De rode appel lag in het gras,het moet rijp zijn en gevallen zijn.Of misschien was het zuur en gooide iemand het uit het raam. Maar een mus zag hem vanaf een tak. Hij tjilpte trots en riep al zijn vrienden. Vrienden vlogen binnen voor een etentje, terwijl hij hallo zei.Van de oom uit Brussel en de tante uit Gent En ze aten snel de rode appel.
n
|