+ Poëzie.
Liefde, zoals een roos, een rode roos. Bloesems in mijn tuin. Mijn liefde is als een lied, waarmee ik onderweg ben.
Sterker dan je schoonheid. Mijn liefde is één. Ze is bij je tot de zeeën. Droog tot op de bodem zijn.
Droog de zee niet, mijn vriend, verkruimel geen graniet, stop het zand niet, en hij rent, net als het leven.
Wees blij, mijn liefste. Vaarwel en wees niet verdrietig. Terug naar jou, ook al zou de hele wereld me moeten passeren.
We zullen hier zitten, bij deze wilg, wat een prachtige draai op de schors rond de holte. En onder de wilg hoe mooi de gouden overvloeit van de stralen van trillend glas.
Takken van sappige bogen gebogen over het water, als een groene waterval. Zo leven als een iglo, alsof ze ruzie maken tussen henzelf, laat het water maar pletten.
In deze spiegel onder een wilg zag mijn oog naar jou figuur leuke kenmerken. Verzacht uw blik trots. Ik huiver, we kijken, gelukkig. Enkel het water moesten we van ons af wiegelen.
|