+ Poëzie.
Gedicht over mezelf ...
Ik ben niet bang voor de dood. Oh nee! Ik ben bang om volledig te verdwijnen. Ik wil dat mijn inspiratie werkt. Ooit heb ik het licht gezien. Ik wil, en opnieuw belemmeren. Waarom? Wat voor goeds zal het mij doen. Mijn vernietiging zal worden volbracht in een vreemd, onbekend land. Ik wil niet tussen jou in rondzwerven. Of klonk ik als strijkers, werd de zanger gemaakt? Is inspiratie of passie me naar het graf geleid? En er is niet genoeg kracht in mijn hart, ik houd van de martelingen van de aarde. En dit beeld, hij is achter mij. In het graf probeert hij te ontsnappen, naar de plaats waar hij me beloofde om u een plaats te geven voor eeuwige rust. Maar ik voel: Er is geen vrede: En daar, en daar zal het niet zijn. Die lange, die wrede jaren die mij nooit zullen vergeten.
En toch: De straat viel door als een syfilitische neus. De rivier is wulpsheid, die uitgroeide tot kwijlen. De tuinen wierp de was weg tot het laatste blad en blies slecht in juni. Ik ging naar het plein, legde de geschroeide wijk op zijn hoofd als een rode pruik. Het is eng voor mensen ik hoor geen kreet uit mijn mond. Maar ik zal niet veroordelen, maar ik niet invallen als een profeet, bloemen geplaveid met me op te sporen. Al deze, die gefaald hebben met hun neus, weten: Ik ben je dichter.Als herberg ben ik bang voor je vreselijke oordeel. Ik ben alleen door de brandende gebouwen, prostituees, als een schrijn, zullen ze in hun armen dragen en God in hun verdediging tonen. En God. zal over mijn boek huilen. Geen woorden, krampen, aan elkaar geplakt met een knobbel, en zal over de hemel rennen met mijn gedichten onder zijn armen, hijgend, lees ze aan mijn vrienden.
|