Vrijheid van onze wil ???
Wat is de wil en wie of wat gebruikt de wil? Volgens het woordenboek is de wil een mentaal vermogen dat bewust wordt gebruikt om te besluiten op welke manier men zal handelen. In de filosofie wordt de wil beschreven als een vermogen om te kiezen waarbij de mens, gebruikmakend van zijn vrijheid van handelen, de mogelijkheid heeft om beslissingen te nemen. In de theosofie wordt de wil omschreven als een neutrale kracht die door het denkvermogen kan worden gebruikt voor goede of slechte doeleinden. Hij behoort tot het gebied van bewustzijn en intelligentie waar we kwaliteiten zoals altruïsme, mededogen, liefde en vergevensgezindheid aantreffen.
Als we kijken naar het kleinste levende organisme staan we verbaasd over het levensraadsel. Zelfs een microscopisch kleine hoeveelheid protoplasma vertoont groei, voortplanting, beweging, en kan zich voeden. Daarmee vergeleken is de mens een complex wezen, en de enige manier om het levensraadsel op te lossen is door onszelf te onderzoeken en te aanschouwen hoe ver de wil in ons bewustzijn doordringt en hoe hij zich aan onze innerlijke zintuigen kenbaar maakt. Wanneer we onszelf onderzoeken, ontdekken we dat we niet slechts wezens van vlees en bloed zijn, maar ook een ‘samenstelling van begeerten, hartstochten, belangen, stemmingen, meningen, vooroordelen, beoordelingen van anderen, voorkeuren en aversies . . .’ Deze samengestelde bundel van kwaliteiten hoort bij het vergankelijke zelf.
Het oude Hermetische gezegde: ‘Achter de wil staat de begeerte’, duidt erop dat de wil een kracht is die door begeerte in beweging wordt gezet. Begeerte staat centraal in de constitutie van de mens, en afhankelijk van de hoeveelheid geestelijke ontwikkeling die de monade heeft doorgemaakt, kan de begeerte opstijgen naar het geestelijke of afdalen naar het dierlijke. Bijvoorbeeld: begeerte is in dieren een instinctieve kracht omdat ze nog niet voldoende zelfbewustzijn hebben ontwikkeld, terwijl ze in de mens een intuïtieve of verstandelijke kracht kan zijn. De meeste mensen schijnen te leven in en naar hun begeerten, en verwarren die vaak met de wil. Begeerte verandert voortdurend en is onstabiel, terwijl de wil constant en stabiel is, een spirituele kracht in ons wezen. In ons dagelijks leven hebben we vaak niet genoeg wilskracht om een week lang één pad te volgen, laat staan een jaar.
Zowel wil als begeerte zijn creatieve krachten; ze vormen ons en onze omgeving. We vormen ons overeenkomstig het beeld van onze begeerten, maar door onze wil te gebruiken zouden we ons kunnen vormen naar het beeld van het goddelijke. We hebben een tweevoudige plicht: ten eerste om onze wil te wekken en sterker te maken door hem te temmen en te gebruiken en hem de absolute leiding in het lichaam te geven; en ten tweede om onze begeerte te zuiveren. Om dit te bereiken hebben we twee werktuigen nodig: kennis en de wil. Kennis geeft ons een basis voor groei en het bereiken van wijsheid; en als de wil onzelfzuchtig wordt gebruikt, stimuleert hij geestelijke groei.
Naast de wil en begeerte beschikken we over andere belangrijke vermogens zoals verbeeldingskracht en discipline. De verbeelding is een vermogen dat, wanneer het door de wil wordt gebruikt, creatieve krachten opwekt en wat door deze wordt voortgebracht. Pythagoras noemde de verbeeldingskracht de herinnering van onze vroegere levens. Ze kan worden gebruikt voor het vergeestelijken, maar ook voor het verstoffelijken, van beelden die in het denkvermogen zijn gevormd, om de gevolgen teweeg te brengen die we verlangen, goede of slechte. Ze kan ons overheersen en ons binden aan de illusies die we hebben gecreëerd, of als we dit vermogen gericht gebruiken en weerstand kunnen bieden aan haar fantastische ingevingen, een krachtig instrument worden om ons leven en onze bestemming vorm te geven.
Discipline is een woord dat we associëren met training in zelfbeheersing en is iets dat we zien als een beperking van onze vrijheid; maar zoals Swami Ranganathananda opmerkte, ‘De slaaf stoort zich aan discipline, de vrije mens verwelkomt echter elke gelegenheid tot zelfdiscipline. . . . [Ze] is de weg om wilskracht te krijgen, ruimdenkende sympathie, een edel karakter en daardoor in alle opzichten een sociale en geestelijke doelmatigheid’ (The Message of the Upanishads, blz. 202). Discipline bevrijdt ons uit de slavernij van onze begeerten, en is essentieel voor menselijke groei:
De wil is werkelijk overal en door iedereen te gebruiken, en we moeten leren er verstandig mee om te gaan en onze begeerten te beheersen. Wie is eigenlijk verantwoordelijk voor hoe we leven en wie we zijn? Niemand anders dan wijzelf.