+ Poëzie.
Voor het feit dat ik in de wereld onhandig leefde, omdat ik je niet diende voor een leugen, omdat ik een hemels
lichaam had, verwonderde ik meover je wonderlijke wonder. Voor jou, uitgeput, zullen handen rekken.
Met zo'n pijnlijke liefde om te omhelzen, zal ik opnieuw voor Hem gaan, zodat ik Zijn kruis opnieuw mag ontvangen.
En het vuil op uw wegen is niet zoet, en uw magere klei is solitair. Met tranen van soldaten. En de weduwe van dodelijk verdriet is sterk.
Er is geen vrijheid in de natuur, de verleiding is verdwenen,
het is niet nodig om het novemberbos te verwarren.
Bevroren in sterfelijke schaamte. Over hun eigen gebladerte
Espen ondersteboven. En op de grond,van de gevallen
eikels snauwend. En de eik in de kaftan is aan flarden.
Het is klaar, voor de dood, zoals de eik en de hazelaar.
Vaarwel, de pracht van de populier.
Esdoornuitslag springen, trillen. In een kruik
zuurstof is het gewicht aan het vervallen.
Wat voor soort vrijheid is er, wanneer de winter
in het bos is. Om het novemberbos te verwarren.
|