Toen:
Ze woonde in een oud bouwvallig hutje, diep in het woud en ze verkocht kruiden om te overleven. Mensen uit het dorp waren bang van haar en beweerden dat ze een heks was.
Ze lieten haar met rust omdat ze vreesden dat ze haar toverkracht zou gebruiken en hun koeien dan geen melk meer zouden geven, hun oogst zou mislukken, hun kinderen ziek zouden worden
je wist tenslotte nooit waartoe een heks in staat was.
Niet veel later verdwenen met regelmatige tussenpozen jonge meisjes uit het dorp. Iedereen ging op zoek, huilende ouders, familieleden, buren en vrienden doorzochten het hele woud.
Elk huis, boerderij of stal werd van nok tot kelder grondig doorzocht, maar men vond geen spoor van de vermiste meisjes.
Enkele moedige mensen klopten zelfs aan bij de heks, maar door een kier van de deur zei ze bits dat er in haar huis geen jonge meisjes waren.
Toch viel het iedereen op dat de heks er steeds beter uit zag. Ze leek jonger, zelfs aantrekkelijk.
De mensen waren natuurlijk achterdochtig, maar ze konden niet bewijzen dat de heks iets te maken had met de verdwijning van hun jonge dochters.
De dorpelingen die nog jonge dochters hadden waren angstig en waakten.
Enkele weken later, midden in de nacht, stond de dochter van de molenaar plots op en wezenloos voor zich uitstarend wandelde ze naar buiten. Een betoverend lied dat voor niemand anders hoorbaar was lokte haar steeds verder.
Toevallig was de vrouw van de molenaar die nacht wakker geworden met vreselijke tandpijn en ze was in de keuken op zoek naar kruidnagel. Ze hoorde gestommel en zag tot haar verbazing haar jonge dochter naar buiten gaan.
Luid gillend riep ze haar man en samen liepen ze hun dochter achterna. De molenaar was nog in zijn nachthemd en samen probeerden ze vruchteloos hun dochter tegen te houden, maar het meisje vocht zich los met een ongelooflijke kracht en liep verder.
De wanhopige kreten van de molenaar en zijn vrouw wekten de andere dorpelingen en zij snelden de arme mensen ter hulp.
Plots gilde iemand en wees met de vinger naar een vreemd licht aan de rand van het bos. Ze volgden allen het meisje tot in een veld vlakbij het bos en zagen daar de heks staan naast een oude eikenboom. In haar uitgestrekte hand hield ze een toverstok dat gericht was op de molenaarsdochter. Uit de ogen van de heks straalde een griezelig licht en haar blik was priemend op het jong meisje gericht.
Het hele dorp was nu klaarwakker en iedereen had zich gewapend met geweren, stokken en hooivorken en ze liepen allen brullend naar de heks.
Die ontwaakte als uit een trance en vluchtte snel het donkere woud terug in.
Een boer had zijn geweer geladen met zilveren kogels, want hij wist dat enkel deze kogels in staat waren om heksen, weerwolven en andere duivels te doden.
Hij richtte en schoot, de kogel raakte de heks en ze viel gewond neer op de grond.
De razende menigte vloog op haar af en ze sleurden haar terug naar het veld.
Van hout uit het bos maakten ze een enorme brandstapel en ze bonden de heks erop vast en staken het vuur aan.
Terwijl het vuur aan haar enkels likte vervloekte de heks alle dorpelingen.
Met een ijselijke stem riep ze dat iedereen die ooit haar naam zou uitspreken voor een spiegel, vervloekt zou worden als straf voor haar verschrikkelijke dood. Hun lichaam zou ze uiteen rijten en hun ziel zou voor eeuwig verdoemd zijn. Door vuur zouden ze verteerd worden en dezelfde verschrikkelijke pijn lijden die zij had geleden. Lichaam en ziel zouden voor altijd branden en gevangen blijven in de spiegel.
Toen het krijsen ophield en de dorpelingen overtuigd waren dat de heks dood was gingen ze naar haar hut in het woud en daar vonden de graven van alle vermiste meisjes, ze waren door de heks vermoord.
Binnen vonden ze het bewijs.
Op de tafel stond een beker met een restje gestold bloed.
De heks had het bloed van de jonge meisjes gedronken om zelf terug jong en mooi te worden.
Nadien durfde niemand in een spiegel kijken, de vloek weerklonk elke nacht in hun dromen.
Alle spiegels werden weggestopt in kelders en op zolders.
Maar dat was vele, vele jaren geleden.
Enkele generaties later was iedereen de vloek bijna vergeten. Het verhaal werd nog af en toe verteld als een spookverhaal om kinderen bang te maken, maar die riepen uitdagend, het lot tartend, luid lachend de naam voor een spiegel en nooit gebeurde er iets.
Uiteindelijk geloofde niemand nog in de vloek.
Nu:
Het is nu anno 2008 en ik weet wel beter.
Ik weet dat de vloek wel werkt, want ik ben een rechtstreekse afstammeling van één van de dorpelingen langs moederskant. Van generatie op generatie werd het juiste verhaal doorverteld van moeder op dochter en van mijn moeder heb ik ook een antieke spiegel overgeërfd.
Wat anderen dus niet weten maar ik wel, is dat de spiegel er een moet zijn die ooit aan een van de oorspronkelijke dorpelingen heeft toebehoord.
Ik weet ook dat men bij kaarslicht voor die spiegel de naam moet zeggen, en de naam moet uitgesproken worden in het oud dorpsdialect van vroeger.
Ik weet dat het slecht is, en jullie zullen mij misschien niet begrijpen, maar ik hou het niet langer vol.
Ik vecht al zo lang tegen de verleiding om de spiegel te gebruiken.
Ik haat de vrouw die seffens komt, want ze pest en tart me al bijna heel mijn leven.
In een gespecialiseerde winkel kocht ik vorige week enkele kaarsen, zwarte kaarsen, gemaakt van een heel zeldzame bijenwas.
Ik heb ze daarnet aangestoken, ze branden nu op de lage kast, net onder de antieke spiegel aan de muur.
Ik heb haar gevraagd om even langs te komen.
Ze is ongelooflijk ijdel en ik ben ervan overtuigd dat ze zichzelf in de spiegel zal bewonderen.
Hoor
daar gaat de bel
. ik ga haar nu binnenlaten.
Hoe intiem zegt ze smalend zoals steeds verwacht je iemand en heb je daarom enkel kaarsen aangestoken zodat hij je lelijk oud gezicht en je rimpels niet kan zien?
Ik zwijg verbeten en zonder me een blik waardig te gunnen loopt ze net zoals ik verwachtte recht naar de spiegel, zij buigt iets voorover en kijkt bewonderend naar haar spiegelbeeld..
Ik ga een eindje van haar staan en terwijl ze zichzelf in de spiegel bekijkt zeg ik luidop de vervloekte naam in het oude dialect van mijn voorouders.
Wat ik zie doet mijn bloed stollen. In de spiegel zie ik niet langer haar reflectie maar een ander afschuwelijk, verbrand, boosaardig gezicht.
Het is het gezicht van een stokoude afgrijselijk lelijke heks .
Het gegil doet me vreselijk schrikken, ik hol weg en verberg me achter de zware gordijnen en merk dat zij niet meer in staat is om te bewegen. Angst heeft haar versteend zoals de vrouw van Lot.
Van waar ik sta zie ik vlammen uit de spiegel haar richting uitspringen.
Ik hoor het geknetter van vet vlees dat verbrandt in vuur en ik ruik de afschuwelijke geur van verschroeid haar.
Een vreselijke lach weerklinkt en uit de spiegel komt plots een hand. De lelijke gekromde vingers strekken zich uit en grijpen haar vast.
Ze wordt voor mijn ogen krijsend in de brandende spiegel getrokken.
Het gekrijs stopt zo plots dat ik weer schrik. Ik kijk voorzichtig en zie dat de vlammen verdwenen zijn.
Ook zij is verdwenen. Weg
.
De spiegel lijkt weer een gewone spiegel.
Ik neem dit geheim mee in mijn graf, niemand kent de waarheid, behalve jullie nu, maar ik ben er vast van overtuigd dat jullie zullen zwijgen
.
Maar om zeker te zijn: wees altijd op je hoede
zeg nooit mijn naam wanneer je voor een spiegel staat
..want
je weet maar nooit!