Ik ben wie ik ben Soms een lach Soms een traan Soms is er hoop Soms ben ik bang Soms voel ik verdriet Soms kan ik genieten Soms ben ik wat stil Soms denk ik te veel Ik geloof in de mens zijn ras en cultuur Ik voel me heel klein bij de pracht van de natuur Ik ben dankbaar voor de liefde en de vriendschap die je me geeft
die lange sombere gang met stoelen in het bruin het bang dat naast de mensen zit komt weer wat dichterbij
nog even en dan komt ze de vrouw in haar witte jas heel kleintjes zit hij daar te wachten tot haar stem zachtjes tot hem spreekt
was hij maar haar uitverkoren favoriet nu ze heel diep in zijn ogen kijkt helaas hij is er eentje van de zovelen en denkt waarom in hemelsnaam juist ik
het kan gebeuren op een doodgewone dag (en achteraf denk je waarom nu juist op dat moment) dan sta je op met een goed gevoel je springt in de zotte kleren en het lijkt alsof neen echt je voelt je een heel klein beetje gek
je maakt van die rare sprongen probeert een gat te boksen in de lucht je koopt blits gekleurde luchtballonnen zie ze vliegen naar die malle zon
je stille ik blijft heel verlegen deftig naast je ik-je staan ze probeert je te volgen maar aarzelt even en jij maakt van die tuimelingen en bent weg
je praat over kilometers vreten in je gekke bui zie je applaus mannetjes langs de baan ze roepen en ze schreeuwen maken je gewoonweg superactief
maar eentje staat met beide voeten op de grond blijft nuchter en zegt al lachend
een moeder is ten einde raad moe gestreden veel zorg gedragen vlucht ze in de nacht
het huis blijft heel alleen ze schreeuw verdriet echo kotst in haar gelaat pijn verkrampt zo van de pijn
een moeder denkt ik kan niet meer genoeg gemoederd ik sta nu even stil adem hijgt en loopt haar achterna ze voelt zich zo belazerd de foute genen beschuldigen haar
een moeder hapt naar adem en gaat de weg terug pijn blijft in haar buurt
een moeder dapper gaat ze verder en droomt een droom
wat in de herinnering blijft plakken zijn de flarden van paniek ogen schieten uit de kast en rollen als verdwaasde bollen op de grond wilde man schreeuwt onmacht uit en handen slaan in het wilde weg de kleur heeft zich vergist, grijs grauw en dan weer wit , vreemde dingen spoken in zijn hoofd het voelt als ontploffen en snerpende klanken gillen : stop - ik kan niet meer
uitgeput ligt hij in een plas van zilte tranen ogen kruipen in het lichaam en de rust likt aan zijn wonden
dadelijk, duurt maar heel even voor jou is dadelijk niet vanzelfsprekend je begrijpt het niet je hoofd met prikkels draaiend in het rond kan het geen plaatsje geven
ik moet voor jou hokjes bouwen hokjes met nu zus en dan weer zo klokjes in de hokjes die je zeggen dadelijk wordt nu , niet straks of dan
soms raak je in paniek als het me niet lukt en dadelijk uit mijn mond komt rollen
Ik probeer het wel maar alles in je hokjes zetten is zo moeilijk en soms vergeet ik het al eens
ze had echt gedacht dat het huis vol belangstelling op haar stond te wachten maar aan de drempel zag ze reeds hoe de deurmat met grote afgeveegde letters geen interesse schreef
meeleven had zich van deur vergist misschien was hij toevallig bij de buren de voegen sprongen uit de vergeten woorden en stilte was zo akelig dichtbij de woning met zijn hart van steen voelde koud en kil zelfs ijskoude klanken deden alsof er niets was geweest
toch was er iemand die haar met een glimlach begroette heel toevallig toen ze in de spiegel naar het zelfvertrouwen keek
ze ontmoette plankenkoorts in het rek tussen de warme spijzen een heet gevoel steeg haar naar het hoofd vuurrood kleurde snel de wangen klam zweet plakte in haar handen bibberend stond ze bijna niet meer op haar benen met fluister stem sprak ze de menigte toe
ze zag het allemaal gebeuren als in een boze droom nog even en de grote deur ging open dan gooide ze zich voor de leeuwen ze had er zelf voor gekozen maar waarom ging het zelfvertrouwen op de loop
of groeide ze nog een beetje een heel klein beetje was reeds genoeg
ze kruipt in de verveling starend naar de blanco beelden van nog te plannen tijd het stille ronken van de dag ademt verwarde klanken en laat het plan ontsporen dat ze in stilte had gesmeed
ze telt de uren van het licht het duurt nog veel te lang voordat ze in het web van de duisternis mag kronkelen als donker dan eindelijk donkert sluit ze het boek van de verloren dag en droomt ze het verhaal van Tristesse
vanochtend ben ik opgestaan met een gevoel van leegte het was alsof er iets ontbrak, kon echt niet zeggen wat ik zocht, ja tot vervelends toe, maar kon het echt niet vinden de dag duurde zo ontzettend lang, en ergens maakte het me wat bang
tot ik plotseling ontdekte hoe het nu verder moest gisteren was gisteren, is voorgoed voorbij gisteren is leegte, daar heb je niets meer aan je kunt beter in het heden leven want voor je het weet is het gedaan
als ik mijn vleugels van de pijn verberg in de mantel van verdriet en mijn jas op een verlaten plaats in een donkere kast laat rusten al is het maar voor een avond
kan ik je dan in de ogen kijken en mijn ergernis vergeten voor enkele uren niet denken aan de troost die ik niet kreeg ik zal mijn feestmasker opzetten en komedie voor je spelen
eens het doek gevallen is stap ik terug in mijn oude rol word ik weer dezelfde vrouw maar nu niet meer hopend op een woord van jou
Je hebt iemand nodig stil en oprecht die als het er op aan komt voor je bidt of voor je vecht pas als je iemand hebt die met je lacht en met je grient dan pas kan je zeggen ik heb een vriend !
Toon Hermans
Een vriend is een parel op de bodem van ze zee
Geen druppel dauw wordt voor zichzelf geboren ook jij moet anderen niet jezelf toebehoren