Een fout die dikwijls gemaakt word als we spreken over opstanden in landen in Afrika en zolang nog niet geleden in Europa (de Balkan) Is dat deze landen bestaan uit verschillende volkeren. Noem het stammen, clans of culturen (godsdiensten) die moeilijk met elkaar te verzoenen zijn. Daarom was een dictator lang de beste partner voor het westen, als aanspreekpunt en zekerheid om op economische vlak samen te werken. Tijden veranderen volkeren worden mondiger, de wereld wordt kleiner, iedereen eist zijn recht van menswaardig bestaan op. Gevolg: revoluties die overslaan van land naar land, alleen de opposities zijn in de beginnen niet gestructureerd en slechts een wilde bende dat maar om zich heen slaat. De westerse wereld wil wel graag helpen maar wil niet zo snel gezichtsverlies lijden omdat ze vorig jaar die verguisde dictators nog in hun armen sloten. Of zo een opstand nu direct een oplossing biedt voor een land is nog maar de vraag. Ook bij de opstandelingen zijn verschillende stammen of clans, die nadien nog moeten overeen moeten komen om een land te besturen. Wie levert de regering, de president en hoe pakken zij de natuurlijke rijkdommen aan die tot nu in handen waren van de dictator en zijn familie met de technische hulp voor de exploitatie van het westen. Iedereen kijkt de kat uit de boom om toch maar hun economisch belangen niet te verliezen. Of het nu gaat om petroleum in Irak, Iran, Libië enz. of kobalt en diamanten in Congo. Tussen economie en mensenrechten staan dikwijls wapens en onbegrip in de weg. Cis