9 Januari 2007
Hee grote broer. Ik ben al jaren een paar cm. groter dan jij. Maar toen we kind waren natuurlijk niet. Ik: klein, tenger, terughoudend, vaak wat bangelijk. Jij: groot, sterk, branie en bravour. Als ik op school geplaagd werd kwam jij voor me op. Jij liet niet met je sollen, door niemand. Dreef je leraren tot wanhoop, want zo'n charmante belhamel kan je moeilijk streng straffen. Goed stel hersens ook. Terwijl ik traag van begrip was, was jij in veel dingen haantje de voorste. Ik leerde moeizaam, jij leerde makkelijk. Ah ! wat kon ik tegen je opkijken. Als Pa thuis was, was je de pineut, hij die blafte je af, maar zolang hij er niet was hadden we het tof samen. Jij en ik, en Moe dus. 'S nachts, toen we op de zelfde kamer sliepen lagen we vaak na te praten over de dagelijkse dingen, op onze kinderlijke manier ernstig, of zo erg giegelend dat Moe kwam vertellen dat we moesten slapen. Of, wanneer Pa en Moe weer eens ruzie hadden, beiden zwijgend, angstig. Onuitgesproken troost. Één keer probeerde je op te komen voor Moe, toen hij dreigde haar te slaan. Resultaat was dat jij de klap kreeg. Maar tegen de verdrukking in waren we broers, hoe Pa ook probeerde te stoken. Toen Arie je regelmatig op kwam halen van school stelde ik daar geen vragen bij. Wist ik veel? We waren broers, en zelfs toen Arie je vader bleek te zijn bleven we broers.
Op een zeker moment begon je met gasten om te gaan die ik niet mocht. Eerst figuren als Hans Meiboom en later Olav Henkelman. Jointje hier, pilletje daar. Samen met Louis LSD uitproberen. Toen je op jezelf ging, in Den Dolder was het hek van de dam. Ik kende je amper meer. Maar ik nam het altijd voor je op als er weer 'ns iemand wat te vertellen had over je. Lange periodes was je uit zicht. Dan ineens was je er weer, en gingen we verder waar we gebleven waren. Ach, ik nam aan dat het allemaal we mee zou vallen. Per slot was ik zelf ook regelmatig stoned en dronken tegelijk. Alleen weigerde ik het "grote spul" en toen ik eenmaal een jaar of 21 was kostte het me geen enkele moeite om in te zien dat het eigenlijk allemaal niet leuk was, helemaal niet leuk zelfs. Het laatste potje hasj verdween met een lange boog in zee, ergens in Denemarken, en m'n maatje en ik kapten er mee, het was leuk geweest. Die grens heb jij niet kunnen vinden. Ondanks dat we steeds meer van elkaar vervreemdden bleef ik naar je uitkijken. Want je bleef die scherpe, sterke grote broer. Na zo'n lange periode van afwezigheid vielen we weer in elkaars armen, een enkele keer jankend. En in de periodes dat het goed met je ging was je beslist iemand om rekening mee te houden. Onverwoestbaar, snel als een kat en sterk als een beer. Maar het leven zelf begon je in te halen, zijn tol te eisen. Niet alleen stelde je lichamelijk niet veel meer voor, ook je geest ging achteruit. Waanzinnige plannen, idee-fixes die er niet uit te kletsen waren. Je luisterde amper meer naar wat er gezegd werd, je hoorde alleen wat je wilde horen, en de rest ging volkomen langs je heen. Twee weken geleden kwam alles in een stroomversnelling. Je lever geeft het definitief op.
Vandaag was ik met je in het ziekenhuis. Broos, breekbaar, uitgeteerd, op. Je was boos op alles en iedereen. Overal commentaar op, soms genant luidkeels. Wel scherp, dat wel. Maar ik proefde angst. Achter je grote mond, zelfs in dit stadium zit angst. Je verbergt je angst achter een fa,cade van branie en bravour. Vertel eens grote broer, is dit de waarheid achter je hele leven? Ben je in werkelijkheid altijd net zo bang geweest als ik? Alleen leerde ik mijn angsten onder ogen te zien -grotendeels dan-, en leerde het hanteren. Jij hebt je bekwaamd in het onderdrukken, weglachen en ontkennen van angst. En uiteindelijk zelfs van de volledige realiteit.
Maar je weet dondergoed in welke realiteit je nu zit. En nog probeer je het te ontkennen, te ontvluchten in een roes van alcohol en slaap. Terwijl je dondergoed weet dat de naderbij schuifelende dood bij elke slok drank een grotere stap neemt.
Er is geen behandelplan. Alleen medicijnen en spullen om de verschijnselen te onderdrukken. De internist zei letterlijk: "aan het eind van je latijn". Je bent stervende. Je doet alsof het je niet kan schelen. Ik geloof je. Ik denk dat je de dood in z'n gezicht zal spugen als hij voor je staat. Onbeschaamd lachend, uitdagend, "pak me dan!". Want dat heb je jezelf geleerd.
Hoe lang nog grote broer? Maanden? Weken? Dagen?
Ik weet dat ik niet alleen voor mezelf spreek als ik zeg dat ik je nog niet kwijt wil. Blijf nog even, grote broer. We hebben je nog nodig.........
10-01-2007, 00:30 geschreven door Caerwyn
|