Niet alleen erg mooi gezongen, maar tevens een tekst die me nogal aanspreekt, om nogal persoonlijke redenen.
Een zelfgemaakte vertaling van deze tekst vind je op dit blog van 26 juni 2006
Dit stukje is ook weer van m'n website afkomstig. Zoetermeer, zomer 1998 of 1999
Bij ons in de buurt
Het is zondagmorgen, even
voor 12 als ik me de tijd goed herinner.
Ik sta met veel animo een
vogelhuisje te timmeren, en de randjes van het dakje moeten schuin
afgeschaafd worden.
Ik besteed weinig aandacht
aan de sirenes die ik hoor, tot mijn vrouw opmerkt dat ze erg dichtbij
zijn.
Plotseling stoppen de
sirenes, en hoor ik portieren slaan.
Nu ben ik enigzins
verontrust, en ik loop naar de straat.
Er ligt een man van nog
geen 40 op de stoep van zijn buurman.
Politie is er bij, en een
agent vraagt me een beademingsmondstuk uit het dashboardkastje van zijn
auto te halen, en wel vlug.
Ik sprint naar de
aangewezen wagen toe, en vind het ding, ook al heb ik er nog nooit van
m'n leven een gezien.
Teruggekomen open ik het
doosje met trillende handen, en leg het naast de agent neer.
De flink overstuur zijnde
vrouw van de getroffen man wordt uit de weg gehaald.
Een ziekenbroeder zegt dat
de man's hoofd achterover moet, en aangezien er verder niemand
voorhanden is kniel ik, steek mijn handen onder zijn nek, en til hem op
tot de aangegeven hoogte.
"Verder de stoep op" zegt
de ziekenbroeder, en samen met de agenten verplaatsen we hem een
meter.
Er ligt er binnen nog een,
beiden een hartaanval.
De agenten zijn al een
poosje bezig, en een wordt duidelijk moe.
Hij roept vertwijfelt of
er iemand kan reanimeren.
Niemand reageert.
Ik hou de man nog steeds
vast, terwijl één agent en een broeder hartmassage en zuurstof
toedienen.
Een ander meent dat de man
ademt, en even wordt de beademing stopgezet.
Iemand schijnt met een fel
lampje in zijn ogen.
De pupillen geven geen
enkele reaktie.
Meer materieel rukt aan,
en weer lijkt de man even te ademen.
Het zijn een paar
ongeregelde ademstoten, en zijn mond beweegt.
Ik ben hoopvol, maar de
ziekenbroeder kijkt niet blij, "dat is ????" merkt hij teleurgesteld
op, en meteen worden de pogingen hervat.
Er zijn nu meer ambulances
gekomen, en iemand neemt het omhooghouden van me over.
Mijn knieën zijn een
beetje ontveld, en hier en daar hangt er een los velletje aan mij
handen.
Mijn polsen doen lelijk
zeer, die zijn niet erg sterk, en de man is niet echt mager.
Net als de andere
omstanders trek ik me terug achter de rood-witte politielinten die
inmiddels opgehangen zijn.
Een heli wordt opgeroepen,
en inmiddels is ook de brandweer gearriveerd.
Er zou sprake zijn van een
gaslek, maar dat wordt al snel weersproken.
Hartaanval, wel
twee.
Naar verluid leefden de
twee (buur)mannen in onmin met elkaar, over een stel herrie makende
vogeltjes, en kwam de één verhaal halen bij de ander.
Beiden waren hartpatient,
en blijkbaar hebben ze zich vandaag net iets te veel opgewonden.
De man die ik vastgehouden
heb ik een stuk jonger dan ik.
Hij is getrouwd, en heeft
kinderen, jonge kinderen.
Ik zie zijn vrouw wel eens
bij de school waar mijn kinderen op zitten.
De opgeroepen
traumahelicopter circelt rond, op zoekt naar een landingsplaats.
Een omstander merkt op dat
ze altijd ruzie hadden, en dat ze elkaar aangevlogen zijn.
Dat is niet zo.
de één lag buiten en de
ander binnen, helemaal in de woonkamer.
Pissig merk ik op dat dat
niet zo is, en dat het op dit moment ook niet echt veel uitmaakt, er
liggen hier twee mensen dood te gaan.
Ménsen weet je
wel......mijn haren gaan overeind staan en mijn onderlip trilt.
Een portable defibrillator
wordt gebruikt om de man buiten weer op gang te krijgen, en na enige
tijd wordt hij in één van de ambulances afgevoerd.
Terwijl hij naar de
ambulance gebracht wordt krijgt hij nog steeds hartmassage.
Één twee drie vier vijf,
pause, één twee drie vier vijf, pause.
Ik denk niet dat dat een
goed teken is, als hij stabiel was geweest had dat niet
gehoeven.
Even later worden er
busjes de straat ingereden, en meer lint opgehangen.
De brancard wordt terug
gelegd in de ambulance.
Iemand is met dekzeilen in
de weer.
De man binnen heeft het
dus zeker niet gehaald.
Iemand van het rode kruis
hoort dat ik er even bij geholpen heb, en zegt dat ik hulp kan
krijgen.
Ik heb geen hulp nodig,
bewaar die maar voor hun familie.
Ook de helicopter vertrekt
weer, de piloot en zijn twee begeleiders rennen in hun rode overalls
weg, een scanner verteld dat ze naar de binnenhaven in Scheveningen
moeten.
Mijn vrouw roept de
kinderen, ze moeten eten.
Ik schaaf nog even
lusteloos iets van een stukje triplex af, maar ga dan naar boven, naar
zolder, waar mijn computer geduldig en gevoelloos mijn verhaal
aanhoord.
De vogeltjes fluiten, de
zon schijnt, en kinderen lachen alweer in de straat.
"Koffie" roept mijn vrouw,
en ik ga naar beneden.
Ik ruik aan mijn
handen.
Ik herken de lichaamsgeur
van de man die zojuist afgevoerd is.
Voor ik mijn handen was
ruik ik nog een paar keer goed aan mijn handen, wellicht ben ik de
laatste die dat ruiken kan.
Ik ga even buiten zitten,
maar pak dan mijn koffie op, en ga weer naar boven.
Ik ben nog niet
klaar.
Niet met de man op de
stoep, niet met zijn opponent, niet met zijn of hun kinderen, niet met
zijn of hun nabestaanden.
Er prikt iets in mijn ogen
en even moet ik stoppen met typen.
Wat een verdomde
klotereden om dood te gaan.
Een paar
rotvogeltjes.
Was dat het nou waard
?
Één, waarschijnlijk twee
doden, en zeer zeker twee gezinnen waar van het ene op het andere
moment de bordjes drastisch verhangen zijn, nooit meer iets
hetzelfde zal wezen.
Kan ik mezelf dwingen om
het te vergeten ? Ik kan het me in elk geval veroorloven.
Zij kunnen dat niet, en
moeten er de rest van hun leven mee verder.
Ik heb geen hulp nodig,
maar ja, ik heb dan ook goede buren.
Naschrift: Beiden waren
inderdaad overleden.
De aanleiding was geen
ruzie, maar gewoon iemand die een hartaanval krijgt, en iemand die te
hulp schiet, en er zelf ook een krijgt, ondanks de ruzie die er wel
degelijk tussen hen was, maar niet de aanleiding van hartaanvallen
was.
Het blijft
hoe dan ook oneerlijk.
Ik heb geen hulp gezocht,
er zijn af en toe momenten dat ik dat betreur.
In een onbewaakt moment liet je me naar binnen kijken.
In je iglo, gesneden van zachte sneeuw, verworden tot hard ijs.
Binnen in je koude hut vind je bescherming tegen de nog grotere kou die de wereld omvat.
Kom naar buiten eskimo, hier vriest het niet.
De Jager
Het is jouw woud, het zijn jouw pijlen, het is jouw boog.
Niemand waagt zich in jouw woud, uit angst dat je zult doden.
Maar ik waag me wel in jouw woud, en ik ben niet bang.
We zullen elkaar tegenkomen, maar je kunt me niet raken.
Want je wilt me niet raken.
Oud Knuffelbeest
Je ligt op straat, mist ledematen en je vulling is dun.
De ijzige winterwind heeft je versleten vacht wit berijpt en hard gemaakt.
Maar niet alle stro van binnen is hard bevroren.
En er is een kind dat je vind
dat geen angst heeft voor slijtage of kou.
Samen is het heerlijk warm.
De Mens
Met de rug tegen de muur, dreigend.
Recht voor zich de massa die niet durft te naderen.
Maar ik nader van opzij
en verzorg je wonden.