proeft de woorden geniet met al je zinnen kijkt al eens tussen de regels snuift de geur van nieuwe boeken vergeet hoe de seconden minuten rijgen tot de tijd je letters wakker schudt
met snelle pas naar het lokaal nog slechts zeven keertjes slapen dan is er weer een nieuw verhaal
je liefdeswoorden heb ik in mijn hart bewaard als diamanten stuk voor stuk gekoesterd en geborgen gestreeld tot strelens toe
nu je woorden niet meer spreken als dwazen starend voor zich uit gaat de glans stilaan verloren en sterven ze langzaam dood wat blijft is alleen nog steen
mijmerend kijkt ze naar het beeld van de verleden tijd
de spraak was aangenaam hij speelde met woorden van bekoren wist het kwetsbare te herstellen een streling bracht balsem als de dag eens struikelde en hamers spijkers sloegen in de voetstap op de grond
er was geen hopeloos geval geen zucht in het misschien het zwijgen stond nog niet geprogrammeerd het antwoord op de vraag kleurde bloemen in een vaas en 's avonds dronk de wijn zijn portie nat
wie weet misschien ze ziet een droombeeld voor haar ogen een zomer die de vruchten plukt en appels in een fruitmand die blozend met de toekomst praten
moe gestreden lag hij in de kuil van eenzaamheid verkleumd door koude kilte speelden slierten van de nevel met de tranen van intens verlangen hij wist dat hij moest klauteren uit het dal van leeg gevoel de kracht van verder gaan lag verspreid als brokstukken van te hoog gegrepen doel
totaal gebroken niet wetend hoe scherven nog te lijmen schreeuwde hij een kreet van machteloos gevoel
als je wil vertel ik je een verhaaltje over donkere wolken die je soms benauwen en van een zon steeds dapper in de strijd hij weet wel dat hij vlug opnieuw zal schijnen
of van morgen die iedere dag weer komt ook al was vandaag niet wat je dacht na het donker wordt het licht geboren en ga je dapper verder op je weg
of van het speelse kind dat in je leeft haal het eens naar boven en de mens, geloof me, hij is niet zo slecht als je maar in vriendschap blijft geloven
je hoop is nog niet begraven alleen wordt het een beetje anders dan je dacht misschien moet je eens in het potje roeren dan zie je hoe het geluk ergens op je wacht
vroeger was ik klein en heel verlegen wou zo graag het grote meisje zijn dapper had ik in mijn boekentas gelegd heel alleen zou ik de weg wel vinden niemand moest me komen halen klein meisje was echt waar "groot genoeg"
toen de schoolbel met een hels kabaal de meisjes braafjes uit de klas liet gaan zat een kindje heel alleen op een bankje in de gang huilde bittere tranen van verdriet dapper was ineens zo klein geworden zag dat niemand op haar wachtte
"groot genoeg" was terug het kleine meisje en durfde niet alleen naar huis te gaan
mijn pas gehuilde tranen lagen kriskras op de grond moedeloos te bekomen in hun tocht naar reddeloos verloren huiverend klampten ze zich vast aan het laatste beetje nattigheid nog even en ze droogden uit als parels voor de zon
ze mompelden over de zin van hun bestaan de kleinste wilde weten welk leed de grootste had gekend
plots kwam ik aangelopen liep al joggend in het rond hijgend zochten ze naar een houvast wilden zo graag oogvocht zijn
mijn kijkers waren opgedroogd ik liep met sterke pas te moe om mij te volgen lachte ik ze even uit
zomaar een vrouw pieker kluistert gedachten verleden was mooi heden is verdriet moedeloos en dan weer hoop als vallen en opstaan hoop brengt droom droom ziet wonder wonder is geloven geloof is wijs het verdriet maakt haar wijs
ze wil verrijzen opstaan groeien als zaad in de aarde
ik wil spelen met het kind in mij dansen in een witte jurk verwonderd kijken naar het bijtje en de bloem pretlichtjes in mijn ogen zien samen giechelen om een niets geheimpjes delen steeds steeds opnieuw de sterren tellen stiekem kijken of niemand het ziet en een snoepje pikken uit de verboden doos een liedje zingen en waarom niet hinkstap springen zo maar even gek doen en me laten gaan
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren