17
Acht jaar leef ik in schoonheid op een majestueuze hoogte. Vanuit het raam zie je de blauwe baai. Daarin de maan in gouden overloop. En een bloeiende golf van dorpen kleuren overstroomt ons in mei, en dan zijn de buren allemaal thuis. Omdat zo geurige dromen, zijn het geen lila bloemen. Daarom, in de verrukking van het hart, constant kleuren ademhalen. En in de winter voor maanden sneeuw, ski, laarzen, slee, sneeuwstorm. De kachel is heet. Klassieke boeken zijn duidelijke toespraken. Er is geen verveling, gek worden, de natuur zelf is tenslotte bij mij. En degenen die erin slaagden om dichter bij haar te komen, worden duidelijker. Nee, het trekt me niet naar steden, waar de "gouden horde" heerst. De geest is zielloos, de waanzin van het hart is meer zichtbaar voor mij uit iemands wildernis. Ik ken iedereen in het dorp. En schoenmaker is een visser de bakker en de boeren. En wie trekt geen tavernes aan, wie dichter zijn, zijn vissers. Het is saai om te leven zonder kranten. Als dat zo is, geef ik de mijne. Zonder paard en zonder wiel gaan we naar de meren in het bos om te vissen, brood in de zak te nemen en terug te keren naar de diepe duisternis. En met mij voortdurend zij, die voor mij, zoals de natuur, zachtaardig is, wiens enige ware geest. Het meer, het gekraak van de blauwe ruis kibbelt. Ik leef en adem de natuur, ik schrijf op een inspirerende en eenvoudige manier. Mijn hart opzettend in eenvoud, ik leef op aarde in schoonheid.
|