Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
het kind telt de uren van november nu tijd met de verveling spreekt en vriendelijkheid zijn glans verloren heeft de klok tikt de seconden weg als zwarte strepen van zijn gekraakt leven
geen open poort die zijn armen spreidt en hem laat eten van geborgenheid uitzichtloos snijdt brokken uit zijn voorzichtig opgebouwd zelfvertrouwen
om de stilte te breken hoest hij rauwe klanken op als een vogel gevallen uit het zo vertrouwde nest knaagt hij aan zijn vleugels van de pijn
nu het kind schreeuwt van de pijn de gevangene is van de onmacht en het bloed wil drinken van het mensen gedrocht fluistert de wind liefdeswoorden in zijn ziel
is het een ijlen in de duisternis of wordt het kind beschermd met de mantel van genegenheid ? spelen kleine vonken van de hoop met de eenzame ziel ? brengt een gevoel van warmte hem in vervoering ?
heel even ontmoette ik het geluk Het kwam me zo maar tegen, fluisterde heel zachtjes, ik voelde zo zijn kracht het deed me plots beseffen dat pijn en onmacht soms bij je komen wonen, je doen groeien tot je plots gaat openbloeien naar een nieuwe wereld waar geluk weer je vriendje wordt
een vleugje werkelijkheid overgoten met een sausje fantasie een scheutje herinnering gemengd met emoties een beetje toekomst kijken en opgekropt verdriet verteren dit alles omtoveren tot woorden en een nieuw gedicht is geboren
rare kronkels dansen in je hoofd ze zoemen in als bijen gunnen je geen rust draaien in het rond alsof je hoofd gaat barsten je voelt prikkels keer op keer het wordt te veel hoor ze vechten binnen-in wanhopig kijk je me aan met een blik van niet meer kunnen
ik wil je helpen, meer dan ooit alleen begrijp ik je hersenspinsels niet
ik kijk toe
voel enkel je verdriet pijn snijdt wonden diep in mij omdat ik je niet helpen kan
opgeborgen herinneringen sprongen uit de oude doos jarenlang veilig slapend als een vergeten diamant in de geest van het verleden en gekoesterd in het vergeten heel alleen stil leed gedragen in het eenzaam zwijgen
een enkel woord was genoeg ontketende een vonk en het vuur van oude pijn schroeide de memorie onrust kwam de slaap verstoren en het woelen werd zijn metgezel de parel zolang opgesloten in het brein werd opnieuw een naam
ik rust in de zetel van gezelligheid voel me geborgen in de armen van de troost en krijg kriebels van het goed gevoel de vriendschap dekt me toe met tederheid en vlakbij staat de liefde te blozen
het treuren heb ik in de hoek gezet met mijn verdriet kan ik leven en de pijn kus ik vaarwel ik nestel me in de vleugels van de toekomst en begroet heel intens mijn grote droom
toen het uur van waarheid sloeg kruiste je mijn weg je trok je terug buiten mijn bereik te laf om de woorden te spreken die me de grond in boorden
woorden van niet geloven gevoelens van niet kunnen sijpelden langzaam door mijn brein de fundamenten die reeds op losse schroeven stonden wankelden en zochten angstvallig naar een houvast
en jij te laf om taal te spreken vluchtte als een lafbek naar je kantoor
nu duister donker wordt en ik mijn ogen sluit wil ik even met je praten stil zijn in mijn stilte
soms denk ik even ben je er nog voor mij als zorgen me omringen en de put steeds dieper wordt ik kan niet slapen met de pijn hij geselt me en zuigt met al zijn kracht het levenssap uit mij
kun jij me zeggen hoe ik verder moet ik beef en ben zo bang de nacht verstikt me is zo donker en zo eng
blijf je bij me heel de nacht dan kan ik praten en zie geen boze mannen op het behang misschien kan ik even tot je bidden geef je me dan wat extra kracht zodat ik morgen met de schoenen van "ik zie het zitten" het mooie pluk van de nieuwe dag
dan schrijf je de laatste woorden in het boek je doet het dicht en denkt nooit meer in je agenda van de planning staan blanco bladzijden die niet weten hoe de tijd te vullen onbegrip brengt chaos in je hoofd nu toekomst zoekt naar een weg waar hij een nieuwe brug kan bouwen
je vraagt naar het waarom de vraag lijkt te zweven tussen gisteren en vandaag en vindt geen daarom
een verlangen diep in mij borrelt op als bruisende parels van champagne ik wil proeven van de zoete drank van heimwee en me geborgen voelen in het kleine meisje van weleer dat troost zocht bij haar troeteldiertje en het lappendekentje van de slaap het kleutertje uit de kindertijd en de moeder die haar troostte zijn beelden die ik niet vergeet
soms wil ik in het verleden duiken niet meer leven in vandaag kindje zijn was spelen en niet denken niet wetend wat het echte leven is onbezorgd en zonder pijn gewoon een heel lief meisje zijn
toen je klein was las ik voor jou een verhaaltje uit het grote sprookjesboek ik leerde je de goede fee kennen die samen met haar elfjes danste in het elfenbos je geloofde in het sprookje van de boze heks een beetje bang zocht je handje bescherming in mijn hand
nu is storm in je komen wonen door een felle windstoot is je sprookjeswereld als een blokkentoren ineengestort moeizaam klauter je uit je diepe dal wees maar niet bang mijn hand helpt je naar omhoog dan vertel ik jou het sprookje van een lieve jongen en zijn toverfee de toverfee zal altijd blijven waken en hem troosten in zijn harde strijd
je mag me best geloven heel soms wordt een sprookje waar
alleen met de stilte breekt een rilling in je los van de huiver die je omhelst je hoort niets - niets dan stilte en het bonken van je hart je gevoelens krijgen vrij spel ze vertellen het verhaal van je diepste ik
een verbondenheid met de stilte de stilte die jij alleen kunt horen want het zegt niets
helemaal niets
geen gefluister geen zuchten van de wind alleen jij en het alleen-zijn, het samenspel met niets
hoop was steeds in de buurt de deur op een kier zo stond hij te kijken lange tijd had hij getwijfeld hoopte zo dat hij kon blijven nog even - dacht de hoop - laat me nog heel even hopen wie weet maak ik alles weer goed
maar plots werd hij zo moe voelde zich oud en afgeschreven vol droefnis schudde hij het hoofd deed de deur dicht en ging weg
wat doe je met gevoelens als ze plots niet willen en een andere koers gaan varen ze botsen met het verleden en toekomst kijkt twijfelachtig je grens verleggen staat op een kier maar wat moet je ermee in een hoek staat het gewone geduldig op je te wachten ergens in de verte hoor je de lokroep van het onbekende je voelt kriebels diep in je ziel en de droom wuift naar jou
nog even ga je in de herfst leven en laat je de winter heerlijk dromen in de lente wordt je opnieuw geboren
vreemd hoe hij twee gezichten heeft je kent hem reeds je leven lang toch overrompelt verbazing de mensenkennis
zijn ogen lichten op wanneer hij in de tuin van de laatste rustplaats zijn jaargenoot toevallig tegenkomt herinneringen worden opgegraven ze boetseren een verhaal stenen beelden lijken even de levendige helden van weleer je hoort hoe de lach zich herstelt zijn jeugd opnieuw geboren wordt
thuis gekomen wordt hij weer de man die aandacht vraagt zijn kwaaltjes rijzen uit de grond jammer laat van zich horen hij vreest de lange avonden nu donker sombere geesten in zijn herinnering laat zweven
als het mocht ging morgen alles verder ik plukte voor jou het goed gevoel en liet je gaan met de trein van kwart voor acht dan ging je doodgewoon naar school en kwam je thuis met een boekentas vol verhalen
als het kon was morgen zonder zorgen de zon was doodgewoon een zon en de lucht zo hemelsblauw de angst was weggeveegd en de pijn bestond niet meer
als morgen komt dan nijpt de angst verlies je het vertrouwen en zie je het zwarte gat
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren