Piet ter Borg spreekt........ De bedoeling van De Friesche Elfsteden Vistocht is, de gezellige dag vergetende, zo snel mogelijk een visje te vangen. Omdat er veel kleine vissen zijn (altijd hongerig dus voedselnijd en nog niet genoeg levenservaring om het gevaar te zien) zijn deze gemakkelijker te vangen dan een grote vis. Daarom schrijf ik dit stukje, hoe iedereen een vis kan vangen en de spanning zal verhogen. HET MATERIAAL.
DE HENGEL: In- of oversteek, beslist geen telescoop, 5 meter is ideaal met liefst meerdere topjes (versnedentopjes lekker dunen soepel, de punt moet net zo dik zijn als een haar van een harde buitenbezem). Zelf vis ik de wedstrijd met 4 topjes en daarbij ook nog een aparte hengel voor de diepe stukken. Op elk topdeel moeten 2 kikkertjes gemonteerd zijn. Mijn hengel is 15 jaar oud (koop wel een merkhengel dan kun je later altijd nog een deel bijkopen ingeval van breuk en/of verlies), leuk om te vragen als cadeautje voor je verjaardag, Sinterklaas of met de Kerst, je doet er jaren mee.
HET SNOER: De snoerdikte is het moeilijkste, zelf gebruik ik 10/100 maar ik wil toch graag 12/100 of 14/100 aanbevelen, dit om het probleem met het aanzetten van haakjes te voorkomen (ik heb hier zelf ook wel eens problemen mee).
DE DOBBERS: Zelf gebruik ik dobbers met een metalen antenne van ongeveer 10 tot 15 centimeter lang maar het drijfvermogen zit in het drijflichaam, hoe groter hoe meer lood de dobber vraagt (inzetbaar bij diep water). Vis daarom zo licht als maar mogelojk is, dit is gemakkelijk opgeschreven, maar het probleem is A: hoeveel wind staat er. Wanneer er wat wind staat moet je toch kunnen overschakelen naar een wat grotere dobberdie wat meer lood vraagt. B: Hoe diep is het water. Wanner het water wat dieper is b.v. 1 meter dan gaat het wat langer duren voor je aas op de gewenste diepte is. Dan moet je een grotere dobber gebruiken met meer lood zodat je eerder kunt beginnen met zo snel mogelijk een visje te vangen wat toch de uiteindelijke bedoeling is. C: Hoe groot is het aas. Het moet niet zo wezen dat je dobber zinkt wanneer je speelt met de grote van je aas (omdat je b.v. met een kleinstukje aas geen beet krijgt).
DE HAAK: De grote van de haak is afhankelijk van de grote van het aas dat je gaat gebruiken (je kunt geen klein haakje verstoppen in een groot stuk brood en ook geen klein stukje brood aan een grote haak hangen). Zelf gebruik ik haakje 12 tot 18.
HET LOOD: Voor mij een belangrijk onderwerp, ik vis nooit met meer dan 1 stuk lood aan mijn lijn. Ik heb de ervaring dat wanneer er twee stukjes lood op je lijn zitten er een grotere kans bestaat dat de boel in de knoop slaat. Verder gebruik ik meestal bladlood, dit is te koop in iedere hengelsportzaak. Dit is plat lood 20mm breed, 100mm lang en 0.1mm dik en is opgerold, je kunt er kleine stukjes van afscheuren of knippen(dit is beter) in een V-vorm. Het brede stuk rol je als eerste op de lijn en is het te zwaar dan knip je er een stukje vanaf net zo veel als jij vindt dat nodig is voor een bepaalde diepte. Gebruik dus bladlood geknipt in een V-vorm en knip er net zo veel af dat het drijflichaam er nog net op blijft drijven (zodat je ook met een iets groter stuk brood kan vissen).
HET UITLODEN: Probeer op ongeveer 5 centimeter van de bodem te vissen, kijk voor aanvang van de wedstrijd waar je wilt beginnen en stel daar je dobber op af, lood ook wat plekjes verder weg uit, wanneer het namelijk niet lukt iets te vangen dan kun je het daar proberen, omdat je al weet hoe diep het daar is zodat je alleen je dobber een paar centimeters omhoog of omlaag hoeft te verschuiven.
WAAR MOET JE VISSEN: Wanneer je met 30 deelnemers op een kluitje staat heb je weinig keus, probeer bij een rietkraagje of een lelieblad in de buurt te komen, gelukkig heeft iedereen hier last van. Bovendien weet je ook hoe het verleden jaar was (je kunt dit noteren wanneer je in de auto zit dan weet je het voor het volgende jaar), ik doe dit zelf al 15 jaar. Met vriendelijke Visgroeten Piet Ter Borg
|