+ Poëzie
De tijd loopt naar me toe om hem niet bij te houden, de wijzers van de
klok kunnen niet worden geremd. Mijn gevoelens zullen
moeten blijven, in een wereld waarin de draad verscheurd is.
En ik ben bang terug te kijken naar God. Herinneringen in mijn hart.
En ik ben niet op zoek naar een weg terug, alleen vanwege het feit
dat ik het niet kan vinden. Het verleden in het verleden, het is daar
een plaats. Maar in het heden wil ik niet leven. De wil is zacht en
ziet eruit als een deeg, en op het kruisbeeld zie ik een droom.
Te geloven is moe en niets meer. Geloof als vlees is al lang verkocht.
De zonde is bedekt met valsheid en leugens, en hoe worden
geschenken aan ons gegeven. In het geheugen alleen
gezichtsloze gezichten, in plaats van namen alleen nummers.
Ze worden naar beneden getrokken door touwtjes. Ze zijn al
lang vergeten hoe ze moeten bidden. Alleen vloeken zijn
van de lippen te horen. Iedereen had vroeger een beschermengel,
nu alleen demonen achter onze rug. We weten niet eens wie de
verlosser nu is, hoewel er nog maar één geloof is geweest.
Er is redding, maar we streven er niet naar,stom genoeg varen we
langs de rivier. Alleen in een droom droomt het soms, maar God
zal ons de hand geven. Hij zal ons alles vergeven.
|