De Winter
Je bent nu nergens meer te zien, nergens meer te bekennen. Van alle dingen die ik zie, kan ik niets van je herkennen. Want het is koud, overal is het wit en het is glad. Bah, wat zou ik blij zijn als ik jou weer had. Maar dat duurt nog maanden, zover zijn we nog lang niet. De vogels zijn weg, nergens hoor je hun lied. Feitelijk moet de winter zelfs nog beginnen, we zitten dus nog máánden binnen. Te wachten tot de kou voorbij is, en de vogels weer gaan fluiten. Want dan kunnen we weer met z´n allen in onze korte broek naar buiten. ***
|